34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

AH VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 september 2020

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 en voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben kennisgenomen van de brief3, d.d. 4 maart 2020, die de Minister voor Milieu en Wonen heeft aangeboden over de correspondentie tussen de Inspectie Leefomgeving en Transport en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van het bericht «Ministerie van Binnenlandse Zaken hield kritisch inspectierapport tegen» op NOS.nl, d.d. 10 februari 2020.4

Naar aanleiding hiervan hebben zij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 24 juni 2020 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 4 september 2020 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING EN VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 24 juni 2020

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief5, d.d. 4 maart 2020, die de Minister voor Milieu en Wonen heeft aangeboden over de correspondentie tussen de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van het bericht «Ministerie van Binnenlandse Zaken hield kritisch inspectierapport tegen» op NOS.nl, d.d. 10 februari 2020.6

De fractieleden van GroenLinks en PvdA danken u voor het delen van de correspondentie over de gang van zaken wat betreft het samenstellen van een rapport door de ILT van alle in 2012–2017 gepubliceerde ILT-signalen over de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen, zoals vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In de brief van 4 maart jl. aan de Tweede Kamer over dit onderwerp staat dat de ILT het rapport, getiteld «De borging van de nationale ruimtelijke belangen», heeft afgerond en op 26 september 2018 heeft vastgesteld.7 Er is een aantal vragen die de fractieleden van GroenLinks en PvdA blijven puzzelen en waarop ze nog geen afdoende antwoord hebben gekregen.

Tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet8 hebben de fractieleden van GroenLinks en PvdA gevraagd wie de opdrachtgever van het voorgenoemde onderzoek was, wat het doel van het onderzoek was, en welk effect het niet-publiceren van het rapport c.q. het niet-aanbieden van het rapport aan de regering heeft voor het doel wat met het onderzoek beoogd werd, namelijk het borgen van nationale belangen in de ruimtelijke ordening. De aangeleverde correspondentie bevat geen antwoord op deze vragen. De fractieleden verzoeken u daarom deze vragen alsnog te beantwoorden.

De fractieleden van GroenLinks en PvdA vragen zich naar aanleiding van de gang van zaken af wie er gaat over het al dan niet publiceren van een rapport door de ILT en wat dit betekent voor de openbaarheid van de informatie die verzameld wordt. Vindt u dat de ILT vrij is om zelf te bepalen of rapporten gepubliceerd worden of dat dit besluit door of in samenspraak met de bewindspersoon moet worden genomen? Kunt u aangeven of u van mening bent dat (op basis van de verwijzingsteksten naar het eindrapport uit de stukken die naar het parlement zijn gezonden, zoals verwoord in de nota ter informatie van de ILT over het ILT-rapport «De borging van de nationale ruimtelijke belangen»9) de Eerste Kamer voldoende informatie had over a) het bestaan van een meta-analyse naar de doorwerking van nationaal ruimtelijke belangen op decentraal niveau en, zo ja, b) dat op basis van deze teksten de Kamerleden zelf hadden kunnen achterhalen dat deze rapportage belangrijke kritiekpunten bevatte die relevant waren in de aanloop naar het plenaire debat over het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet?

Vindt u in het verlengde hiervan dat een dergelijk rapport actief ter kennis moet worden gesteld van de leden van de Staten-Generaal met een appreciatie van de bewindspersoon? Zo niet, kunt u deze stellingname onderbouwen vanuit het perspectief van het informatierecht van de Eerste Kamer?

De fractieleden van GroenLinks en PvdA verzoeken u deze vragen alsnog te beantwoorden, omdat de aangeleverde correspondentie hier geen helderheid over geeft.

