34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland

Nr. 184 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2023

Op 24 december jl. werd bekend dat de Taliban heeft besloten Afghaanse vrouwen te verbieden voor ngo’s te werken. Via deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, over de eerste impact van dit besluit, reacties op het verbod en mogelijke gevolgen voor de inzet zoals beschreven in de Kamerbrief «Langetermijnvisie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan» van 7 juli jl. (Kamerstukken 34 952 en 27 925, nr. 177) en zoals met uw Kamer besproken tijdens het commissiedebat van 8 december jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2585)

Nederlandse reactie op het verbod

Het kabinet veroordeelt het verbod van de Taliban ten strengste en Nederland ondersteunt de internationale diplomatieke inzet van de VN, de EU en andere partners om het verbod van tafel te krijgen actief. Hiertoe vindt door de VN (op hoog niveau) en ngo’s intensieve dialoog met de de-facto autoriteiten plaats. Ook doen de VN en donoren, waaronder Nederland, outreach naar andere landen in de regio. In de eerstvolgende informele RBZ/OS zal ik het besluit aanhangig maken en aandringen op voortzetting van een stevige gezamenlijke positie. Minister van Buitenlandse Zaken Hoekstra ondertekende op 28 december jl. samen met collega’s van Australië, Canada, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Malta, Noorwegen, Spanje, Zweden, Zwitserland, het VK, de VS en de hoge vertegenwoordiger van de EU, een ministeriële verklaring1 waarin ernstige zorgen werden uitgesproken over het ondoordachte en gevaarlijke besluit en de Taliban werd opgeroepen dit onmiddellijk ongedaan te maken. Gezien de grote gevolgen van het verbod is deze inzet essentieel. Tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat er een reële kans is dat het niet lukt de Taliban op andere gedachten te brengen. Nederland zet zich ervoor in dat de internationale gemeenschap zo veel mogelijk gezamenlijk optrekt.

Gevolgen voor de Nederlandse inzet ter ondersteuning van basisnoden en het maatschappelijk middenveld

Hoewel nog veel onduidelijk is rondom reikwijdte en implementatie van het verbod, laten hulporganisaties nu al weten dat het enorme gevolgen heeft voor het vermogen van deze organisaties om te kunnen opereren. Vrouwelijk personeel is in de regel namelijk noodzakelijk voor het bereiken van vrouwen en meisjes. Door het verbod kan het overgrote deel van de in Afghanistan actieve hulporganisaties hun werk niet langer (volledig) uitvoeren en hebben zij hun activiteiten noodgedwongen moeten pauzeren.

De VN brengt momenteel in kaart wat de precieze operationele gevolgen van het verbod zijn. Zo lijken vrouwen werkzaam in ngo’s in de gezondheidssector en in het basisonderwijs uitgesloten van het besluit. Ook staf van de VN zelf, internationale staf van ngo’s en staf van het Rode Kruis zijn uitgesloten van het besluit, maar de meeste VN organisaties werken samen met internationale en nationale ngo’s als uitvoerende partners en ondervinden daarom wel degelijk ook grote impact van het verbod.

Het verbod heeft uiteraard ook directe impact op de Nederlandse inzet voor de tijdelijke ondersteuning van basisnoden en livelihoods in Afghanistan. Zoals beschreven in o.a. de Kamerbrief «Langetermijnvisie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan» van 7 juli jl. (Kamerstukken 34 952 en 27 925, nr. 177) is deze inzet verbonden aan duidelijke voorwaarden: steun dient alleen via multilaterale organisaties of ngo’s te worden verstrekt, niet (direct of indirect) via de Taliban; er mag geen inhoudelijke bemoeienis van de Taliban plaatsvinden m.b.t. beleid, uitvoering en management; en gelijke toegang dient zeker gesteld te zijn voor vrouwen en meisjes.

