Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 34972 nr. Q |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 34972 nr. Q |
Vastgesteld 6 juli 2021
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA danken de regering voor de uitvoerige beantwoording van de vragen van de commissie en van de vragen die zij samen met de fracties van de ChristenUnie hadden ingediend. Zij hebben nog enkele aanvullende vragen en constateren dat thans, 22 juni 2021, de novelle aan de Tweede Kamer is aangeboden, die – wanneer deze de Eerste Kamer zou bereiken – wellicht eveneens tot nadere vragen zou kunnen leiden die in het verlengde liggen van de nu te stellen vragen. De leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en 50PLUS sluiten zich bij deze vragen aan.
De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van de antwoorden van de regering en hebben nog een enkele vervolgvragen.
In de nadere memorie van antwoord benadrukt de regering dat open source niet als toelatingseis wordt opgenomen maar als wegingsprincipe.2 De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen of de regering kan aangeven wat voor deze «weging» de precieze criteria zijn.
Tegelijk wordt gesteld dat meer open source het doel is als belangrijk middel om transparantie en veiligheid te borgen. Dat doel moet via een «transitieproces» worden bereikt. Wat is de termijn waarbinnen deze transitie moet zijn bereikt?
Direct open source als harde eis stellen is weliswaar onderzocht, maar «door de stap te snel te maken [kan] de continuïteit van het gebruik van inlogmiddelen in gevaar komen».3 Kan de regering aangeven om welke (bestaande) inlogmiddelen het hier gaat? Behoort DigiD hiertoe? Gaat het (ook nog) om andere inlogmiddelen, waarvan de continuïteit van het gebruik in gevaar kan komen? Zo ja, welke?
Indien het uitsluitend om inlogmiddelen van de (rijks)overheid gaat, ligt het dan niet voor de hand om open source voor marktpartijen als toegangsvereiste in de wet op te nemen en voor de bestaande inlogmiddelen, van de (rijks)overheid, vooralsnog en onder voorwaarden een uitzondering te maken? Het doel is volgens de regering immers meer open source. Brengt, zo vragen de leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties, de mogelijkheid dat nieuwe aanbieders van inlogmiddelen (tijdelijk) werken met closed source niet het risico mee dat dat doel juist verder uit het zicht raakt?
Wanneer de Wet digitale overheid zou zijn ingevoerd volgens de in het wetsvoorstel en de novelle opgenomen voorstellen, is het dan mogelijk dat verschillende partijen zijn toegelaten, waarvan sommige met open source middelen en andere niet, vragen de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA. Is de regering van oordeel dat een dergelijke situatie kan ontstaan? Mogen in een dergelijke situatie overheden de inlog bij hen beperken tot open source middelen? Verschillende gemeenten hebben immers eigen visies en strategieën op het gebied van IT-transparantie jegens hun burgers. Is er ruimte voor (decentrale) overheden om uitsluitend partijen met open sources-inlogmiddelen of met uitsluitend decentrale opslag toe te laten? En hebben zij ook ruimte om de kosten van inlogmiddelen voor burgers (sommige zijn gratis, andere kosten een bepaald bedrag per login) mee te laten wegen bij de keuze voor een bepaald inlogmiddel? Indien decentrale overheden die ruimte niet hebben, wat betekent dit dan voor de autonomie van die decentrale overheden?
De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA merken op dat op verschillende plaatsen in de nadere memorie van antwoord wordt benadrukt dat, om de privacy zoveel mogelijk te bevorderen, bij een centrale login enkel wordt gewerkt met het Burger Service Nummer (BSN) dat versleuteld wordt verstuurd en opgeslagen.4 Kan de burger in deze situatie dan nog wel zelf zien met welk nummer er ingelogd wordt? Zo nee, in hoeverre acht de regering dit problematisch? Geldt het vereiste van het versleuteld aanleveren van het BSN ook voor decentrale middelen, waar geen risico voor schending van de privacy bestaat?
Op pagina 6 van de nadere memorie van antwoord schrijft de regering over toetsing aan de wettelijke veiligheids- en betrouwbaarheidseisen: «Op conformiteit met deze eisen wordt door mij voorafgaand aan de toelating (erkenning) getoetst, alsmede gedurende de dienstverlening; toezicht ter zake wordt opgedragen aan het Agentschap Telecom.»5 Er is dus sprake van toetsing en controle door de overheid». Op pagina 9 staat: «Toezicht is extern belegd en betreft de naleving van de toelatingseisen door partijen die inlogmiddelen aanbieden; dit wordt uitgeoefend door het Agentschap Telecom.».6 Kan de regering nog eens precies uiteenzetten wat de te onderscheiden rollen bij toetsing zijn van de regering en van het Agentschap Telecom? Hoe is de ministeriële verantwoordelijkheid geregeld voor (de toetsing door) het Agentschap Telecom?