Over de inhoudelijke gang van zaken is van gedachten gewisseld tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet in de Eerste Kamer. Meerdere leden van deze Kamer, waaronder de fractieleden van GroenLinks en PvdA, hebben toen hun zorg geuit over het beeld dat uit het rapport naar voren kwam: regelmatig komt het voor dat nationale ruimtelijke belangen niet geborgd worden door decentrale overheden. De fractieleden van GroenLinks en PvdA vinden dat geen goede zaak en vinden het van belang dat actie door u ondernomen moet worden om na te gaan wat de oorzaken van het niet-borgen van nationale belangen door decentrale overheden en uitvoeringsorganisaties zijn en wat gedaan kan worden om hier verandering in te brengen. Onderschrijft u dit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent het niet-publiceren van het rapport voor de mogelijkheden van u om de benodigde acties te ondernemen? De fractieleden van GroenLinks en PvdA zien deze vragen graag beantwoord in het licht van het huidige stelsel, waarover het rapport gaat, maar ook vanuit het perspectief van het nieuwe stelsel van de Omgevingswet, waarbij veel nationale ruimtelijke doelen decentraal tot realisatie moeten komen.

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 4 september 2020.

Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, N.J.J. van Kesteren

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2020

Met deze brief beantwoord ik, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de schriftelijke vragen die in de brief van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 juni 2020 (kenmerk 166400.02u) worden gesteld. Deze vragen worden gesteld naar aanleiding van de brief10, d.d. 4 maart 2020, die de Minister voor Milieu en Wonen heeft aangeboden over de correspondentie tussen de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van het bericht «Ministerie van Binnenlandse Zaken hield kritisch inspectierapport tegen» op NOS.nl, d.d. 10 februari 2020.11

Ten eerste vragen de fractieleden van GroenLinks en de PvdA naar de opdrachtgever en het doel van het onderzoek van het rapport. Het rapport is op eigen initiatief van de ILT opgesteld. Het rapport betreft een overzicht van de door de ILT uitgevoerde onderzoeken van 2012 tot 2017 naar de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen, zoals vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).12

De ILT heeft zelf besloten om het rapport niet zelfstandig te publiceren en niet aan te bieden aan de regering. Voor zover mij bekend heeft dit geen effect gehad op de borging van nationale ruimtelijke belangen. Het rapport bevat immers een overzicht van reeds in de periode van 2012 tot 2017 gepubliceerde of aan de regering aangeboden signalen over de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in bestemmingsplannen. Uit de verklaring van de ILT blijkt ook dat het merendeel van deze afzonderlijke signalen in deze periode reeds separaat bij de verschillende ministeries is aangeboden.

De fractieleden vragen wie er gaat over het al dan niet publiceren van een rapport van de ILT. De ILT besluit zelf over de inhoud en publicatie van rapporten. Dat is in lijn met de onafhankelijke positie van een toezichthouder zoals die is uitgewerkt in de Kaderstellende visie op toezicht, de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Toezien op publieke belangen» uit 2014 en de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties. De ILT heeft eigenstandig besloten het rapport «De borging van de nationale ruimtelijke belangen» niet als zelfstandig rapport te publiceren, maar de conclusies openbaar te maken in het jaarverslag van de ILT over 2018.

De fractieleden vragen of ik van mening ben dat de Eerste Kamer voldoende informatie had over het bestaan van een meta-analyse van de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen op decentraal niveau. Ik hecht er uiteraard groot belang aan dat de Kamers tijdig en juist geïnformeerd worden. In het algemeen worden de bevindingen van de ILT teruggekoppeld aan de verantwoordelijke ministeries ofwel opgenomen in een openbaar rapport. In dit geval heeft de ILT besloten om het rapport met bevindingen niet zelfstandig te publiceren. De bevindingen zijn wel grotendeels bij de verschillende verantwoordelijke ministeries aangeboden. De ILT geeft daarnaast haar bevindingen ook weer in haar jaarverslag dat aan de Eerste en Tweede Kamer wordt gestuurd. De ILT geeft aan dat het jaarverslag over 2018 ongelukkigerwijs geen correcte weergave bevatte van het rapport. In de ILT-brede risicoanalyse over 201913, die op 17 september 2019 naar beide Kamers is gestuurd, is wel een correcte samenvatting van de conclusies van het rapport opgenomen.14 Het rapport is in februari 2020 gepubliceerd op de website van de ILT en openbaar gemaakt. In het rapport wordt overigens geen link gelegd met de Omgevingswet, wel met de overgang van de departementale verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening naar BZK met het kabinet Rutte III. Daarnaast heeft de ILT in het kader van de totstandkoming van de Omgevingswet geadviseerd over de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en de fraudegevoeligheid van de nieuwe regelgeving. U hebt de door de ILT uitgebrachte adviezen ontvangen.

