Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 januari 2019
In het Algemeen Overleg MIVD van 1 november jl. (Kamerstuk 29 924, nr. 176) heb ik toegezegd uw Kamer een brief te doen toekomen over rechts-extremisme en salafisme
bij de krijgsmacht. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
De MIVD verricht onderzoek naar verschijnselen van radicalisering en extremisme, van
welke vorm dan ook, onder Defensiepersoneel. De ontwikkelingen in de samenleving en
de invloed hiervan op Defensie worden door de MIVD vanzelfsprekend in de gaten gehouden.
Defensie is er vanzelfsprekend op gebrand om risico’s van staatsondermijnende en anderszins
onwenselijke activiteiten, vanuit welke achtergrond dan ook, tegen te gaan (zie in
dit verband ook Kamerstuk 29 614, nr. 39, 25 februari 2016). Hiervoor bestaat een stelsel van beveiligings- en rechtspositionele
maatregelen gericht op het weren van personen die een risico vormen voor de nationale
veiligheid of de veiligheid van de krijgsmacht. Alle militaire functies en de meeste
burgerfuncties bij Defensie zijn vertrouwensfuncties. Plaatsing op een vertrouwensfunctie
gaat gepaard met een veiligheidsonderzoek. In een veiligheidsonderzoek wordt onder
andere gelet op justitiële gegevens, gegevens over deelneming aan activiteiten die
de nationale veiligheid kunnen schaden en op feitelijke gedragingen en omstandigheden.
Indien het veiligheidsonderzoek twijfels oplevert of onvoldoende gegevens oplevert
om een oordeel te geven, wordt een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) niet afgegeven
of ingetrokken. Een vertrouwensfunctie kan niet worden bekleed zonder VGB.
Voor het treffen van rechtspositionele maatregelen geldt dat er (onder andere op basis
van de (militaire) ambtenarenwet en rechtspraak) sprake dient te zijn van feitelijke
gedragingen en omstandigheden. Het aanhangen van een bepaald geloof of overtuiging
biedt geen grond voor maatregelen als ontslag. De grondwettelijke vrijheden en de
bescherming van de privacy brengen bovendien mee dat gegevens over godsdienst, levensovertuiging
of politieke gezindheid geen selectiecriterium zijn en niet als zodanig mogen worden
geregistreerd in het personeelssysteem.
Rechts-extremisme
De Staatssecretaris heeft uw Kamer onlangs mede namens mij geïnformeerd over drie
onderzoeken die Defensie heeft ingesteld naar aanleiding van voorvallen op het gebied
van sociale veiligheid en onwenselijk gedrag, in de vorm van uitingen en beeldmateriaal
met verwijzingen naar Nazi-Duitsland (Kamerstuk 35 000 X, nr. 76, 13 december 2018). De onderzoeken vinden plaats in opdracht van de secretaris-generaal
en worden gecoördineerd door de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID).
Ik kan op dit moment niet in detail treden aangezien de onderzoeken nog lopen.
De AIVD-rapportage over rechts-extremisme meldt onder andere dat binnen rechts-extremistische
kringen een polariserend discours over de islam wordt gevoerd. Hiervoor zijn binnen
Defensie geen aanwijzingen. Evenmin heeft de MIVD op dit moment indicaties dat binnen
de krijgsmacht sprake is van rechts-extremistische netwerken. Ook heeft de MIVD geen
aanwijzingen dat buitenlandse terreurcellen contacten onderhouden of onderhielden
met Nederlandse militairen. Dit sluit aan bij de constatering in het AIVD-rapport
dat slechts in beperkte mate contacten tussen Nederlandse rechts-extremisten en gelijkgestemden
in de ons omringende landen bestaan. De afgelopen jaren heeft de MIVD op basis van
incidentele aanwijzingen van rechts-extremistische uitingen binnen Defensie geconstateerd
dat in geen van deze gevallen sprake was van rechts-extremistische netwerken of terroristische
activiteiten. Ik kan in de openbaarheid verder niet ingaan op onderzoeken van de MIVD.
Salafisme
Feitelijke gedragingen die hun oorsprong vinden in een salafistische geloofsovertuiging
kunnen een dreiging vormen voor Defensie en de nationale veiligheid. Zoals gesteld
verricht de MIVD onderzoek naar radicalisering en extremisme onder defensiepersoneel.
In voorkomende gevallen zal worden bezien of, en zo ja welke, maatregelen dienen te
worden getroffen. Dit is tot op heden niet nodig geweest.
Voor een nadere duiding van het salafisme verwijs ik u naar de kabinetsreactie op
de publicatie van de AIVD en de NCTV: Salafisme in Nederland, diversiteit en dynamiek (Kamerstuk 29 614, nr. 38).
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten