35 000 J Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2019

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 november 2018

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 18 september 2018 inzake Deltaprogramma 2019 (Kamerstuk 35 000 J, nr. 4).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 november 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

Deltaprogramma 2019

1

Hoe en wanneer worden de uitkomsten van de stresstests naar de Kamer gecommuniceerd?

In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is afgesproken dat alle gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk uiterlijk in 2019 samen met de betrokkenen in hun gebied de kwetsbaarheid in beeld brengen met stresstesten voor wateroverlast, hitte, droogte en de gevolgen van overstromingen. Ik ondersteun decentrale overheden bij het nakomen van de afspraken uit het Deltaplan met onder andere procesondersteuning en kennisontwikkeling. Zoals ik u in juni heb gemeld, reserveer ik voor die ondersteuning 20 miljoen euro extra aan middelen voor 2019 en 2020.

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk maken de resultaten van de stresstesten voor 2020 openbaar, zodat ook burgers en bedrijven inzicht hebben in de kwetsbaarheid van hun gebied en de urgentie van maatregelen. Vervolgens voeren zij dialogen over de kwetsbaarheden, bepalen zij hun ambities en komen zij uiterlijk eind 2020 tot uitvoeringsprogramma’s. Op basis daarvan wordt via het Deltaprogramma een landsdekkend beeld opgesteld van de opgaven voor ruimtelijke adaptatie. Ik zal u daar begin 2021 over informeren. Tussentijds zal uw Kamer over de voortgang van dit proces worden geïnformeerd via het jaarlijkse Deltaprogramma; de eerstkomende keer is dat het Deltaprogramma 2020 dat op Prinsjesdag 2019 verschijnt.

2

Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat álle overheden op álle thema’s rapporteren en er in 2019 een landelijk dekkend beeld is van mogelijke risico’s?

Zie antwoord op vraag 1.

3

Welke punten en overwegingen maken deel uit van een kosteneffectiviteitsanalyse? Hoe vindt het veiligheidsaspect hierin zijn plek? Kan dit verder worden toegelicht?

In de kosteneffectiviteitsanalyse Afvoerverdeling Rijntakken na 2050 zijn voor verschillende varianten van de afvoerverdeling na 2050 twee aspecten vergeleken. Ten eerste de totale kosten voor alle benodigde dijkversterkingen langs de Rijntakken (Waal, Nederrijn/Lek en IJssel) om in de variant aan de normen voor waterveiligheid te voldoen. Ten tweede veranderingen in het overstromingsrisico (potentiële schade en slachtoffers in geval van een overstroming). In alle varianten voldoen de dijken aan de vastgestelde normen voor waterveiligheid.

4

In hoeverre speelt het wel of niet bouwen in uiterwaarden een rol binnen ruimtelijke adaptatie? Is hierin een rol weggelegd voor de landelijke overheid of wordt dit aan lokale overheden gelaten?

Het wel of niet bouwen in uiterwaarden speelt een beperkte rol binnen ruimtelijke adaptatie. Er bestaat al een apart regime om in principe niet in uiterwaarden te bouwen als ruimtelijke maatregel in het kader van de waterveiligheid. Voor het wel of niet bouwen in uiterwaarden is zowel een rol weggelegd voor de landelijke overheid als voor lokale overheden. Het bouwen in uiterwaarden is niet toegestaan zonder een watervergunning van Rijkswaterstaat. In de Beleidsregels Grote Rivieren is bepaald in welke gevallen een vergunning kan worden verleend en aan welke voorwaarden het eventueel bouwen is gebonden. Een belangrijke voorwaarde die wordt gesteld aan bouwplannen in de uiterwaarden is dat waterstandsverhogende effecten moeten worden gecompenseerd. De voorwaarden die zijn opgenomen in de Beleidsregels Grote Rivieren werken via het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening door in het ruimtelijk beleid en beleidsinstrumentarium van lokale overheden.

5

Welke middelen worden vrijgemaakt voor het tegengaan van bodemdaling? Zijn dit landelijke middelen of wordt benodigd budget gezocht binnen de begroting van lagere overheden?

Bodemdaling van slappe bodems vergroot niet alleen de opgaven voor het Deltaprogramma maar ook opgaven met betrekking tot energie en klimaat, infrastructuur, duurzaam bouwen en beheer van de openbare ruimte in het stedelijk gebied, landbouw, landschap, natuur en biodiversiteit en behoud van archeologisch erfgoed. Het omgaan met bodemdaling is daarmee een belangrijke cross-sectorale opgave die raakt aan verantwoordelijkheden en taken van meerdere Rijksdepartementen, decentrale overheden en private partijen op de hiervoor genoemde dossiers. Vanuit al deze dossiers kan er bij betrokken partijen sprake zijn van inzet van middelen om bodemdaling tegen te gaan (mitigatie) en/of om te gaan met bodemdaling (adaptatie). Grondwaterpeil en bodembelasting zijn de belangrijkste factoren die bodemdaling van slappe bodems veroorzaken en zijn daarmee belangrijke knoppen waarmee bodemdaling kan worden tegengegaan. De primaire verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij decentrale overheden en private partijen. In het kader van het Deltaprogramma doen partijen onderzoek naar mogelijke maatregelen als actief grondwaterpeilbeheer om bodemdaling tegen te gaan.

Via het uitvoeren van stresstesten wordt de impact van bodemdaling op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen op lokaal en regionaal niveau in beeld gebracht.

Betrokkenen bespreken de resultaten van de stresstest in een (risico) dialoog. De inzichten in het effect van bodemdaling en de uitkomsten van onderzoek naar mogelijke maatregelen worden betrokken bij de programmering van maatregelen in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie, maar ook in het Deltaplan Waterveiligheid (effect op overstromingen) en het Deltaplan Zoetwater (effect op waterbeschikbaarheid).

Naar boven