34 997 Regels inzake een uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen (Wet experiment gesloten coffeeshopketen)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

22 januari 2019

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om te voorzien in wet- en regelgeving ten behoeve van een uniform experiment met het telen van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik met als doel om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde hennep en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops in een gesloten coffeeshopketen kunnen worden afgeleverd en wat de effecten daarvan zijn;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

hennep:

hennep als bedoeld op lijst II bij de Opiumwet;

hasjiesj:

hasjiesj als bedoeld op lijst II bij de Opiumwet;

coffeeshop:

coffeeshop als bedoeld in artikel 6a;

gesloten coffeeshopketen:

een keten waarin de teelt van hennep of hasjiesj voor recreatief gebruik en de aflevering aan en verkoop daarvan in een coffeeshop, dan wel enige andere in dat verband verrichte handeling, bedoeld in artikel 3, onderdelen B en C, van de Opiumwet, plaatsvindt;

Onze Ministers:

Onze Minister voor Medische Zorg en Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

Artikel 2

Er vindt een experiment plaats met op kwaliteit gecontroleerde teelt van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik en de aflevering aan en verkoop daarvan in een coffeeshop in een gesloten coffeeshopketen, overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gestelde regels, met als doel om te bezien of en hoe hennep en hasjiesj gedecriminaliseerd aan de coffeeshops kunnen worden afgeleverd en wat de effecten daarvan zijn.

Artikel 3

  • 1. Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 3, onderdelen B en C, van de Opiumwet, geldt het in die artikelonderdelen omschreven verbod niet, voor zover die handelingen worden verricht in het kader van de voorbereiding, uitvoering en afbouw van het experiment en in overeenstemming met de eisen die aan die handelingen bij of krachtens artikel 6 of 7 van deze wet worden gesteld.

  • 2. Artikel 13b van de Opiumwet is niet van toepassing voor zover de in het eerste lid van dat artikel genoemde handelingen worden verricht in het kader van de voorbereiding, uitvoering en afbouw van het experiment.

Artikel 4

  • 1. De uitvoering van het experiment vangt aan op een bij besluit van Onze Ministers vastgesteld tijdstip en heeft een looptijd van vier jaar na de aanvangsdatum van de uitvoering van het experiment, waarna het experiment binnen ten hoogste zes maanden wordt afgebouwd, tenzij bij algemene maatregel van bestuur een andere looptijd wordt bepaald. Bij algemene maatregel van bestuur kan de looptijd met ten hoogste een jaar en zes maanden worden verlengd.

  • 2. Van het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 5

  • 1. In het kader en voor de duur van het experiment kunnen Onze Ministers op aanvraag een of meer telers aanwijzen die ten behoeve van het experiment hennep of hasjiesj telen. Onze Ministers kunnen een aanwijzing intrekken.

  • 2. Onze Ministers kunnen aan een aanwijzing of aan een verleende aanwijzing voorschriften verbinden. Een voorschrift kan worden gewijzigd of worden ingetrokken.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

    • a. de criteria en procedure voor het selecteren en aanwijzen van de telers;

    • b. de aan een aanwijzing te verbinden voorschriften;

    • c. de gronden voor afwijzing van een aanvraag;

    • d. de gronden voor intrekking van een aanwijzing.

  • 4. Een aanvraag om een aanwijzing kan in elk geval worden afgewezen of een aanwijzing kan in elk geval worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 5. Voordat toepassing wordt gegeven aan het vierde lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

Artikel 6

  • 1. De aflevering aan en verkoop in coffeeshops van hennep of hasjiesj vindt in het kader en voor de duur van het experiment plaats in maximaal tien bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten.

  • 2. Ingeval van spoed kunnen Onze Ministers ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde en veiligheid een last tot onmiddellijke staking van de uitvoering van het experiment aan een aangewezen gemeente opleggen. Van het opleggen van de last wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Na het onherroepelijk worden van het besluit tot oplegging van de last, wordt een voordracht voor een wijziging van de krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur gedaan, waarbij de aanwijzing van de betreffende gemeente wordt beëindigd.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald ten aanzien van welke eisen de burgemeester van een gemeente bevoegd is tot het stellen van nadere regels over de uitvoering van het experiment in die gemeente.

Artikel 6a

  • 1. De burgemeester van een gemeente als bedoeld in artikel 6, eerste lid, bepaalt hoeveel coffeeshops in zijn gemeente zijn toegestaan.

  • 2. Een coffeeshop wordt aangemerkt als toegestaan, indien daar de verkoop van hennep of hasjiesj mag plaatsvinden op grond van een expliciete verklaring of bestendige gedragslijn van de burgemeester.

Artikel 7

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het experiment. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a. eisen aan:

      • 1°. het telen van hennep of hasjiesj, het afleveren en het verkopen daarvan aan coffeeshops in de gemeenten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, dan wel enige andere in dat verband verrichte handeling, bedoeld in artikel 3, onderdelen B en C, van de Opiumwet, de bedrijfsvoering, productinformatie en de veiligheid en kwaliteit van de geteelde hennep of hasjiesj;

      • 2°. de houders van een coffeeshop in de gemeenten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, waaronder eisen aan de deelname aan het experiment, bedrijfsvoering, het verkopen van hennep of hasjiesj, dan wel enige andere in dat verband verrichte handeling, bedoeld in artikel 3, onderdelen B en C, van de Opiumwet, dan wel aan het niet-deelnemen aan het experiment;

    • b. de ten behoeve van de evaluatie te registreren gegevens;

    • c. de afbouw van het experiment, waarbij kan worden bepaald in welke gevallen de afbouw eerder plaatsvindt dan het tijdstip, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van het experiment.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan in afwijking van artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden bepaald dat het verstrekken van gegevens of bescheiden uit de door aangewezen telers en coffeeshops krachtens het eerste lid, onder a, bij te houden administratie uitsluitend op elektronische wijze plaatsvindt. Daarbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan het gebruik van de elektronische weg.

Artikel 8

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 6 of 7 van deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Ministers aangewezen personen. Bij dat besluit kunnen Onze Ministers bepalen dat de burgemeester van een gemeente als bedoeld in artikel 6, eerste lid, de personen aanwijst die belast zijn met het toezicht op de coffeeshops in die gemeente.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 8a

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald hoe lang de persoonsgegevens die Onze Ministers in verband met de uitoefening van hun taken op grond van deze wet verwerken, mogen worden bewaard.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verstrekking van gegevens, waaronder persoonsgegevens, die Onze Ministers, de burgemeesters van de gemeenten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, of de krachtens artikel 8, eerste lid, aangewezen personen hebben verkregen of die nodig zijn in verband met de uitoefening van hun taken of bevoegdheden op grond van deze wet, en over de verdere verwerking van die gegevens in het kader van het experiment. Daarbij wordt in ieder geval bepaald aan wie welke persoonsgegevens mogen worden verstrekt en voor welk doel deze persoonsgegevens mogen worden verstrekt.

Artikel 9

Onze Ministers zijn bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 6, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, onder a, onderdeel 1°, onder b en c, en tweede en derde lid, van deze wet en de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting.

Artikel 9a

  • 1. Onze Ministers zijn bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen ter zake van overtreding van de regels, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, onderdeel 1°, en onder c, voor zover dat bij algemene maatregel van bestuur is bepaald.

  • 2. De op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 10

De burgemeester van een gemeente, bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang aan een coffeeshop ter handhaving van de eisen die bij of krachtens artikel 6, derde lid, en artikel 7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, onder c en tweede en derde lid, van deze wet gelden, alsmede ter handhaving van de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting.

Artikel 11

  • 1. Er is een Begeleidings- en evaluatiecommissie experiment gesloten coffeeshopketen, die tot taak heeft het experiment en de uitvoering van de evaluatie te volgen en daarover verslag te doen aan Onze Ministers.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden eisen gesteld aan het volgen en de evaluatie, in het bijzonder teneinde de onafhankelijkheid en wetenschappelijke kwaliteit daarvan te waarborgen.

  • 3. Uiterlijk acht maanden voor het tijdstip waarop de uitvoering van het experiment eindigt, rondt de commissie de evaluatie af met een verslag en zendt dit aan Onze Ministers.

Artikel 12

Onze Ministers zenden binnen vier maanden na de ontvangst van het evaluatieverslag, het kabinetsstandpunt over dat verslag en de gevolgen die het daaraan wenst te verbinden, alsmede het verslag, aan de Staten-Generaal. Artikel 24 van de Kaderwet adviescolleges is niet van toepassing.

Artikel 13

De voordracht voor een krachtens artikel 4, eerste lid, 5, derde lid, 6, 7, eerste lid, 8a, 9a, eerste lid, of 11, tweede lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 14

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt in de aanhef na «registratie» ingevoegd «, aanwijzing» en wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 15° door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 16°. artikel 5 van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen.

2. In artikel 27, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor zover het bestanden betreft waarvan de gegevens worden verwerkt door de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.

Artikel 15

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de Wet toetreding zorgaanbieders (Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders; 34768) tot wet is of wordt verheven en artikel V van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel 14 van deze wet als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «onderdeel 15°» vervangen door «onderdeel 16°» en wordt het in te voegen onderdeel genummerd 17°.

2. Het tweede lid vervalt.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de Wet toetreding zorgaanbieders (Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders; 34768) tot wet is of wordt verheven en artikel V van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel V van die wet als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt «onderdeel 15°» vervangen door «onderdeel 16°» en wordt het in te voegen onderdeel genummerd 17°.

2. Het tweede lid vervalt.

Artikel 16

Deze wet wordt aangehaald als: Wet experiment gesloten coffeeshopketen.

Artikel 17

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Deze wet vervalt vier jaar en zes maanden na het tijdstip, bedoeld in artikel 4, eerste lid, tenzij krachtens dat artikel bij algemene maatregel van bestuur anders wordt bepaald.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Medische Zorg,

De Minister van Justitie en Veiligheid,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven