Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Op 13 maart 2019 is aan de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid bericht dat
het onderzoek naar klassenjustitie naar aanleiding van de motie van het lid Van Nispen
(Kamerstuk 35 000 VI, nr. 53) is aangemeld bij het Wetenschappelijk Onderzoek -en Documentatiecentrum (WODC).
In deze brief is toegezegd uw Kamer rond 1 juni te informeren over de wijze waarop
het onderzoek zal worden vormgegeven. Met deze brief wordt tegemoet gekomen aan deze
toezegging.
Het lid van uw Kamer Van Nispen (SP) heeft bovengenoemde motie ingediend met het verzoek
aan de regering een onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek uit te laten voeren,
dat moet uitwijzen of en, zo ja in welke omvang er sprake is van klassenjustitie in
Nederland, wat de oorzaken zijn en waar de kwetsbaarheden zitten. Het WODC is gevraagd
na te gaan hoe een dergelijk onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek naar het bestaan
van klassenjustitie het beste kan worden vormgegeven en op welke termijn met een dergelijk
onderzoek kan worden gestart. Het WODC heeft laten weten een vergelijkbare analyse
te willen laten uitvoeren als in het eerder uitgevoerde onderzoek uit 1999 (Rovers,
1999), maar met een bredere opzet. Het nieuw uit te voeren onderzoek beoogt ook personen
in de strafrechtketen te volgen (rekening houdend met het type misdrijven) en de achterliggende
verklaringen te beschrijven, indien aanwijzingen worden gevonden voor het bestaan
van klassenjustitie. Het onderzoek gaat nog dit jaar van start en wordt als volgt
uitgevoerd.
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek zal starten met een verkenning van het begrip klassenjustitie in de
strafrechtsketen op basis van het gebruik van deze terminologie in bestaande literatuur,
waarbij in kaart wordt gebracht hoe dit begrip wordt afgebakend. Vervolgens wordt
een systematische review gevraagd van het onderzoek dat sinds 1999 is verschenen naar
klassenjustitie binnen de Nederlandse strafrechtketen. De daarop aansluitende kwantitatieve
analyse vindt plaats op gegevens over de strafrechtspleging om na te gaan of er sprake
is van (aanwijzingen voor) selectiviteit bij de behandeling van (potentiële) justitiabelen
met verschillende achtergrondkenmerken (rekening houdend met verschillen in het type
misdrijf waarvoor zij in aanraking zijn gekomen met justitie). Het onderzoek sluit
af met een kwalitatieve studie naar verklaringen en kwetsbaarheden. In deze studie
zullen onder meer wetenschappers en professionals worden gevraagd naar hun hypothesen
over de mogelijke verklaringen voor het eventueel bestaan van selectiviteit c.q. onderscheid
in de behandeling van (potentiële) justitiabelen en de kwetsbaarheden in de strafrechtketen.
Planning van het onderzoek
Het onderzoek start in het najaar van 2019 en zal naar verwachting in het eerste kwartaal
van 2021 gereed zijn. Het eindrapport zal na afronding van het onderzoek naar uw Kamer
worden gestuurd.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker