34 963 EU-voorstel: verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het ontwikkelen van een raamwerk voor het screenen van buitenlandse investeringen in de Europese Unie COM (2017) 4871

B VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 november 2018

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking2 en voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid3 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 6 juli 20184, in reactie op de brief van de commissies van 22 mei 2018. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de SP-fractie op 19 september 2018 enkele aanvullende vragen gesteld aan de Minister.

De Minister heeft op 22 november 2018 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Den Haag, 19 september 2018

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) en voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (EZK/LNV) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 6 juli 20185, in reactie op de brief van de commissies van 22 mei 2018. De leden van de SP-fractie zijn erkentelijk voor de beknopte en zakelijke beantwoording van de vragen. De beantwoording geeft voor deze leden desondanks nog aanleiding tot enkele aanvullende vragen.

De leden van de SP-fractie constateren dat u niet ingaat op de vraag naar de ratio van het onderbrengen van «buitenlandse investeringen» bij de gemeenschappelijke handelspolitiek in het Verdrag van Lissabon. Welke redenen had de regering om daar destijds mee akkoord te gaan?

In uw brief omschrijft u «niet-markt gedreven investeringen» als investeringen die gedaan worden met een ander motief dan enkel op basis van bedrijfseconomische redenen. Dit is naar de mening van deze leden bijna een tautologische definitie. Kunt u aangeven op basis van welke indicatoren u buitenlandse investeringen aanmerkt als «niet-markt gedreven»? Hoe herkennen wij zo’n investering als die zich voordoet? Hoe kennen wij de motieven van investeerders? Welke criteria of indicatoren hanteert u bij het toepassen van de relevante bepalingen in de Electriciteitswet, de Gaswet en de Wet Financiële Sector?

U maakt zich zorgen over niet-markt gedreven en/of staats-gedreven investeringen in Nederland, maar geeft tegelijkertijd aan geen volledig overzicht te hebben van dergelijke investeringen in Nederland. Kunt u dan de niet-volledige, maar beschikbare, informatie over het voorkomen van dergelijke investeringen met de Kamer delen, tenminste de niet-privacygevoelige onderdelen daarvan? En mocht u tot de conclusie komen dat dergelijke informatie niet beschikbaar is, is dat dan het gevolg van een structurele onmogelijkheid om deze informatie te verkrijgen, of van een keuze die informatie niet proactief te vergaren? Kunt u aangeven waarop uw ongerustheid, bij gebreke van feitelijke informatie, is gebaseerd, en hoe u uw verantwoordelijkheid in dezen kan waarmaken als dergelijke informatie niet beschikbaar is, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) en voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (EZK/LNV) zien met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, J.G. Vlietstra

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, A.M.V. Gerkens

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2018

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) over buitenlandse directe investeringen in de EU. Deze vragen werden ingezonden op 19-09-2018 met kenmerk 163079.02u.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Antwoorden, namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) en Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (EZK/LNV) over buitenlandse directe investeringen in de EU.

Vraag 1

De leden van de SP-fractie constateren dat u niet ingaat op de vraag naar de ratio van het onderbrengen van «buitenlandse investeringen» bij de gemeenschappelijke handelspolitiek in het Verdrag van Lissabon. Welke redenen had de regering om daar destijds mee akkoord te gaan?

Antwoord

Sinds het verdrag van Lissabon, vallen ook directe buitenlandse investeringen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek. Daarmee wordt recht gedaan aan het feit dat financiële stromen essentieel zijn voor- en onlosmakelijk verbonden met de handel in goederen en diensten.Opeenvolgende Nederlandse regeringen waren en zijn eraan gehecht dat de EU slagvaardig kan optreden op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Zoals ook aangegeven in het BNC-fiche heeft de regering daarom een positieve grondhouding ten aanzien van de door de Commissie gekozen rechtsgrondslag. Tegelijkertijd is Nederland van mening dat artikel 4, lid 2, VEU geldt ongeacht de gekozen rechtsgrondslag.

Vraag 2

In uw brief omschrijft u «niet-markt gedreven investeringen» als investeringen die gedaan worden met een ander motief dan enkel op basis van bedrijfseconomische redenen. Dit is naar de mening van deze leden bijna een tautologische definitie. Kunt u aangeven op basis van welke indicatoren u buitenlandse investeringen aanmerkt als «niet-markt gedreven»? Hoe herkennen wij zo’n investering als die zich voordoet? Hoe kennen wij de motieven van investeerders? Welke criteria of indicatoren hanteert u bij het toepassen van de relevante bepalingen in de Electriciteitswet, de Gaswet en de Wet Financiële Sector?

Antwoord

Het bezien van een verdachte of zorgelijke investering betreft een uitgebreid analytisch proces dat informatie vraagt en zorgvuldig dient te worden doorlopen. Gezien de diversiteit in gevallen is dit ook vaak toegesneden op het geval. Het proces leent zich daardoor niet voor algemene conclusies.

