34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland

Nr. 136 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 3 augustus 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 10 juni 2021 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister van Buitenlandse Zaken en Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 19 februari 2021 inzake humanitaire hulp en diplomatie 2021 (Kamerstuk 34 952, nr. 128);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 april 2021 inzake fiche: Mededeling Humanitair optreden EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3089);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 juni 2021 inzake reactie op verzoek commissie inzake humanitaire situatie in Myanmar en Ethiopië;

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 10 juni 2021 inzake stand van zaken aanpak COVID-19-pandemie in humanitaire crisis, met in het bijzonder aandacht voor de Technology Access Pool (C-TAP) en de Access to COVID Toolsaccelerator.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Van Toor

Voorzitter: Jasper van Dijk

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Ceder, Jasper van Dijk, Hammelburg, Klink, Koekkoek, Kuik, Van der Lee, Piri, Simons en Stoffer,

en mevrouw Kaag, Minister van Buitenlandse Zaken.

Aanvang 17.04 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag. Ik open het commissiedebat van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het debat betreft noodhulp. We hebben in principe tot 20.00 uur de tijd. Ik heet de Minister welkom. Ik stel een spreektijd van vier minuten in eerste termijn voor, met twee interrupties, in tweeën.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Hammelburg van D66.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Vier minuten; ik ga mijn best doen.

Voorzitter. Gister zijn er 90.000 vaccins naar Suriname gestuurd en dat is gezien de code zwart in dat land hard nodig. Terwijl in Nederland de vaccinatiegraad gelukkig met de dag omhooggaat, zijn er nog steeds tal van landen waar de vaccinatiegraad onder de 1% van de bevolking zit. Vooral de armste landen in de landen in de wereld worden door deze epidemie snoeihard geraakt, met veel doden en leed tot gevolg en ook met economische consequenties tot gevolg, zowel in de arme landen alsook in Nederland, nu en in de toekomst. Een opleving van het virus over de grens heeft tot gevolg dat het virus zijn weg weer terug weet te vinden naar Nederland. Daarom is wegkijken zeker geen optie. Dit vraagt om een krachtig antwoord van Nederland en van Europa.

Ondanks de financiële steun aan het internationale vaccinprogramma COVAX, ook van Nederland – ik dank de Minister voor de uitgebreide brief waar we om hadden gevraagd – zien we dat er op de korte termijn simpelweg te weinig vaccins beschikbaar zijn om deze landen te helpen. We weten dat de productie omhoog moet. Daar werken we ook aan. We hebben niet voor niets hier in Den Haag en ook in Brussel een motie ingediend om bijvoorbeeld de patenten vrij te geven. Op korte termijn is er eigenlijk maar één oplossing: onze overschotten doneren. Ik ben dan ook blij dat het kabinet vorige week heeft toegezegd dit te gaan doen, en wel op zo'n manier dat we in Nederland wel voldoende voorraad hebben, ook als we rekening houden met wat er de komende zomer en mogelijk in de herfst nog op ons af gaat komen, bijvoorbeeld met het vaccineren van 18-minners of boosters. Maar ik mis nog wel de urgentie en een duidelijk plan. Daarom de volgende vragen aan de Minister.

Is zij bereid om samen met haar collega van VWS op zeer korte termijn met een concreet voorstel te komen voor een beleid van gefaseerde donatie aan COVAX en landen waar Nederland een bijzondere band mee heeft, een plan dat is gestoeld op een advies van het OMT waaruit duidelijk is hoeveel we kunnen doneren, hoeveel reserve we in Nederland nog nodig hebben om het vaccineren probleemloos te kunnen continueren en waarbij we ook rekening houden met bijvoorbeeld tegenvallende leveranties en andere zaken? Tot zover COVAX en vaccins.

Voorzitter. Ik wil overgaan naar kwetsbare groepen in noodsituaties. Veel steun voor noodhulp gaat ...

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Het klinkt heel sympathiek, landen waar Nederland een speciale band mee heeft. Het idee van overschotten doneren vind ik ook heel sympathiek, maar ik vraag me een beetje af hoe dit zich verhoudt tot COVAX en de coördinerende rol die zij wordt geacht te spelen. Als ieder land dit gaat doen met landen waarmee men een goede band heeft, doorkruisen we dan niet de gezamenlijke internationale inspanningen? Ik vind iedere inspanning misschien wel goed, maar het moet elkaar niet in de wielen gaan rijden. Ik ben benieuwd hoe u dat ziet.

De heer Hammelburg (D66):

Laat ik daar heel helder over zijn. Ik ben het eens met de heer Van der Lee dat we dit in principe multilateraal moeten aanpakken. Maar we hebben ook als Kamer gezegd dat we, gezien de speciale band, specifiek naar bijvoorbeeld Suriname en de eilanden moeten kijken. Maar verder is vooralsnog COVAX de weg; multilaterale programma's. Je wilt niet dat donordarlings het meeste krijgen en anderen achter aan moeten sluiten. Geheel eens met GroenLinks dus.

Voorzitter. Dan kwetsbare groepen in noodsituaties. Veel van onze steun voor noodhulp verloopt via multilaterale organisaties. Terecht merkt de Minister op dat we flexibiliteit moeten borgen en dat we weg moeten blijven van oormerken. Ik ondersteun dat. Toch hoor ik nog te vaak dat de meest kwetsbaren juist ook in noodsituaties door meervoudige discriminatie extra gevaar lopen, geen toegang hebben tot noodfaciliteiten, binnen die faciliteiten hun leven vaak niet zeker zijn en soms geen toegang hebben tot medische zorg. Dat geldt in humanitaire noodsituaties, conflictgebieden en nu wereldwijd ook in de coronacrisis. Zo hoorden we vorige week bij de rondetafel nog dat journalisten, mensenrechtenverdedigers, vrouwen, meisjes en lhbti'ers in Ethiopië en Myanmar te maken hebben met extra veiligheidsrisico's, vervolging en erger. De VN-rapporteur voor Myanmar bevestigde dit gisteren in een speciaal gesprek. Een van de voorbeelden zijn de afschuwelijke aanvallen op homoseksuele mannen in het Keniaanse vluchtelingenkamp Kakuma. Daar zijn pas na jaren aandringen van het maatschappelijk middenveld bij de UNHCR voorzieningen getroffen. Dat heeft echt veel en veel te lang geduurd: bij mijn weten twee tot drie jaar. Ik ben blij dat de Minister in haar brief aangeeft dat de bescherming van kwetsbare groepen een aandachtspunt is bij alle activiteiten van Nederland, maar mijn concrete vraag is of Nederland ook gesprekken voert met ontvangende organisaties zoals de UNHCR over de vraag hoe zij uitvoering geven aan het principe van «leave no one behind» en daarbij ook speciale maatregelen treffen voor die groepen die te maken hebben met meervoudige vormen van discriminatie. Dan denk ik dus aan mensenrechtenverdedigers, lhbti'ers en andere minderheden. Kakuma is een van de vele voorbeelden die aantonen dat we echt streng moeten zijn op de uitvoeringsorganisaties die we steunen, zonder te oormerken – ik blijf dat herhalen – en hun moeten vragen om preventief de veiligheid te borgen van iedereen die noodhulp nodig heeft.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartstikke goed, dank u wel. Voordat ik het woord aan de heer Stoffer geef, meld ik nog even dat mevrouw Van Weerdenburg van de PVV zich heeft afgemeld. De heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik heb eerst drie algemene punten en daarna zoom ik kort in op Ethiopië en Myanmar.

Voor de Dutch Relief Alliance en humanitaire organisaties zou het van grote betekenis kunnen zijn als er voor hen een meerjarig financieringskader zou komen. Voorspelbare en ruimhartige inkomsten vergroten de stabiliteit en impact van hun werk. Het zou ook in lijn zijn met de EU-mededeling inzake noodhulp. Deelt de Minister deze mening en is zij bereid om deze route verder uit te werken? Wil zij voor toekomstig ontwikkelingssamenwerkingsbeleid nadrukkelijk ook de samenwerking met lokale ngo's centraal stellen en minder de meer logge multilaterale instellingen?

Als tweede vraag ik de Minister of zij wil reageren op de vergeten lijst van ZOA. Dat is een top vijf van landen – momenteel Kongo, Burundi, Colombia, Jemen en Myanmar – die te maken hebben met langdurige crisis, grote aantallen ontheemden en veelal weinig media-aandacht en een tekort aan hulpfondsen. Wil de Minister een plan met de Kamer delen over de humanitaire steun aan deze vijf landen en aangeven of die steun samen met internationale partners structureel versterkt dient te worden?

Een derde en laatste, algemenere vraag is uitgebreider behandeld door collega Hammelburg van D66, maar mijn vraag is in lijn daarmee: wat doet Nederland voor een grotere productie en eerlijke verdeling van covidvaccins wereldwijd?

Voorzitter. Ethiopië is naar eigen zeggen de bakermat van de menselijke beschaving. Een oude, rijke en trotse beschaving is het zonder meer, maar dat betekent helaas nog niet vrijwaring van interne spanningen. We hebben gezien hoe de opstandigheid in de provincie Tigray heeft geleid tot militair ingrijpen door de federale overheid met als op zich legitiem doel de nationale eenheid. Vanwege de vele desinformatie steunt de SGP een evenwichtig internationaal onderzoek naar mogelijke misstanden aan beide zijden. Mijn vraag aan de Minister luidt als volgt. Blijft Nederland zich niet alleen inspannen voor een humanitaire corridor op de korte termijn, maar ook voor ontwikkeling en vredesopbouw op de langere termijn? En blijft Nederland zich inzetten voor een structurele dialoog met de federale overheid, in plaats van sancties of het opschorten van hulp?

Dan Myanmar, voorzitter. Toen Aung San Suu Kyi in 2010 de regeringsleider van Myanmar werd, gloorde er na jaren van militaire dictatuur de hoop op een betere toekomst. Maar het leger wist helaas van geen wijken en er volgde grof geweld tegen de Rohingya. Bij het recente protest tegen verkiezingsfraude zijn bij gewelddadige legeroptredens opnieuw honderden doden gevallen en duizenden mensen gearresteerd. Vele politieke kopstukken hangt een lange gevangenisstraf boven het hoofd. Mijn laatste vragen aan de Minister zijn daarom als volgt. Welke steun biedt Nederland aan ngo's die de burgers van Myanmar op de korte en de lange termijn voorzien van humanitaire steun? Wil Nederland samen met bijvoorbeeld de ASEAN-landen in gesprek gaan over gerichte sancties tegen bedrijven die in handen zijn van het leger of legerleiders?

Daar laat ik het bij, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst een woord van dank aan mevrouw Kaag voor de heldere uiteenzetting in de stukken die zijn aangeleverd. Ik ben heel blij te lezen dat wij met betrekking tot de morele verplichting van Nederland dezelfde overtuiging delen. Dat scheelt tijd om de basis uit leggen waarop we dit soort commissiedebatten zouden moeten voeren.

Ik heb een viertal vragen. De eerste betreft de uitweg uit de crisis van de COVID-19-pandemie. Zoals de demissionair Minister zelf aangaf in haar brief, kan de pandemie pas echt ten einde worden gebracht wanneer we wereldwijd een vaccinatiegraad bereiken die hoog genoeg is. De leefomstandigheden in crisissituaties in vluchtelingenkampen zijn in het bijzonder extreem nijpend. Tegelijkertijd constateert mevrouw Kaag ook dat voor het versneld opschalen van de productie van de coronavaccins mondiale productielijnen van groot belang zijn en dat lokale productie daarbij een belangrijk actiepunt vormt. In lijn met die constatering en in het licht van de resolutie die vanmorgen door het Europees Parlement is aangenomen om de patenten op de vaccins tijdelijk op te heffen, ben ik natuurlijk benieuwd naar de acties die het kabinet zal ondernemen om deze resolutie uit te voeren en daarmee een wereldwijd benodigde vaccinatiegraad te bereiken.

