34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

T BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2019

Op 18 oktober jl.1 heb ik mijn aanpak voor een gefaseerde toetsing van DSO-LV aan uw commissie voorgesteld. Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken van dit traject en de resultaten van de tweede fase.

Externe toetsing DSO

De eerste fase van de toetsing bestond uit het opleveren van het statusrapport met betrekking tot aansluiten, vullen en oefenen met het DSO-LV. Het statusrapport vormde een eerste stap in beantwoording van de vraag «is het basisniveau DSO-LV voldoende stabiel voor overheden om het komende jaar te kunnen aansluiten en oefenen?».

Als tweede fase van dit traject heeft de onafhankelijke Audit Dienst Rijk (ADR) op basis van het statusrapport een rapport van bevindingen opgesteld, dat als bijlage bij deze brief toegevoegd. De uitkomst van deze fase apprecieer ik als een bevestiging van het beeld uit het statusrapport en de voortgangsbrief van 29 november 2019.

De ADR heeft het statusrapport onderzocht en daarbij gekeken naar de onderliggende bewijsvoering. Centraal in het onderzoek van de ADR stond de vraag of de feitelijke informatie in het statusrapport in overeenstemming is met onderliggende brondocumentatie. De ADR heeft hiertoe in een periode van twee weken 237 passages, waarvoor onderbouwing vereist is, vergeleken met ruim 450 door de opdrachtgever aangeleverde verwijzingen.

De uitkomst van het ADR-onderzoek2 is:

  • 1) De uitspraken in het statusrapport zijn, op vijf bevindingen na, concreet en helder en kunnen worden onderbouwd met basisinformatie.

  • 2) Er zijn vijf bevindingen die betrekking hebben op genoemde aantallen, data en gebruikte terminologie.

  • 3) Het statusrapport geeft an sich inhoudelijk geen antwoord op de vraag of de DSO-Landelijke Voorziening voldoende stabiel is. Dit antwoord staat wel in de begeleidende Kamerbrief van 19 november 20193 (beknopt) en in de Kamerbief van 29 november 20194 (uitgebreid).

Ik ga puntsgewijs in op deze uitkomsten:

Ad 1) Ik waardeer de constatering van de ADR dat de uitspraken in het statusrapport concreet en helder zijn en kunnen worden onderbouwd met bewijsvoering. Ik zie dit als een bevestiging van de conclusies die ik heb getrokken naar aanleiding van het statusrapport.

Ad 2) Naar aanleiding van het onderzoek komt de ADR bij de 237 onderzochte passages tot 5 kleine bevindingen ten aanzien van de onderbouwing. De bevindingen betreffen twee typfouten, twee verkeerde tellingen en een vergissing in een datum van een bestuurlijk overleg. Deze bevindingen hebben geen gevolgen voor de hoofdconclusie van het statusrapport en de bijbehorende brieven van 19 en 29 november 2019. In de bijlage zijn deze bevindingen toegelicht, alsmede de verwerking ervan.

Ad 3) De ADR heeft kennisgenomen van de achterliggende vragen over de gereedheid van het DSO, zoals deze in mijn brief van 18 oktober 2019 verwoord zijn. De ADR wijst er terecht op dat voor het beantwoorden van die vragen de feitelijkheden in het statusrapport samenhangen met de duiding van deze feiten in de bijbehorende aanbiedingsbrief en de latere voortgangsbrief van 29 november 2019. De ADR constateert daarmee dat het antwoord op de vraag naar stabiliteit door de Minister aanvullend is beantwoord in de brief van 29 november.

Doorkijk naar volgende fase

Als derde stap in de evaluatie en beoordeling van het DSO zal in het eerste kwartaal van 2020 een Gateway Review plaatsvinden. Deze zal nog nader ingaan op het proces van aansluiten oefenen en vullen van het DSO-LV door de aansluitende overheden. Hierover zal ik u aan het eind van Q1 2020 nader informeren.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

BIJLAGE: Verwerking van de bevindingen ADR

  • 1. De eerste bevinding (hoofdstuk 3, pagina 9 statusrapport) betrof een klein verschil in de bandbreedtes waarin twee eisen uit het Globaal Programma van Eisen waren ingedeeld. Twee eisen leken buiten de bandbreedte van 75–99% te vallen. Dit verschil is te verklaren door de wijze van interpreteren van de onderbouwende bewijsvoering. De ADR keek alleen naar status eind vierde kwartaal 2019. Eén eis was na het derde kwartaal 2019 voor 85% gereed, maar per abuis nog niet in de kolom van het vierde kwartaal vermeld. De andere eis was na het derde kwartaal 2019 voor 65% gereed en verwachting was dat dit na vierde kwartaal 2019 meer dan 75% zou zijn, alleen was dat per abuis niet in de kolom van het vierde kwartaal opgenomen.

  • 2. De tweede bevinding (hoofdstuk 4) staat per abuis een totaal van 127 i.p.v. 123 praktijkproeven. Dit betrof een typefout, elders in het statusrapport is het juiste aantal (123) weergegeven.

  • 3. De derde bevinding (hoofdstuk 4, bijschrift bij figuur 4.6) betrof zowel een tekstuele als cijfermatige bevinding. Tekstueel had het betrekking op systeemsoorten en geen DSO-ketens. Cijfermatig zijn er kleine verschillen tussen genoemde aantallen en onderliggende documentatie geconstateerd. Het aantal praktijkproeven is in werkelijkheid hoger dan op deze plek in het statusrapport is genoemd.

  • 4. De vierde bevinding (hoofdstuk, figuur 4.7) betrof een te laag aantal praktijkproeven (11) met annoteren van juridische regels, dit moesten er 17 zijn.

  • 5. De vijfde bevinding betreft een fout in de aanduiding van de maand waarin een Bestuurlijk Overleg heeft plaatsgevonden. Per abuis is augustus 2017 genoemd waar dat juni 2017 had moeten zijn.


X Noot
1

Kamerstukken I, 2019/20, 34 986, nr. K

X Noot
2

Zie bijlage Eindrapport onderbouwing statusrapport, samenvatting (ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffienr. 1645662.42)

X Noot
3

Kamerstukken I, 2019/20, 34 986, nr. Q

X Noot
4

Kamerstukken I, 2019/20, 33 118, nr. AY

Naar boven