34 972 Algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid)

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 mei 2020

Bij brief van 17 maart 2020 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het ontwerp van het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur in verband met het stellen van de kaders voor informatieveiligheid en persoonsgegevensverwerking bij beide Kamers voorgehangen.

Naar aanleiding hiervan heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning1 op 14 april 2020 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 23 april 2020 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 14 april 2020

Bij de Eerste Kamer is thans aanhangig het voorstel voor de Wet digitale overheid.2 Mocht dit wetsvoorstel worden aanvaard, dan zal op basis van de nieuwe wet het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur in verband met het stellen van de kaders voor informatieveiligheid en persoonsgegevensverwerking worden vastgesteld, kortweg het Besluit digitale overheid.

Bij brief van 17 maart 2020 hebt u het ontwerp van dit Besluit bij beide Kamers voorgehangen.3 In deze brief wordt verwezen naar een reactietermijn van vier weken. De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning wijst er echter op dat deze termijn voortvloeit uit artikel 25 van de toekomstige Wet digitale overheid, een wet waarover de Kamer nog een beslissing moet nemen en die dus nog niet in werking is getreden. De commissie behoudt zich daarom het recht voor op het ontwerpbesluit te reageren tot het moment waarop de Eerste Kamer de finale besluitvorming over het wetsvoorstel heeft afgerond.

Verder verzoekt de commissie u het voorgehangen ontwerpbesluit niet voordien formeel ter advisering voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De commissie verneemt uw reactie op dit verzoek graag per omgaande.

Voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat /Algemene Zaken en Huis van de Koning B. Dittrich

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2020

U verzocht mij te reageren op de brief met kenmerk 166585.01u, waarin uw commissie aangeeft zich het recht voor te behouden op het ontwerpbesluit Digitale overheid te reageren tot het moment waarop de Eerste Kamer de finale besluitvorming over het bovenliggende wetsvoorstel heeft afgerond. Verder verzoekt de commissie het voorgehangen ontwerpbesluit niet voordien formeel ter advisering voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Bij brief van 17 maart 2020 heb ik het ontwerp van genoemd besluit aan beide Kamers der Staten-Generaal toegezonden. Deze voorlegging geschiedde in het kader van de voorhangprocedure van de voorgenomen Wet digitale overheid (WDO) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd.Op grond van artikel 25 WDO geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

U geeft terecht aan dat de genoemde termijn voortvloeit uit artikel 25 van de toekomstige WDO, een wet waarover uw Kamer nog een beslissing moet nemen en die dus nog niet in werking is getreden. Ik hecht er niettemin aan in deze fase van het wetgevingsproces uw zienswijze ter zake van het ontwerpbesluit te vernemen. Ik heb echter ook begrip voor uw wens om dit besluit in samenhang met het bovenliggende wetsvoorstel te bezien.

Ik zal het ontwerpbesluit derhalve niet formeel ter advisering voorleggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State dan nadat ik van uw commissie een reactie op het ontwerp heb ontvangen. Wel verzoek ik u het wetsvoorstel WDO en het ontwerpbesluit met voortvarendheid te behandelen, aangezien spoedige inwerkingtreding van beide zeer wenselijk is.

De Staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie, R.W. Knops


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Van der Linden (FvD), Meijer (VVD), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten)

X Noot
2

Kamerstukken 34 972.

X Noot
3

Kamerstukken I/II 2019/20, 34 972, B/nr. 45 herdruk.

Naar boven