Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2018
In mijn brief van 12 juli 2018, waarmee ik u het Beleidskader gemeentelijk woonwagen-
en standplaatsenbeleid aanbood1, kondigde ik tevens de nulmeting van de monitor standplaatsen aan. Hierbij bied ik
u derhalve het rapport Nulmeting woonwagenstandplaatsen2 aan3.
De monitor komt voort uit een van de aanbevelingen van de Nationale ombudsman van
het rapport «Woonwagenbewoner zoekt standplaats». De ombudsman gaf aan dat het wenselijk
is dat er een overzicht bestaat van het aantal standplaatsen in Nederland. Actuele
gegevens hierover ontbraken op dat moment. Daarom is bij alle gemeenten, woningcorporaties
en provincies gevraagd naar het aantal standplaatsen per gemeente. Op basis van de
verzamelde gegevens is het aantal standplaatsen in 2018 van 310 gemeenten vast te
stellen. Deze hebben bij elkaar 7.723 standplaatsen. Uit de monitor blijkt dat 38%
van de standplaatsen in bezit zijn van gemeenten en 47% in bezit van woningcorporaties.
De 310 gemeenten hebben bij elkaar 260 woonwagenlocaties.
Het moge duidelijk zijn dat aan het Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid
geen grondslag kan worden ontleend om zich standplaatsen zonder toestemming en de
nodige vergunningen toe te eigenen. Ook kan op deze manier niet bij gemeenten worden
afgedwongen dat zij de heroverweging van het bestaande beleid bespoedigen. Het Beleidskader
geeft alleen aan welke mensenrechten in het geding zijn als het gaat om de woonbehoefte
van woonwagenbewoners. Deze mensenrechten moeten gerespecteerd worden, hetgeen moet
leiden tot een gemeentelijk beleid dat voldoende rekening houdt met en ruimte geeft
aan het woonwagenleven van woonwagenbewoners. De gemeentelijke beleidsvrijheid wordt
daarbij gerespecteerd. Gemeenten moeten immers de ruimte behouden op basis van lokale
situatie en in samenwerking met de betrokken partners, waaronder woningcorporaties,
hun eigen beleid te formuleren. Ik acht het alleszins redelijk dat gemeenten tijd
krijgen om besluitvorming te organiseren over standplaatsen, voor zover er aanleiding
is tot wijziging van het lokale beleid.
Daar waar zich dergelijke incidenten hebben voorgedaan die aan mijn ministerie zijn
gemeld, heb ik deze visie uitgedragen, die ik hierbij ook naar uw Kamer bevestig.
Waar nodig zal ik deze visie ook aan betrokken partijen meedelen. Over deze materie
ben ik ook in gesprek met de betrokken gemeenten.
Dit kabinet hecht aan ieders rechten én plichten om zich te houden aan wet- en regelgeving.
In enkele gemeenten zijn woonwagenlocaties benoemd tot handhavingsknelpunt in het
kader van de gemeentelijke strijd tegen ondermijnende activiteiten. Het spreekt voor
zich dat het Beleidskader de aanpak van criminele en ondermijnende activiteiten niet
in de weg staat.
Wat betreft de monitor meld ik nog dat mijn inzet is om met gemeenten en VNG, en eventuele
andere partijen, deze verder te ontwikkelen. Zoals gezegd betreft het hier de nulmeting
van het aantal standplaatsen per gemeente. Op zich valt hierin geen ontwikkeling waar
te nemen. Ik ben voornemens om elke twee jaar uw Kamer te rapporteren over het aantal
standplaatsen, derhalve kunt u dat in 2020 tegemoet zien.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren