Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2018
Ik wil u informeren over de onderzoeken van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
(hierna: NVAO) en de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) naar de Europe
Islamic University of Applied Sciences (hierna: EIUAS, voorheen bekend als IUE). Op
21 december 2017 heeft u mijn reactie ontvangen in een schriftelijk overleg naar aanleiding
van een eerder inspectierapport over deze instelling.1 Inmiddels zijn de onderzoeken van NVAO en inspectie waarnaar in deze antwoorden wordt
verwezen afgerond. Op 7 november 2018 heeft de inspectie aan mij haar rapport aangeboden
van bevindingen inzake een incidenteel onderzoek naar deze instelling. Op 19 november
2018 heeft de NVAO mij geadviseerd over de accreditatiewaardigheid van de hbo-masteropleiding
Islamitische Geestelijke Verzorging van de EIUAS. U treft het rapport van de inspectie
als bijlage bij deze brief aan2.
De EIUAS biedt één geaccrediteerde masteropleiding aan die wordt gevolgd door enkele
tientallen studenten en maakt als niet-bekostigde instelling (rechtspersoon voor hoger
onderwijs, hierna: rpho) onderdeel uit van het stelsel van erkend hoger onderwijs.
Om hiervan onderdeel te kunnen zijn moet op basis van de artikelen 6.9 en 6.10 van
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) de continuïteit
van een rpho zijn gewaarborgd. De inspectie concludeert dat dit niet het geval is
bij de EIUAS. Daarom ben ik voornemens aan de door EIUAS verzorgde geaccrediteerde
hbo-masteropleiding het recht tot graadverlening te ontnemen. Ik heb de instelling
op 20 november 2018 geïnformeerd over mijn voornemen.
Mijn ambtsvoorganger heeft de inspectie in 2016 verzocht een onderzoek naar de bestuurlijke
en financiële continuïteit van de EIUAS te starten. Het destijds uitgevoerde inspectieonderzoek
bevestigde de initiële zorgen en gaven aanleiding tot het onder verscherpt toezicht
stellen van de EIUAS. Signalen over de kwaliteit van het onderwijs gaven bovendien
aanleiding tot een verzoek van mijn ambtsvoorganger aan de NVAO om de accreditatiewaardigheid
van de geaccrediteerde masteropleiding te onderzoeken.3
De inspectie concludeert op basis van haar onderzoek in het kader van het verscherpt
toezicht dat er geen waarborgen zijn voor bestuurlijke en financiële continuïteit
van de EIUAS. Zo constateerde de inspectie bijvoorbeeld dat onduidelijk is wie onderdeel
uitmaken van het stichtingsbestuur van de EIUAS waardoor dit als bestuursorgaan van
de instelling niet effectief kan opereren en dat taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
van de verschillende bestuursorganen binnen de instelling niet helder zijn. Ook kan
de EIUAS voor meerdere jaren geen inzicht geven in haar financiële positie en is de
begroting niet realistisch. De NVAO kan mij niet op concludente wijze adviseren over
de accreditatiewaardigheid van de masteropleiding. Het panel heeft weliswaar positief
geadviseerd, maar na afloop van het onderzoek ontving de NVAO ernstige signalen die
volgens de NVAO tot zorg stemmen en vragen oproepen over de bestendigheid van de accreditatiewaardigheid.
Ik geef de EIUAS eerst een, wettelijk verplichte, waarschuwing voor de duur van drie
maanden. Binnen deze periode dient de EIUAS er voor te zorgen dat de continuïteit
weer is gewaarborgd. Na afloop van deze periode zal de inspectie op basis van nader
onderzoek mij hierover rapporteren. Als de instelling de continuïteit dan nog steeds
niet heeft gewaarborgd, zal ik besluiten tot ontneming van het recht tot graadverlening.
In dat geval verliest de EIUAS tevens de status van rpho, waardoor het niet langer
onderdeel uitmaakt van het stelsel voor erkend hoger onderwijs.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven