34 986 Aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

Nr. 51 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN RONNES EN DIK-FABER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 47

Ontvangen 6 maart 2019

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 1.1, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste onderdeel wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

1a. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Als uitgangspunt voor het vaststellen van de omgevingswaarden, bedoeld in het eerste lid, onder d, geldt ten minste een beschermingsniveau waarmee in 2050 de kans om te overlijden als gevolg van een overstroming achter de primaire waterkering niet groter is dan 1 op 100.000 per jaar. Een hoger beschermingsniveau wordt geboden op plaatsen waar sprake kan zijn van:

    • a. grote groepen dodelijke slachtoffers,

    • b. substantiële economische schade, of

    • c. ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang.

2. In onderdeel 2 wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid (nieuw)».

3. Na onderdeel 2 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid».

Toelichting

Dit amendement legt de uitgangspunten onder de waterveiligheidsnormen voor primaire waterkeringen vast in de Omgevingswet. Deze uitgangspunten vormen de basis onder de vernieuwde normering van de primaire waterkeringen, die vanaf 1 januari 2017 van kracht is.

De waterveiligheidsnormen zijn in de huidige Waterwet als normen voor dijktrajecten in de wet opgenomen (via een bijlage). In de Omgevingswet worden deze bij algemene maatregel van bestuur geregeld. Waterveiligheidsnormen worden in de Omgevingswet (artikel 2.15) behandeld als een omgevingswaarde vergelijkbaar met andere omgevingswaarden. Dat is verdedigbaar, maar dan is het volgens de indieners wel noodzakelijk dat de uitgangspunten onder deze omgevingswaarden voor waterveiligheid in de wet zelf worden verankerd. De goede zorg voor waterveiligheid is immers van fundamenteel belang voor het veilig voortbestaan van ons land. En anders dan de omgevingswaarden voor milieu, vloeien de waterveiligheidsnormen niet voort uit Europese regelgeving.

Bij het vaststellen van de omgevingswaarden voor waterveiligheid in het voorgenomen Invoeringsbesluit Omgevingswet zal ten minste worden uitgegaan van een beschermingsniveau waarmee in 2050 de kans om te overlijden als gevolg van een overstroming achter een primaire waterkering voor een individu niet groter is dan 1 op 100.000 per jaar. Er wordt meer bescherming geboden op plaatsen waar sprake kan zijn van grote groepen dodelijke slachtoffers en/of substantiële economische schade en/of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang. Deze uitgangspunten hebben geleid tot omgevingswaarden die zullen worden verankerd in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het Invoeringsbesluit Omgevingswet dat daartoe nog in ambtelijke voorbereiding is, zal nog worden voorgehangen bij het parlement. Deze omgevingswaarden zijn vergelijkbaar met de ondergrenzen die in de Waterwet waren opgenomen.

De omgevingswaarden voor dijktrajecten verschillen, omdat de omstandigheden achter dijktrajecten verschillend zijn. Gezien de grote kosten, de complexiteit en de lange uitvoeringstijd van eventuele versterkingsmaatregelen van primaire waterkeringen, kan een beheerder niet altijd gehouden worden aan de omgevingswaarde. In sommige gevallen is een (tijdelijke) overschrijding gerechtvaardigd. Daartoe is, evenals bij de omgevingswaarden voor waterkwaliteit, in het Besluit kwaliteit leefomgeving voorzien in uitzonderingen op de verplichting die de omgevingswaarde met zich brengt. Een uitzondering kan alleen in bepaalde gevallen worden gemaakt. Er moet sprake zijn van een situatie waarin de beheerder zelf niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het niet voldoen aan de omgevingswaarde.

De beheerder is verplicht zich tot het uiterste in te spannen om alsnog zo snel mogelijk aan de omgevingswaarde te voldoen. Het ligt voor de hand dat de beheerder in het waterbeheerprogramma opneemt op welke termijn hij verwacht dit te kunnen bewerkstelligen. Er kan worden overwogen om de norm aan te passen als wordt geconstateerd dat de kosten voor de te nemen maatregel niet in verhouding staan tot de bescherming die de maatregel moet bieden.

Ronnes Dik-Faber

Naar boven