Onder de Elektriciteits- en de Gaswet kan gekeken worden naar een wijziging in de zeggenschap. In artikel 86f, eerste lid, Elektriciteitswet 1998 en artikel 66, eerste lid, van de Gaswet wordt een verplichting om een wijziging in de zeggenschap als bedoeld in artikel 26 van de Mededingingswet te melden wanneer het gaat om de zeggenschap in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 250 MW of een onderneming die een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 250 MW beheert of in een LNG-installatie of een LNG-bedrijf. De Minister van Economische Zaken en Klimaat kan vervolgens krachtens het tweede lid op grond van overwegingen van openbare veiligheid, voorzieningszekerheid of leveringszekerheid de wijziging in de zeggenschap verbieden of voorschriften hieraan verbinden. Deze overwegingen vormen de beoordelingscriteria aan de hand waarvan beoordeeld wordt of een wijziging van de zeggenschap verboden dient te worden of aan voorwaarden dient te worden onderworpen. De Regeling melding wijziging zeggenschap Elektriciteitswet 1998 en Gaswet geeft vervolgens aan welke informatie aangeleverd moet worden aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat om tot een gedegen afweging te komen. Het gaat dan om informatie over de bij de wijziging betrokken installaties en relevante partijen, informatie over de voorgenomen wijziging in de zeggenschap, informatie over de financiële positie, en informatie over intenties, strategie en geleverde prestaties in het verleden.

Ingevolge de Wet op het Financieel Toezicht ligt de bevoegdheid tot het verlenen van een verklaring van geen bezwaar voor het verkrijgen van een gekwalificeerde deelneming in bepaalde financiële ondernemingen, zoals een bank, doorgaans bij de Europese Centrale Bank of bij De Nederlandsche Bank. De beoordelingscriteria die hiervoor gelden zijn onder meer de betrouwbaarheid, geschiktheid en financiële soliditeit van de aanvrager van de verklaring van geen bezwaar.

Vraag 3

U maakt zich zorgen over niet-markt gedreven en/of staats-gedreven investeringen in Nederland, maar geeft tegelijkertijd aan geen volledig overzicht te hebben van dergelijke investeringen in Nederland. Kunt u dan de niet-volledige, maar beschikbare, informatie over het voorkomen van dergelijke investeringen met de Kamer delen, tenminste de niet-privacygevoelige onderdelen daarvan? En mocht u tot de conclusie komen dat dergelijke informatie niet beschikbaar is, is dat dan het gevolg van een structurele onmogelijkheid om deze informatie te verkrijgen, of van een keuze die informatie niet proactief te vergaren? Kunt u aangeven waarop uw ongerustheid, bij gebreke van feitelijke informatie, is gebaseerd, en hoe u uw verantwoordelijkheid in dezen kan waarmaken als dergelijke informatie niet beschikbaar is, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Antwoord

Nederland is één van de meest open economieën ter wereld en in grote mate afhankelijk van inkomende- en uitgaande directe buitenlandse investeringen: Nederlanders partijen bezitten meer dan 2.240 miljard euro aan activa in het buitenland en buitenlandse partijen bezitten op hun beurt meer dan 1.543 miljard euro aan activa in Nederland.6 Wie de investeerders of eigenaren zijn is te vinden in het Handelsregister via de Kamer van Koophandel te raadplegen. Voor investeringen in onroerend goed is informatie beschikbaar via het Kadaster.

Buitenlandse overnames en investeringen zullen zich in de nabije toekomst blijven voordoen en zijn ook zeer gewenst. De vele buitenlandse investeringen in Nederlanden de Nederlandse investeringen in het buitenland, hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de welvaart in Nederland. Het aandeel buitenlandse investeringen uit opkomende economieën zal naar verwachting de komende jaren verder toenemen. Tegelijkertijd wordt de geopolitieke context van de wereldeconomie complexer en risicovoller. Bijvoorbeeld door economische machtsverschuivingen in de wereld, toenemende afhankelijkheden van essentiële grondstoffen, hoogwaardige technologieën en (digitale) spionage. Derhalve oriënteert het kabinet zich op maatregelen tegen niet-markt gedreven investeringen en is het voorstander van deze EU-verordening voor buitenlandse investeringen.


X Noot
1

Zie dossier E170031 op www.europapoort.nl.

X Noot
2

Samenstelling Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking:

Kox (SP) (vice-voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Van Kappen (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD) (vice-voorzitter), Strik (GL), Knip (VVD), Faber-van de Klashorst (PVV), De Graaf (D66), Martens (CDA), Postema (PvdA) Vlietstra (PvdA) (voorzitter), Vac. (PVV), Lokin-Sassen (CDA), Van Apeldoorn (SP), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Knapen (CDA), Lintmeijer (GL), Van Rij (CDA), Schaper (D66), Stienen (D66), Overbeek (SP), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Aardema (PVV), Van Leeuwen (PvdD)

X Noot
3

Samenstelling Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit:

Nagel (50PLUS) Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU),Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Kok (PVV) (vice-voorzitter), Gerkens (SP) (voorzitter), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA), Reuten (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Overbeek (SP), De Bruijn-Wezeman (VVD), Van der Sluijs (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA), Aardema (PVV), Binnema (GL)

X Noot
4

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2017–2018, 34 963, A.

X Noot
5

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2017–2018, 34 963, A.

X Noot
6

DNB. 2018.

Naar boven