In de huidige context lijkt het onmogelijk dat voor alle inzet op het gebied van basisnoden aan de laatste twee voorwaarden kan worden voldaan. De Wereldbank heeft mede op instigatie van Nederland, de programma’s uit het ARTF, waaraan ook Nederland bijdraagt, gepauzeerd, met uitzondering van de levensreddende steun aan de gezondheidssector omdat daar wel aan de voorwaarden wordt voldaan. In overleg met andere donoren, VN, Wereldbank en uitvoerende organisaties, zal de komende tijd moeten worden bezien of op termijn programmering (gedeeltelijk) voort kan worden gezet binnen de daarvoor geldende voorwaarden. In afwachting daarvan zal Nederland geen nieuwe financiering overmaken.

Naast de inzet op het gebied van basisnoden, ondersteunt Nederland in Afghanistan activiteiten van het lokale maatschappelijk middenveld gericht op mensenrechten en op het versterken van de positie van vrouwen. Steun aan deze projecten is zoals beschreven in de brief Stand van zaken hulp aan Afghanistan van 7 januari 2022 (Kamerstuk 34 952, nr. 151) ook verbonden aan (hogergenoemde) voorwaarden. Met partners wordt besproken of zij hun activiteiten, die in de meeste gevallen direct dienen om juist de positie van vrouwen te ondersteunen, nog onder deze voorwaarden kunnen voortzetten of zullen moeten opschorten. De veiligheid van hulpverleners wordt in gesprekken met partners in alle sectoren als onderdeel van hun afweging om programmering te stoppen of door te zetten door het kabinet benadrukt.

Humanitaire gevolgen en inzet

Terwijl de internationale diplomatieke inzet loopt en de operationele gevolgen van het verbod door de VN en andere hulporganisaties verder in kaart worden gebracht, zijn er op korte termijn al grote gevolgen voor de internationale humanitaire inzet. Zo zagen de VN en grote internationale hulporganisaties zich gedwongen om de meeste hulp te pauzeren of enkel nog levensreddende hulp te bieden tot meer bekend is over het verbod2. Ook lokaal wordt daarom door humanitaire organisaties onderhandeld, zodat levensreddende hulp, met deelname van vrouwelijke hulpverleners, vrouwen kan bereiken. Hulp in de gezondheidszorg gaat vaker door, omdat daar een uitzondering voor werken door vrouwen lijkt te zijn gemaakt.

De humanitaire gevolgen van het noodgedwongen pauzeren van een groot deel van de hulp zijn enorm. De VN schatte begin december dat in 2023 maar liefst 28,3 miljoen Afghanen (bijna twee derde van de bevolking) humanitaire hulp nodig hebben, van wie 20 miljoen naar verwachting op enig moment in het jaar in acute voedselonzekerheid zullen verkeren3. Net als in 2022, zal een groot deel van deze hulp gericht zijn op vrouwen en meisjes. Zonder hulp zal de humanitaire situatie verder verslechteren en de zeer verzwakte Afghaanse economie naar verwachting verder imploderen, wat kan leiden grootschalig verlies van mensenlevens, toenemende instabiliteit, vluchtelingenstromen en een verdere voedingsbodem voor radicalisering.

Het kabinet steunt het noodgedwongen besluit van veel humanitaire partners om humanitaire hulp te pauzeren en heeft begrip voor de lastige keuzes die humanitaire organisaties momenteel gedwongen zijn te maken. Het stopzetten van levensreddende hulp middenin een voor veel Afghanen zware winter zou veel mensenlevens kunnen kosten. Tegelijk moet levensreddende hulp geleverd kunnen worden aan diegenen die deze het hardst nodig hebben, inclusief vrouwen en meisjes. Op dit moment zijn humanitaire organisaties zelf in de beste positie om in te schatten of en waar zij nog in staat zijn humanitaire hulp in lijn met bovenstaand uitgangspunt te verlenen. Het kabinet zet zich hard in om het belang van gelijke toegang tot hulp en gelijkwaardige participatie in de hulpverlening als niet-onderhandelbaar uitgangspunt voor humanitaire hulp te benadrukken, richting de VN en andere humanitaire partners. Ook pleit het kabinet voor solidariteit en flexibiliteit tussen partnerorganisaties en het zoveel mogelijk hanteren en uitdragen van dezelfde keuzes en lijnen binnen de sector.

Het kabinet zal uw Kamer opnieuw informeren zodra er meer duidelijkheid is over de operationele gevolgen van het verbod en mogelijke handelingsopties.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher

Naar boven