Op pagina 10 van de nadere memorie van antwoord schrijft de Minister: «Als private aanbieders, naast middelen die door mij erkend worden om te gebruiken bij de overheid, ook middelen willen aanbieden voor commercieel gebruikt (dus: buiten de overheid) staat hen dat vrij».7 Wat betekent hier «naast», zo vragen de leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties. Mogen die private aanbieders dezelfde middelen die erkend zijn door de Minister niet ook commercieel aanbieden, of juist wel? Kan een aanbieder van een toegelaten middel datzelfde middel ook aan burgers aanbieden voor inloggen in het private domein? Indien dat laatste het geval is: wat is dan de consequentie als de Minister de toelating van het middel schorst of intrekt?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering in hoeverre er plannen of intenties zijn om het in dit wetsvoorstel (en in de novelle) bedoelde identificatiemiddel ook te (kunnen) benutten voor coronamaatregelen, zoals het vaccinatiepaspoort en testen voor toegang? Indien er sprake is van dergelijke plannen of intenties, kan de regering specifiek aangeven op welke wijze de veiligheid van medische gegevens gewaarborgd wordt en in hoeverre er een (digitale) koppeling met patiëntengegevens (waaronder het elektronisch patiëntendossier) plaatsvindt?
Op 2 juni 2021 ontving de Eerste Kamer de nadere memorie van antwoord. Daarin lazen de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA op pagina 18 dat naar verwachting van de regering er geen Europese eID wordt geïntroduceerd.8 Op 3 juni 2021 publiceerde de Europese Commissie een «framework» voor een Europese Digitale Identiteit.9 Kwam deze aankondiging van de Europese Commissie voor de regering onverwacht? En kan de regering aangeven hoe voorliggend wetsvoorstel en de volgende tranches van de Wdo zich (juridisch, qua gehanteerde technieken en voor wat betreft de planning in de tijd) verhouden tot dit «framework» van de Europese Commissie?
Tot slot enkele vragen over de procedure van de novelle. In antwoord op vragen van het CDA antwoordt de regering in de nadere memorie van antwoord dat de regering de voorkeur heeft om zo snel mogelijk het wetsvoorstel te behandelen, dat wil zeggen vóór behandeling van de novelle.10 Als reden wordt genoemd dat instemming met het wetsvoorstel «een grote mate van duidelijkheid en rechtszekerheid aan betrokkenen (zij weten dan waar zij aan toe zijn) [verschaft], waardoor met de voorbereiding van de uitvoering kan worden gestart».11 Op pagina 20 en 21 wordt evenwel opgemerkt dat omdat het wetsvoorstel (anders dan de novelle) al enige tijd bekend is en voor een ieder kenbaar en beschikbaar, «stakeholders (burgers, publieke dienstverleners, private partijen, toezichthouders) geruime tijd in de gelegenheid zijn zich op het nieuwe stelsel voor te bereiden.» Enerzijds dus reeds ruim voldoende tijd voor voorbereiding; anderzijds moet het wetsvoorstel zo snel mogelijk door de Eerste Kamer worden behandeld om genoeg tijd voor voorbereiding te hebben. Kan de regering deze discrepantie in haar antwoorden verklaren?
Meer principieel en daarmee van groter belang is de vraag van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties, of het staatsrechtelijk zuiver en wenselijk is de Eerste Kamer te vragen in te stemmen met de tekst van een wetsvoorstel, terwijl die op verschillende fundamentele punten via een novelle zal worden aangepast?
Kan de regering aangeven of, en in hoeverre, de uitvoering van dit wetsvoorstel (en de novelle) samenhangt met het wetsvoorstel Wijziging van de Paspoortwet in verband met de uitvoering van de Verordening identiteitskaarten, zo vragen de leden van de PVV-fractie?12
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de nadere memorie van antwoord van de initiatiefnemers en de nadere reactie van de regering en ontvangen deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit nader voorlopig verslag.
De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich
De griffier van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman
Samenstelling: Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34972-Q.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.