34 985 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)

O BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2022

In het debat over de Aanvullingswet natuur Omgevingswet van 30 juni 2020 heeft het lid Van Dijk (SGP) vragen gesteld over de bejaagbaarheid van de grauwe gans. In navolging van de toezegging van mijn ambtsvoorganger zal ik uw Kamer hier nader over informeren.

In deze brief ga ik in op de huidige situatie rond de bejaagbaarheid van de grauwe gans in Nederland. Ik heb ambitie op het realiseren van kwalitatief hoogwaardige en robuuste natuur. Hier is ook robuust natuurbeheer voor nodig. Een van de aspecten van robuust beheer is het reguleren van populaties. Ik zie dat de huidige hoge aantallen ganzen in veel gebieden overbelasting veroorzaken. Zo berokkenen ze onder andere schade aan natuur en landbouw. Ik herken en deel de zorg over die schade. De provincies zijn verantwoordelijk voor natuurbeheer en dus ook voor populatiebeheer, waaronder dat van ganzen. Ik ga daarom met de provincies in gesprek over de mogelijkheden om het beheer te intensiveren. Daarin wil ik ook verkennen welke acties ik kan ondernemen om provincies te ondersteunen. Het bejaagbaar maken van de grauwe gans en de voor- en nadelen ervan is één van de bespreekpunten.

Huidige situatie

De grauwe gans valt onder het beschermingsregime van de Europese Vogelrichtlijn. De Vogelrichtlijn is geïmplementeerd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Vogelrichtlijn en de Wnb kennen de mogelijkheid tot benuttingsjacht en de mogelijkheid tot een ontheffing voor het verjagen of doden van soorten ten behoeve van bepaalde belangen. In Nederland wordt de grauwe gans met name beheerd voor het voorkomen van schade aan landbouwgewassen, bescherming van flora en fauna en in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer. Bij beheer ten behoeve van deze belangen gelden specifieke criteria en dient er een ontheffing of vrijstelling te worden verleend (art. 3.3 en art. 3.17 Wnb).

In Nederland staat de grauwe gans niet op de wildlijst (art 3.20 Wnb), waarmee deze soort niet vrij bejaagbaar is. In andere Europese landen is de grauwe gans wél vrij bejaagbaar. Anders dan bij onze buurlanden heeft Nederland te maken met de unieke situatie van een groeiende populatie grauwe ganzen die niet alleen in Nederland broedt, maar ook in Nederland overwintert. In het winterseizoen mengen trekkende grauwe ganzen uit het noorden zich met de Nederlandse overblijvende ganzen voordat deze verder reizen naar het zuiden.

Tegelijk is de grauwe ganzenpopulatie die jaarrond in Nederland aanwezig is groot. Nederland ontvangt daarnaast een deel van het jaar ook grauwe ganzen die onderdeel uitmaken van een trekkende populatie. Deze populatie is meer kwetsbaar doordat deze als gevolg van de trek in meerdere landen wordt bejaagd. Deze balans neem ik mee in het gesprek over de mogelijkheden voor het intensiveren van het beheer en de afweging of deze op de wildlijst moet worden geplaatst.

Daarbij is van belang dat Nederland ondertekenaar is van het Afrikaans-Euraziatisch Watervogelverdrag (AEWA) waarbinnen een Europees Ganzenplatform is opgezet. De provincies zijn lid van het ganzenplatform en actief betrokken. Het platform is opgericht om met de betrokken landen afspraken te maken over bescherming en beheer van ganzen langs de trekroutes. Dit gebeurt op basis van een vastgesteld beheerplan dat op dit moment wordt uitgewerkt in een werkplan. Voor Nederland is het bij de uitwerking van dit werkplan belangrijk hoe omgegaan moet worden met het verschil in beheer tussen de in Nederland verblijvende en de trekkende populatie in de periode dat deze populaties beide in Nederland zijn. Ook de landen waar nu sprake is van benuttingsjacht moeten zich straks houden aan de afspraken die voor de trekkende populaties ganzen worden gemaakt in het kader van AEWA.

Een andere belangrijke ontwikkeling is recent onderzoek naar de staat van instandhouding van alle soorten op de wildlijst. Recentelijk heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek.

Vervolgproces

Zoals gezegd ga ik graag met provincies en relevante stakeholders in gesprek om de mogelijkheden voor het intensiveren van het beheer te bespreken. Daarin wil ik ook verkennen hoe het Ministerie van LNV kan bijdragen.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven