De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 1.1 wordt na onderdeel EM een onderdeel ingevoegd, luidende:
EMa
Na het voorgestelde artikel 13.3d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13.3e (gebruiksvergoeding door initiatiefnemer)
-
1. De rechthebbende ontvangt van de initiatiefnemer een redelijke gebruiksvergoeding
voor zover die vergoeding niet is inbegrepen in de vergoeding van de schade, bedoeld
in artikel 15.14, eerste lid:
-
a. bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.14, tenzij de initiatiefnemer een netbeheerder
als bedoeld in de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet is, of een vergunninghouder
als bedoeld in de Warmtewet, of
-
b. bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.21, tenzij de initiatiefnemer een bestuursorgaan
is.
-
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de toepassing van het eerste
lid, waaronder over de hoogte van de gebruiksvergoeding.
-
3. Op een vordering tot gebruiksvergoeding is de civiele rechter bevoegd binnen wiens
rechtsgebied de onroerende zaak geheel of in hoofdzaak is gelegen.
-
4. Artikel 10.1 is van overeenkomstige toepassing op dit artikel.
Toelichting
De gedoogplicht is bedoeld voor het aanleggen of wijzigen van werken die het algemeen
belang dienen. De gedoogplicht en de bijbehorende schadevergoeding is ingevoerd in
een tijd dat bij werken van algemeen belang vaak sprake was van Staatsbedrijven en
beperkte commerciële belangen. In de loop van de tijd zijn meer activiteiten en werken
onder de noemer algemeen belang geschaard, zijn Staatsbedrijven geprivatiseerd en
zijn de commerciële belangen toegenomen, zeker met betrekking tot energie- en mijnbouwwerken.
De indieners noemen in dit verband de aanleg van leidingen voor koelwater, voor een
gasproductienet (niet te verwarren met gastransportnetten) en ten behoeve van zoutwinning.
De indieners vinden het in dit licht gerechtvaardigd in gevallen waar, naast een algemeen
belang, ook sprake is van sterke commerciële belangen niet alleen een schadevergoeding
toe te kennen, maar ook een gebruiksvergoeding voor de eigenaar van de betreffende
onroerende zaak (de rechthebbende). Een dergelijke gebruiksvergoeding geldt nu, op
grond van de Mijnbouwwet, al voor mijnbouwwerken beneden de 100 meter.
De indieners stellen daarom in de eerste plaats voor om voor energie – en mijnbouwwerken
die niet aangelegd worden door een netbeheerder als bedoeld in de Elektriciteits-
en Gaswet of een vergunninghouder volgens de Warmtewet een gebruiksvergoeding te vereisen
als een gedoogplicht opgelegd wordt. Netbeheerders en vergunninghouders volgens de
Warmtewet worden hiervan uitgezonderd, omdat zij te maken hebben met tariefregulering,
toezicht en publiek aandeelhouderschap.
De indieners stellen in de tweede plaats voor om ook een gebruiksvergoeding toe te
kennen als sprake is van een gedoogplicht voor overige werken van algemeen belang
(artikel 10.21), tenzij het gaat om een bestuursorgaan als initiatiefnemer. In dat
laatste geval is geen sprake van commercieel gewin.
Van een gebruiksvergoeding kan alleen sprake zijn als die niet al is meegenomen bij
de vaststelling van de schadevergoeding.
In het voorgestelde artikel 13.3e, tweede lid, is opgenomen dat bij ministeriele regeling
regels worden gesteld over de toepassing van het voorgestelde artikel 13.3e, eerste
lid, voor zover dit nodig is voor een goede uitvoering van het voorgestelde artikel
13.3e, eerste lid. De hoogte van de gebruiksvergoeding wordt vastgesteld middels de
ministeriële regeling. Mogelijk kan aangesloten worden bij de wijze waarop de gebruiksvergoeding
op grond van de Mijnbouwwet vastgesteld wordt.
Bisschop Ronnes