Mijn overige vragen hebben betrekking op de nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de EU-lidstaten. Ten eerste verwelkomt het kabinet de toenemende betrokkenheid van lokale partners bij het bieden van effectieve en efficiënte noodhulp en spreekt het hierbij over het belang van gelijkwaardige partnerschappen met de lokale organisaties. Ik ben benieuwd hoe het kabinet dergelijke partnerschappen voor zich ziet en in hoeverre machtsverhoudingen tussen voortvarende westerse landen en lokale organisaties in een crisissituatie een rol spelen in het analyseren van die gelijkwaardigheid.

Ten tweede vraagt de Commissie aandacht voor de toenemende gevolgen van klimaatverandering en milieuaantasting. Het kabinet zegt de mededeling alsook de aansporing om de eigen klimaat- en milieuvoetafdruk te verkleinen te verwelkomen, maar mij werd niet helemaal duidelijk of het kabinet daarin ook de eigen verantwoordelijkheid erkent. Kan de demissionair Minister daar namens het kabinet misschien wat meer licht op laten schijnen en verhelderen hoe ook wij structureel onze voetafdruk zullen moeten verkleinen, zodat we zo min mogelijk bijdragen aan klimaatrampen elders in de wereld?

Tot slot. Er wordt geconstateerd dat enkele lidstaten in de Commissie vragen om meer aandacht voor gendermainstreaming in de humanitaire respons en dat voor een enkele lidstaat mensen met een handicap een specifiek aandachtsgebied zijn. Sluit Nederland zich bij deze lidstaten aan? Zo nee, waarom niet? Kan de demissionair Minister toezeggen dat het kabinet zich in de context van gendermainstreaming niet alleen zal inzetten voor het verbeteren van gelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar dat ook non-binaire genderidentiteit en -expressie inherent onderdeel zullen zijn van de strijd voor gelijkheid?

Ik dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Keurig binnen de tijd. Ik geef het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank u, voorzitter. De VN berekenden dat het geschatte aantal mensen dat dit jaar noodhulp nodig heeft oploopt tot 235 miljoen. De Minister stelt terecht dat Nederland als lid van de internationale gemeenschap een verantwoordelijkheid heeft. Ik heb vragen over de Grand Bargain, over het seksueel misbruik in de noodhulpsector en ook over transparantie over onze uitgaven, maar die laatste vraag bewaar ik even voor het WGO, want anders red ik het niet.

Nederland blijft investeren in effectiviteit en efficiëntie binnen het humanitaire systeem met de Grand Bargain als leidraad, zo stelt de Minister. Deze Grand Bargain zou aflopen in 2021. Volgende week zal de Minister het voorzitterschap overdragen. Dat impliceert dat de Grand Bargain wordt voortgezet. Kan de Minister in een brief aan de Kamer een analyse geven over de Grand Bargain, over de ervaren positieve punten en over de verbeterpunten wat betreft de inzet van Nederland, ook in relatie tot een nieuwe Grand Bargain?

Voorzitter. Dan de positie van vrouwen tijdens noodhulpacties. Onlangs zijn we weer opgeschrikt door een oproep van 53 landen. Er zou sprake zijn van misstanden veroorzaakt door hulpverleners van de WHO. Het gaat om mensen in nood, mensen die radeloos zijn, die gebrek hebben aan voedsel, aan warmte, aan onderdak. Ze zijn wanhopig en daardoor tot veel bereid. Daarvan misbruik maken is natuurlijk verderfelijk. Daarom probeer ik dit punt steeds hoog op de agenda te krijgen. Ik heb hierover ook schriftelijke vragen gesteld. Deze casus toont aan dat het probleem waarmee we in 2018 in Haïti geconfronteerd werden, ondanks alle goede acties die de Minister al in gang heeft gezet, net als de VN en de internationale gemeenschap, niet is opgelost. We zijn niet in staat gebleken om een morele ondergrens te garanderen voor degenen die in deze wereld de meeste hulp behoeven. Ik zie in de brief eigenlijk niks staan over seksueel misbruik. Het kan toch niet zo zijn dat dit bij noodhulp hoort? Juist de bestrijding ervan hoort onderdeel te zijn van onze humanitaire agenda. Anders gaan we het niet uitbannen.

De Minister stelt dat Nederland als lid van de internationale gemeenschap een verantwoordelijkheid heeft. De Minister heeft daar zoals gezegd echt stappen in gezet na de onthulling in 2018, maar het is nog niet klaar. In de brief wordt wel gerefereerd aan het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag in de internationale hulpverlening, maar dat is het dan ook. Ik wil graag dat de Minister wat concreter wordt, want dit klinkt meer als staand beleid en we weten inmiddels dat dat onvoldoende werkt. Grote organisaties hebben hun medewerkers onvoldoende onder controle en het lijkt onmogelijk om een juridisch kader te creëren waarbinnen deze mensen vervolgd kunnen worden. Waarom wordt niet gekeken naar checks-and-balances die we kunnen inbouwen? Wat is ons voornemen voor komend jaar: wat gaan we hieraan doen, hoe maken we de wereld voor mensen in nood veiliger en voor misbruikers tot een hel?

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel, voorzitter. Het werd al eerder gezegd door collega Hammelburg en ook ik sluit me zeker aan bij de oproep om de vaccinoverschotten te doneren. Ik sluit me ook aan bij de opmerking over de multilaterale aanpak. Ik denk dat die heel goed is. Ik vind het heel positief om te zien dat het belang van gendergelijkheid in het handels- en ontwikkelingsbeleid van Nederland centraal staat en dat we daarbij ook aandacht hebben voor het aanpakken van onderliggende structurele problemen. In hoeverre doen we daar nu al voldoende aan? Hoe kunnen we structurele problemen aanpakken in het kader van ontwikkelingssamenwerking? Welke grote obstakels voorziet Nederland in EU-verband? Mijn vragen hebben dan ook vooral betrekking op de structurele aanpak of eigenlijk het hervormen van de internationale ontwikkelingssamenwerking.

De eerste vraag die ik daarbij heb, is hoe we de verhouding zien tussen handel en ontwikkelingssamenwerking als extra middel om welvaart te creëren in ontwikkelingslanden. Waar liggen onze prioriteiten met betrekking tot ontwikkelingshulp? Zoals we hebben kunnen lezen, voorziet Nederland een gezamenlijke en effectieve aanpak van de Europese Unie, zodat we echt kunnen opereren als Team Europa. Welke rol speelt Nederland? Wat doen wij om ervoor te zorgen dat Team Europa daadwerkelijk als team opereert en een gezamenlijke positie bepaalt en een gemeenschappelijke boodschap uitdraagt? In het kader van het draagvlak voor dat Team Europa: hoe ziet Nederland zijn eigen bijdrage, en dan met name wat betreft het ontwikkelingsbudget? Hoe gaan wij dat verbeteren? Hoe brengen we onze eigen bijdrage aan het ontwikkelingssamenwerkingsbudget weer op peil?

In het kader van de rol van Nederland ook de vraag op welke manier Nederland zich ervoor inzet om internationale structuren voor ontwikkelingshulp te verbeteren. Zetten wij ons ervoor in om andere internationale organisaties, zoals de G20 of de Wereldgezondheidsorganisatie een meer centrale rol te geven, juist in die multilaterale aanpak van internationale ontwikkelingssamenwerking?