De fractieleden van GroenLinks en de PvdA vragen mij vervolgens of een dergelijk rapport, zoals dat van de ILT, actief ter kennis moet worden gebracht bij de leden van de Staten-Generaal vergezeld van een appreciatie van de bewindspersoon. Als antwoord op deze vraag wil ik nogmaals benadrukken dat het in dit geval ging om een rapport waarbij de ILT zelf de keuze heeft gemaakt om het niet zelfstandig te publiceren, maar te noemen in stukken die aan de Eerste en Tweede Kamer zijn gezonden. Daarom is het actief ter kennis brengen aan de Staten-Generaal vergezeld van een appreciatie van de bewindspersoon ook niet aan de orde geweest.

Ten slotte vragen de fractieleden of ik onderschrijf dat actie moet worden ondernomen om na te gaan wat de oorzaken zijn van het niet borgen van nationale belangen van decentrale overheden en uitvoeringsorganisaties en wat gedaan kan worden om hier verandering in te brengen. Daar zeg ik volmondig ja op. De signalen van de ILT uit het rapport zijn door de jaren heen bij de verschillende ministeries ingediend en opgevolgd. Het feit dat de bevindingen niet als zelfstandig rapport zijn gepubliceerd heeft voor zover mij bekend geen effect gehad op de borging van nationale ruimtelijke belangen. Ik benadruk dat het stelsel van ruimtelijke ordening en de borging van nationale ruimtelijke belangen nu en in de komende jaren continue aandacht van alle overheden vraagt. Alleen zo kan het stelsel in de praktijk werken zoals het is bedoeld. Ik heb het rapport en de signalen uit het rapport op 8 april 2020 in het bestuurlijk overleg besproken met medeoverheden (het IPO en de VNG) en de betrokken departementen. Wij hebben afgesproken om aan de hand van een gezamenlijke pilot het rapport nader te duiden en te bekijken of er leer- en verbeterpunten zijn waarop actie nodig is. Ik zal u over de uitkomsten van deze pilot informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Samenstelling Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Nooren (PvdA) (ondervoorzitter), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Janssen (SP), Kluit (GL), Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nanninga (FVD, Nicolaï (PvdD), Pouw-Verweij (FVD), Prins-Modderaar (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten)

X Noot
2

Samenstelling Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit:

Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA) (voorzitter), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), van der Linden (FVD) (ondervoorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Van Pareren (FVD), Prins-Modderaar (CDA), Recourt (PvdA), Vendrik (GL), Van der Voort (D66)

X Noot
3

Kamerstukken I 2019/20, 34 986, AE.

X Noot
5

Kamerstukken I 2019/20, 34 986, AE.

X Noot
7

Kamerstukken I 2019/20, 34 986, AE, bijlage Brief van de Minister voor M&W van 4 maart 2020 aan de Tweede

Kamer over correspondentie tussen het Ministerie van BZK en de ILT, p. 2.

X Noot
8

Handelingen I 2019/20, nr. 20, item 12.

X Noot
9

Kamerstukken I 2019/20, 34 986, AE, bijlage Nota ter informatie over ILT-rapport «De borging van de nationale ruimtelijke belangen».

X Noot
10

Kamerstukken I 2019/20, 34 986, AE.

X Noot
12

Inspectie Leefomgeving en Transport, «De borging van nationale ruimtelijke belangen», 2018.

X Noot
13

Bijlage bij Kamerstuk 35 300 XII, nr. 4.

X Noot
14

Kamerstukken I 2019/20, 34 986, AE.

Naar boven