35 006 Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 18 oktober 2018

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet. Deze leden hebben nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet. Deze leden hebben enkele vragen over de wetswijziging en de wet.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie nemen met genoegen kennis van de Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet. Zij zijn van mening dat deze wetswijzing al nodig was sinds de invoering van het verbod op de pelsdierhouderij en zijn dan ook verheugd dat het er eindelijk van is gekomen. De leden hebben geen verdere vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet.

1. Doel en aanleiding

De leden van de CDA-fractie vragen de regering de noodzaak toe te lichten van het voorliggende wetsvoorstel. In hoeverre zijn de voorliggende extra sancties echt nodig om handhaving van de wet te bewerkstelligen? In hoeverre hadden de voorgestelde sancties sinds de inwerkingtreding van de wet toegepast kunnen worden? In hoeverre is dat in de toekomst naar verwachting nodig?

De leden van de D66-fractie ondersteunen de wijziging van de wet in het kader van dierenwelzijn en onderschrijven het belang van effectieve handhaving. Deze leden wensen echter wel meer inzicht te krijgen in de context van de totstandkoming van de wetswijziging. Kan de regering inzicht verschaffen in de aanleiding voor het opstellen van dit wetsvoorstel? Hoeveel pelsdierhouderijen zijn er op dit moment in Nederland en hoeveel overtredingen hebben er plaatsgevonden in de afgelopen vijf jaar? Is er sprake van regelmatige overtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij?

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

2.1 Achtergrond en inhoud van de Wet verbod pelsdierhouderij

De leden van de VVD-fractie lezen dat de wijziging van deze wet ervoor zorgt dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegdheid krijgt tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van de Wet verbod pelsdierhouderij. De Wet verbod pelsdierhouderij is op 15 januari 2013 in werking getreden. Deze wet verbiedt het houden, doden of doen doden van pelsdieren en in Nederland betreft dit dus de pelsdierhouderij. De pelsdierhouderij is een economisch gezonde sector waar het dierenwelzijn hoog in het vaandel staat. De leden van de VVD-fractie vinden het nog steeds betreurenswaardig dat met het verbod op de pelsdierhouderij vele economisch gezonde bedrijven moeten stoppen met hun activiteiten. Het is wrang dat met een summiere regeling de ondernemers het spreekwoordelijke bos in worden gestuurd. In de afgelopen maanden is duidelijk geworden dat dit voor heel veel leed bij de betrokken ondernemers, de medewerkers en hun gezinnen heeft gezorgd. Ondernemers die hun pensioen zien verdampen, medewerkers die hun baan verliezen, gezinnen die hun plek waar ze vaak jarenlang gewoond hebben, moeten verlaten. De leden van de VVD-fractie realiseren zich dat deze wetswijziging het verbod niet ter discussie stelt maar zij vragen de regering of zij op de hoogte is van het groot persoonlijk leed en drama op de verschillende bedrijven. Kan de regering aangeven wat zij met de signalen, die ook de regering hebben bereikt, heeft gedaan? Op welke manier kan de regering de pelsdierhouders tegemoet treden om het leed enigszins te verzachten, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

2.2 Huidig handhavingsinstrumentarium

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om aan te geven hoeveel overtredingen er hebben plaatsgevonden waarbij onvoldoende handhavend opgetreden kon worden. Wat is de aard van de overtredingen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering om een nadere toelichting op de voordelen voor de overtreder die een overtreding kan opleveren. Hoe groot is een eventueel financieel voordeel, afgewogen tegen de strafrechtelijke sanctie? Hoe vaak hebben de huidige sanctiemogelijkheden tot nu toe in de praktijk tekortgeschoten?

2.3 Aanvulling handhavingsinstrumentarium met bestuursrechtelijke herstelsancties

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat een wet die door het parlement is vastgesteld gehandhaafd moet worden. Daar dienen voldoende instrumenten voor beschikbaar te zijn. Kan de regering motiveren waarom deze wijziging van wet noodzakelijk is? Waarom zijn deze instrumenten niet eerder meegenomen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie lezen in het voorstel van wet dat dit de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen aan pelsdierhouderijen. De leden erkennen de meerwaarde die bestuursrechtelijke sancties bieden ten opzichte van strafrechtelijke sancties vanwege het herstellend effect van deze maatregel. De leden steunen het doel dat met deze middelen bereikt kan worden. Wel zien deze leden dat er in het strafrecht voldoende waarborgen zitten ten behoeve van een zorgvuldige procedure. Kan de regering nader toelichten op welke wijze ook in bestuursrechtelijke procedures een passende zorgvuldigheid in acht genomen wordt?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in welke situaties de regering verwacht op te treden door middel van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Welke criteria worden gehanteerd bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom?

3. Verhouding tot andere wetgeving

3.1 Verhouding met het strafrecht

De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de bestuursrechtelijke herstelsancties aanvullend zijn op de reeds bestaande mogelijkheden tot het opleggen van strafrechtelijke sancties ter handhaving van de wet. In sommige gevallen is het niet ondenkbaar dat beide type sancties aan een pelsdierhouder worden opgelegd. De leden vragen of de regering meer helderheid kan geven in welke situaties zij wil handelen door middel van haar bestuursrechtelijke herstelsancties, in welke situaties zij de strafrechtelijke procedure wil volgen en in welke situaties ze beide type sancties toepasselijk acht.

Aanvullend vragen de leden van de D66-fractie of de regering een indicatie kan geven hoe vaak zij verhoudingsgewijs verwacht haar bestuursrechtelijke sancties in te zetten en hoe vaak de strafrechtelijke procedure gevolgd zal worden. Kan de regering daarnaast ook aangeven of zij binnen haar bestuursrechtelijke bevoegdheid verwacht vaker een last op te leggen onder bestuursdwang of onder dwangsom?

3.2 Verhouding met de Algemene wet bestuursrecht

De leden van de D66-fractie constateren dat er voor het bepalen van de hoogte van een last onder dwangsom geen standaard is vastgelegd en dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een brede discretionaire ruimte heeft in het vaststellen van de modaliteit en de hoogte van de dwangsom. De leden lezen in de memorie van toelichting dat de Minister voor het opleggen van een last onder dwangsom moet voldoen aan de voorschriften van titel 5.3 van de Awb, welk inhoudt dat onder meer de herstelmaatregelen omschrijft en de termijn vermeldt waarbinnen deze maatregelen moeten worden uitgevoerd. Hierin worden geen criteria genoemd met betrekking het vaststellen van de financiële kaders waarbinnen deze maatregelen kunnen vallen. Kan de regering toelichten welke criteria zij zal hanteren onder andere bij het opleggen van dwangsommen?

4. Overig

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij bekend is met het leed bij nertsenhouders met het huidige uitsterfbeleid, omdat zij niet de mogelijkheid krijgen om het bedrijf om te bouwen naar een andere economische activiteit. Zo ja, is de regering bereid om hierover in gesprek te gaan met gemeenten en provincies, zo vragen deze leden.

De Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij heeft betrekking op de pelsdierhouderijen in Nederland. De leden van de D66-fractie steunen de inzet van de regering om deze uitdaging op nationaal niveau aan te pakken. De leden zijn van mening dat dit ook een Europese uitdaging betreft. Kan de regering toelichten op welke wijze deze uitdaging op Europees niveau wordt geadresseerd?

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Haveman-Schüssel

Naar boven