Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2019
Op 25 oktober 2017 heeft mijn voorgangster de Startbeslissing voor de MIRT-Verkenning
A4 Burgerveen-N14 genomen. Deze Startbeslissing markeerde het besluit om, mede gezien
de forse problemen op de A4, een MIRT-Verkenning te starten. Deze Verkenning is inmiddels
in volle gang. Begin 2019 is de Kennisgeving1 over het voornemen een m.e.r.-procedure te starten gepubliceerd en is de bijbehorende
Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) gepubliceerd. Er wordt gestudeerd op de vraag
wat nodig is om de diverse filekiemen op het traject A4 Burgerveen-N14 effectief aan
te pakken, waarna een Voorkeursbeslissing kan worden genomen. Op grond van de nadere
uitwerking heb ik besloten tot een wijziging van de procedure: voor het vervolg van
de Verkenning zal een Structuurvisie worden gemaakt. Met deze brief informeer ik u
over de achtergrond en consequenties van deze procedurewijziging.
Aanleiding Verkenning
Doel van de Verkenning is het verbeteren van de verkeersdoorstroming op de A4 tussen
knooppunt Burgerveen en de N14. Als het verkeer op de A4 bij Leiden kan doorrijden,
vermindert ook de drukte op de omliggende lokale en provinciale wegen. In de MIRT-Verkenning
wordt een extra rijstrook nader gedetailleerd en aangevuld met infrastructurele maatregelen.
Daarnaast worden verschillende maatregelen bekeken die moeten leiden tot een verbetering
van de uitwisseling tussen de A4 en het onderliggend wegennet en de parallelstructuur
bij Leiden. Ook wordt gekeken naar de toepassing van maatregelen in het kader van
Smart Mobility.
Aanleiding procedurewijziging
In de afgelopen periode is onder andere gekeken hoe binnen de te onderzoeken alternatieven
een eventuele aanpassing van de uitwisseling van de A4 met de parallelstructuur (Verdiepte
ligging) ter hoogte van de N11 eruit zou kunnen zien. Het maatregelpakket dat mogelijk
is op grond van de Startbeslissing lost voor een belangrijk deel de huidige problemen
qua doorstroming en verkeersveiligheid op, zeker met de toevoeging van een nieuw Ringvaartaquaduct
in zuidelijke richting. Ter hoogte van de Parallelstructuur nabij de aansluiting van
de N11 blijft echter in beide rijrichtingen een probleem met de doorstroming. Daarnaast
is op deze locatie sprake van veiligheidsproblematiek. De problemen op de genoemde
locatie zijn nadrukkelijk in beeld bij de regio. De geschetste situatie wordt ondersteund
door de uitkomsten van het participatieproces (regiobestuurders maar ook omwonenden,
bedrijven en gebruikers van de A4).
Om ruimte te geven voor het onderzoeken van een best mogelijke oplossing heb ik besloten
ook een oplossing met meer dan twee rijstroken te betrekken in het onderzoek. Hierdoor
is het ook mogelijk om een variant te onderzoeken waarbij er (over een zeer beperkte
afstand) meer dan twee nieuwe rijstroken worden aangelegd in de Verdiepte ligging
bij Leiden. Bij een uitbreiding met meer dan twee rijstroken, ook al zou deze over
heel beperkte afstand zijn, is op grond van de Tracéwet een Structuurvisie nodig.
Voor het vervolg van de Verkenning wordt dan ook uitgegaan van een Structuurvisieprocedure.
Consequenties procedurewijziging
De probleemstelling zoals opgenomen in de Startbeslissing wijzigt niet. De Notitie
Reikwijdte en Detailniveau (NRD) en uit te voeren m.e.r.-onderzoeken wijzigen inhoudelijk
ook niet als gevolg van de procedurewijziging. Omdat de Startbeslissing en de NRD
niet uitgaan van een Structuurvisie is hiervoor wel een beperkt aantal reparaties
nodig, onder meer dat uw Kamer over deze procedurewijziging wordt geïnformeerd.
Vervolg
De procedure van een Structuurvisie betekent ook dat het Voorkeursalternatief van
de Minister deel gaat uitmaken van de Structuurvisie. De Structuurvisie wordt ter
inzage gelegd en hierop zijn zienswijzen mogelijk. Tegelijkertijd wordt de Structuurvisie
naar uw Kamer gestuurd en wordt de Commissie voor de MER om een advies gevraagd. Naar
verwachting zal dat begin volgend jaar zijn.
Na de Verkenning wordt verder gegaan met de volgende fase: de Planuitwerking. De Planuitwerking
leidt uiteindelijk tot het Ontwerp-Tracébesluit (OTB). Het OTB en de bijbehorende
milieueffectrapportage (MER) worden eveneens ter inzage gelegd. Daarna wordt toegewerkt
naar het Tracébesluit (TB).
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga