Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van
de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
1. Inleiding
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
Zij hebben hierover nog enkele vragen.
2. Het criterium «geringe twijfel»
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat artikel 44 van de Wet wapens en munitie grondslag geeft voor
de reeds bestaande bevoegdheid van de korpschef om bij beoordeling van een vergunningaanvraag
relevante persoonsgegevens te verwerken waaruit ras, etnische afkomst, religie of
politieke opvatting kunnen blijken. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt
gesteld dat «geringe twijfel» over het toevertrouwen van het wapen of vrees voor misbruik,
in principe voldoende grond is om vergunningaanvragen te weigeren.2 Hoe wordt dit criterium in de praktijk gehanteerd? Is actief onderzoek naar (social
media) uitingen in het openbaar een routineonderdeel van een antecedentenonderzoek
van de korpschef? Op welke wijze wordt in een dergelijk onderzoek gedifferentieerd
tussen bijvoorbeeld passieve uitlatingen op social media, zoals het retweeten of volgen
van verdachte of extremistische kanalen, en actieve oproepen zoals het verkondigen
van een standpunt of het actief oproepen tot geweld? Is de regering het met de leden
van de GroenLinks-fractie eens dat er grensgevallen zijn waarin het niet per se overduidelijk
is hoe uitspraken en gedragingen moeten worden geïnterpreteerd? Ziet de regering het
risico van onbewuste vooroordelen in het al dan niet vaststellen van een «geringe
twijfel» en behoeft deze term geen verdere uitwerking of duiding? Zo nee, is dit elders
al geregeld? In hoeverre wordt in een actief onderzoek naar uitlatingen en opvattingen
afgeweken van de grondslag voor het verwerken van relevante persoonsgegevens die beoogt
dat politie relevante persoonsgegevens kan verwerken indien zij «op feiten stuit die
van belang zijn voor de beoordeling» tijdens kluisinspectie, referentenbevraging of
antecedentenonderzoek? Het aangenomen amendement-Den Boer en Buitenweg3 regelt dat binnen vijf jaar na inwerkingtreding de effecten van artikel 44 van de
Wet wapens en munitie worden geëvalueerd. Is er in deze evaluatie expliciet aandacht
voor de interpretatie van «geringe twijfel» die in de praktijk door de korpschef wordt
gehanteerd?
3. Gegevensuitwisseling tussen lidstaten
Met betrekking tot gegevensuitwisseling tussen lidstaten merkt de regering op dat
in het EU-systeem een beperkte hoeveelheid persoonsgegevens wordt verzameld over afgewezen
aanvragen zoals naam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit, maar niet waarom
verlof specifiek is geweigerd. In hoeverre kan er in Nederland van uit worden gegaan
dat andere EU-lidstaten bij totstandkoming van het besluit op de vergunningaanvraag
eveneens geen oog hebben voor ras, etnische afkomst, religie of politieke opvatting,
zo vragen de GroenLinks-fractieleden. In hoeverre mogen gegevens door de korpschef in Nederland worden gebruikt
bij het beoordelen van aanvragen door personen die op enigerlei wijze banden hebben
met een individu dat in dit systeem is opgenomen?
De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien de reactie van de
regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Duthler
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren