Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 september 2019
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
het ontwerp-Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet met bijbehorende nota van toelichting
aan1.
Voorhangprocedure
De voorlegging geschiedt in het kader van de voorhangprocedure van artikel 23.5 van
de Omgevingswet en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerp-Besluit,
voordat dit aan de Raad van State zal worden voorgelegd.
Op grond van artikel 23.5 van de Omgevingswet geschiedt de voordracht aan de Koning
ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over
het ontwerp-Besluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerp-Besluit aan beide
Kamers der Staten-Generaal is voorgelegd.
Ontwerp-Besluit
Het ontwerp-Besluit voorziet in de overgang van een belangrijk deel van de regels
van de Wet natuurbescherming en van het Besluit natuurbescherming naar drie algemene
maatregelen van bestuur op grond van de Omgevingswet: het Besluit activiteiten leefomgeving
(Bal), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit (Ob). Daarmee
zal het ontwerp-Besluit verder invulling geven aan de integratie van de Wet natuurbescherming
in het stelsel van de Omgevingswet. Het streven naar een gelijkwaardig beschermingsniveau
vormt daarbij het uitgangspunt.
Eenieder heeft vanaf 29 januari 2019 vier weken de gelegenheid gekregen om via internet
op het ontwerp-Besluit te reageren. Voorts zijn koepelorganisaties en andere maatschappelijke
organisaties gericht aangeschreven met het oog op het uitbrengen van een schriftelijke
consultatiereactie. Bij brief van 8 mei 2019 aan de Tweede Kamer was ik, mede namens
mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, al op hoofdlijnen op
de consultatiereacties ingegaan.2 In bijlage 3 bij de nota van toelichting wordt nu gedetailleerd op de reacties en
verwerking daarvan ingegaan. De koepelorganisaties zijn ook buiten de consultatieperiode
nauw betrokken geweest bij het opstellen van het ontwerp, onder meer door deelname
aan een ambtelijke begeleidingsgroep en door deelname aan botsproefsessies waarin
de conceptregels aan de hand van enkele praktijkcasus zijn getoetst.
PAS
Met het bij de Eerste Kamer in behandeling zijnde wetsvoorstel voor de Aanvullingswet
natuur Omgevingswet (Kamerstuk 34 985) wordt in de Omgevingswet het programma aanpak stikstof (PAS) – overeenkomstig het
regeerakkoord – als verplicht rijksprogramma aangewezen. In lijn daarmee bevat ook
het ontwerp-Besluit regels over het PAS. Het gaat om een voorlopig juridisch-technisch
kader in de vorm van enkele basisregels. Hiermee wordt niet vooruit gelopen op de
uitkomsten van de lopende heroriëntatie van de aanpak van de stikstofproblematiek
die plaatsvindt naar aanleiding van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State van 29 mei jl. over het voormalige programma aanpak stikstof
2015–2021.
De in het ontwerp-Besluit opgenomen regels bieden voor de toekomst flexibiliteit voor
verschillende wijzen van invulling van een aanpak op basis van een programma. De regels
bevatten geen dwingende elementen meer waarvan de houdbaarheid in het licht van de
uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak niet op voorhand zeker is.
In paragraaf 4.3.1.4 van de nota van toelichting is aangegeven dat na ontvangst van
het advies van de Raad van State over het ontwerp-Besluit op basis van de ontwikkelingen
van dat moment opnieuw naar het PAS-onderdeel van het Aanvullingsbesluit wordt gekeken.
Dan zal worden bezien of dit onderdeel – eventueel na aanpassing – wordt gehandhaafd,
of wordt geschrapt. Overigens vereist de daadwerkelijke inwerkingtreding van het onderdeel
ook nog een afzonderlijk koninklijk besluit.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten