34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

6 december 2018

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wijziging aan te brengen in de criteria om te toetsen of een student een band heeft met Nederland bij de toekenning van meeneembare studiefinanciering teneinde te voldoen aan een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET STUDIEFINANCIERING 2000

De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «niet van toepassing op» ingevoegd «het levenlanglerenkrediet en op».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een student die is ingeschreven voor het volgen van onderwijs aan een opleiding in het hoger onderwijs buiten Nederland, bedoeld in het derde lid, komt in aanmerking voor studiefinanciering indien hij:

    • a. gebruik heeft gemaakt van het vrij verkeer bedoeld in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en op grond van bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde criteria een band heeft met Nederland; of

    • b. ten minste 3 jaren van de 6 jaren voorafgaand aan diens inschrijving aan die opleiding in Nederland heeft gewoond en gedurende deze periode rechtmatig verblijf heeft gehad, waarbij de periode gedurende welke een student is ingeschreven aan een opleiding buiten Nederland als bedoeld in het derde lid, niet meetelt voor de bepaling van deze 6 jaren.

3. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Van een opleiding in het hoger onderwijs buiten Nederland waarvoor studiefinanciering wordt toegekend is sprake indien:

    • a. in Nederland voor een vergelijkbaar soort opleiding studiefinanciering wordt verstrekt;

    • b. het niveau en de kwaliteit van de opleiding vergelijkbaar zijn met overeenkomstige opleidingen in de zin van de WHW;

    • c. het afsluitend examen voor de opleiding vergelijkbaar is met een afsluitend examen voor overeenkomstige opleidingen in de zin van de WHW; en

    • d. de opleiding voldoet aan criteria die bij ministeriële regeling kunnen worden vastgesteld.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid».

5. In het zevende lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door «zesde lid».

B

Artikel 12.1c vervalt.

C

Artikel 12.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt voor de zinsnede «, of binnen die opleiding» een zinsnede ingevoegd, luidende:, voor een opleiding in het hoger onderwijs buiten Nederland, bedoeld in artikel 2.14, derde lid.

2. In het vierde lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de wijze waarop de persoonsgegevens, benodigd voor de uitvoering van dit artikel, kunnen worden verwerkt.

3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Artikel 1.7 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor studerende wordt gelezen: de rechthebbende op een voucher.

D

Voor hoofdstuk 13 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 12.6. Overgangsbepaling in verband met een wijziging van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Artikel 12.28. Cohortgarantie meeneembare studiefinanciering

Op een student die studiefinanciering toegekend heeft gekregen voor het volgen van een opleiding buiten Nederland op grond van artikel 2.14, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, van de Wet houdende wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering (Stb. ..., ...) in werking is getreden, blijft artikel 2.14 van toepassing zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het genoemde tijdstip van inwerkingtreding zolang de student zonder onderbreking studiefinanciering geniet.

ARTIKEL IA. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

Na artikel 1.1a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.2. Instellingen en academische ziekenhuizen

Deze wet heeft betrekking op de volgende instellingen en academische ziekenhuizen:

  • a. de in artikel 1.8 bedoelde universiteiten, hogescholen, de Open Universiteit en de levensbeschouwelijke universiteiten,

  • b. rechtspersonen voor hoger onderwijs met volledige rechtsbevoegdheid die initiële opleidingen verzorgen met uitzondering van de Staat en rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die postinitiële masteropleidingen verzorgen met uitzondering van de Staat,

  • c. de in artikel 1.13, eerste lid, bedoelde academische ziekenhuizen, en

  • d. de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam en de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze wet, met uitzondering van artikel IA, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Artikel IA treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2017.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Naar boven