34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 26 september 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering. Zij hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 juli 2018 inzake de wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering. Zij onderschrijven van harte de hoofdlijnen van deze brief en hebben nog een enkele vraag.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Inhoudelijk

De leden van de VVD-fractie vragen wat de verwachte gevolgen zijn van deze wetsaanpassing. Hoeveel studenten die meeneembare studiefinanciering aanvroegen zijn in het verleden afgewezen omdat zij niet voldeden aan de «3 uit 6-eis»? Heeft de regering een beeld hoeveel van hen op basis van het voorliggende voorstel wel in aanmerking zouden zijn gekomen voor meeneembare studiefinanciering? Hoeveel studenten die op grond van het recht van de Europese Unie zijn gelijkgesteld met een werknemer zoals bedoeld in artikel 45 VWEU1, maken gebruik van studiefinanciering? Welk effect verwacht de regering dat het voorliggende wijzigingsvoorstel op toekomstige toekenningen aan deze groep zal hebben? Wie gaat de zachte criteria beoordelen aan de hand waarvan bepaald kan worden of een student voldoende band heeft met Nederland en wat zijn hiervan de verwachte uitvoeringskosten en gevolgen voor de regeldruk, zo vragen de voornoemde leden.

Verder ontvangen de leden van de VVD-fractie signalen dat studenten die een volledige opleiding in het buitenland volgen, soms tegen problemen aanlopen omdat het collegegeld in één keer moet worden overgemaakt, terwijl het meeneembare collegegeldkrediet maandelijks wordt uitgekeerd. Kan de regering de mogelijkheden onderzoeken om deze studenten tegemoet te komen? Deze leden vragen of zij eventuele uitvoeringsobstakels hiervoor cijfermatig kan onderbouwen.

De leden van de CDA-fractie zouden graag een toelichting krijgen wie de studenten zijn die op grond van het recht van de Europese zijn Unie gelijkgesteld met een werknemer zoals bedoeld in artikel 45 VWEU, waar deze wetswijziging ook voor geldt.

De leden van de SP-fractie merken op dat de criteria aan de hand waarvan wordt vastgesteld of er sprake is van een band met Nederland, bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden geregeld. De leden vragen zich af waarom er gekozen is voor een AMvB en of de regering een voorhangprocedure overweegt.

Deze leden merken voorts op dat de beleidsregel («Beleidsregel meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs») die als tijdelijke maatregel is ingevoerd om aan de uitspraak van het Hof te voldoen, beheersing van de Nederlandse taal noemt als één van de «zachte» criteria voor het hebben van een band met Nederland. De leden kunnen zich voorstellen dat de regering de intentie heeft een dergelijk criterium ook in de AMvB op te nemen. De leden vragen in dat geval of het feit dat de Nederlandse taal ook in België (Vlaanderen) wordt gesproken en in mindere mate in het Duitse grensgebied, consequenties kan hebben voor de groep die aanspraak kan maken op meeneembare studiefinanciering. In hoeverre wordt hier rekening mee gehouden en wat zijn de ervaringen sinds bovengenoemde beleidsregel in december 2016 is ingegaan, zo vragen de voornoemde leden.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Alberts


X Noot
1

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Naar boven