In het kader van het verbeteren van internationale structuren: op welke manier zet Nederland zich ervoor in om meer aandacht te geven aan het integreren van ngo's om een groter draagvlak te creëren, maar ook om logistieke problemen op te lossen? Op welke manier proberen wij een holistische aanpak neer te zetten?

Tot slot de vraag hoe Nederland tegenover het EU-voorstel staat om partnerschappen tussen publieke en private sectoren meer centraal te stellen en op te pakken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Klink van de VVD.

De heer Klink (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Voor mij is dit een primeur: het eerste commissiedebat dat ik als tijdelijk Kamerlid meemaak.

Dank aan de Minister voor de brief over Myanmar en Ethiopië. Het is heel goed om het over noodhulp te hebben. De VVD vindt noodhulp heel belangrijk om slachtoffers van natuurrampen en gewapende conflicten te helpen en hun levens in acute en ellendige situaties te redden. Ik wil mij focussen op earlywarningsystems, noodhulp in het algemeen en de Grand Bargain. Ik heb daar in totaal vier vragen over.

Een voorbeeld van een land met earlywarningsystems is Bangladesh, waar mensen nu eerder gewaarschuwd worden voor overstromingen. Aan de ene kant worden hierdoor minder mensen slachtoffer van een ramp en aan de andere kant bouwen hun mensen hun leven weer sneller op. Als mensen gewaarschuwd worden voor een ramp, is het bijvoorbeeld mogelijk om vee ergens anders onder te brengen en maatregelen te treffen. Als dit niet gebeurt, blijven mensen langer afhankelijk van hulp, wat kan leiden tot weinige effectieve langjarige programma's met relatief hoge kosten. Het doel is dat mensen na een ramp zo snel mogelijk weer voor zichzelf kunnen zorgen en zelf geld kunnen verdienen.

Voorzitter. Bij de toekenning van noodhulp komt wat de VVD betreft meer nadruk te leggen op het voorkomen van migratiestromen. Dit betekent bijvoorbeeld extra uitgaven voor hulp aan Syrische vluchtelingen of andere getroffenen in gebieden rondom Europa. De leden van de VVD-fractie vinden dat Nederland meer zelfbeschikking moet hebben bij de allocatie van middelen voor noodhulp. Het moet mogelijk zijn om dichter bij huis bij te springen op het moment dat een noodsituatie zich voordoet. Een voorbeeld hiervan is de ontploffing in de haven in Libanon vorig jaar augustus. Nederland wilde dat er meer geld naartoe ging, maar de Minister gaf toen aan dat dat niet kon omdat de afspraken over de allocatie van middelen voor noodhulp al vastlagen. De VVD wil dus meer mogelijkheden om rondom Europa middelen voor noodhulp in te zetten. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat hierop meer prioritering komt?

De voorzitter:

Meneer Klink, meneer Hammelburg heeft een vraag aan u.

De heer Klink (VVD):

Ah, meneer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Jazeker, meneer Hammelburg. Laat ik vooropstellen dat D66 ontzettend verheugd is dat de VVD erg voor noodhulp is, want dat is zeer noodzakelijk, zoals u zelf ook zegt. Ik wil graag terug naar de preventieve werking waar de VVD het over heeft, dat earlywarningsystem. De afgelopen jaren en decennia is de innovatie in noodhulp gigantisch, waardoor het aantal slachtoffers heel erg is afgenomen. Maar de nieuwe uitdaging die we voor ons zien, is klimaatverandering met de enorme problemen en gevaren die we daar zien. Kunnen we net als bij noodhulp de VVD aan onze zijde vinden om ten strijde te trekken tegen de klimaatproblemen, die ook weer zorgen voor migratiestromen en heel veel leed en armoede in de wereld?

De heer Klink (VVD):

We hebben het nu over noodhulp, over acute situaties waarin levens gered moeten worden. Dat vinden wij heel belangrijk. Klimaat is ook echt een serieuze, mondiale opgave. Veel partijen in deze Kamer onderschrijven ook de ambities die we op dat gebied hebben met elkaar. Maar het gaat mij net even te snel om dat hier zo maar eventjes aan toe te voegen, maar wellicht kunnen we op een ander moment daar verder over doorpraten.

De heer Hammelburg (D66):

Dat doet mij deugd. Ik ben ervan overtuigd dat de klimaatuitdagingen waar heel veel mensen in deze wereld mee te maken hebben, voor steeds meer humanitaire crises en leed gaan zorgen. Ze leiden ook tot de migratiestromen waar de heer Klink het over heeft. We moeten daar, zoals de heer Klink zegt, preventief op inzetten.

De heer Klink (VVD):

Ja, nou, we vinden elkaar in ieder geval. We vinden noodhulp belangrijk, net als het voorkomen van migratiestromen. Het is goed om dat te horen.

De voorzitter:

Ik wil zelf ook een vraag stellen. De heer Klink legt de nadruk op noodhulp. Dat is heel goed. Begrijp ik dan ook dat de VVD daar extra middelen voor vrij wil maken? Wat is precies het voorstel van de VVD rond noodhulp, als je het echt financieel maakt?

De heer Klink (VVD):

Dat is op zich geen verrassing. U heeft dat wellicht ook kunnen lezen in het verkiezingsprogramma van de VVD. Ik denk dat het niet goed is om nu grote discussies te gaan voeren over de omvang van het totaalbudget voor ontwikkelingssamenwerking, maar het aandeel noodhulp binnen het totaalbudget voor ontwikkelingssamenwerking zou je groter kunnen maken. Wat het precies zou moeten zijn, moet zich nog uitwijzen. Maar het is nu een relatief beperkt bedrag binnen het totale OS-budget. Je zou daar iets kunnen doen.

De voorzitter:

Het antwoord is helder. U mag uw betoog vervolgen.

De heer Klink (VVD):

Een ander punt dat ik wil aanstippen, net als het CDA, is de Grand Bargain. Dat is een set van afspraken tussen de grootste humanitaire donoren en de uitvoerders om het mondiale humanitaire systeem efficiënter en effectiever te maken. Deze Grand Bargain loopt, zoals collega Kuik aangaf, binnenkort af. U treedt binnenkort ook af als Eminent Person. Ik begreep dat een Noor uw opvolger ... O ja, dat mag ik allemaal niet zo zeggen, dat moet via de voorzitter. Ik moet er nog even aan wennen, excuus. Op 15 juni is de algemene vergadering. Dan zal er worden teruggeblikt en zal er ook worden vooruitgeblikt naar Grand Bargain 2.0. Vanwege het grote belang voor het verbeteren van het humanitaire systeem heb ik tot slot de volgende vraag aan de Minister. Kan zij de Kamer op de hoogte stellen van de onderhandelingen over Grand Bargain 2.0 tot nu toe? Heeft Nederland er al uitgehaald wat het wilde? Kan de Minister toezeggen dat zij geen nieuwe stappen zal zetten in de onderhandelingen omtrent Grand Bargain 2.0 alvorens de Kamer in te lichten? Kan de Minister informeren in hoeverre Grand Bargain 2.0 en de afspraken daaromtrent ons Nederlandse OS-beleid gaan beïnvloeden?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank voorzitter. Felicitaties van mijn kant aan de heer Klink voor zijn maidenspeech in commissiedebat. Dat is niet echt een ding, maar ik maak het er even van.

Net werd al even een getal genoemd: 235 miljoen mensen die afhankelijk zijn van noodhulp. Dat is de stand nu. Acht jaar geleden was dat nog maar 60 miljoen. In acht jaar tijd zien we een verviervoudiging van het aantal mensen dat afhankelijk is van noodhulp en de financiële middelen daarvoor zijn nog niet eens verdubbeld. Het gat is gigantisch. Daar is de respons op covid nog bijgekomen. Welke inspanningen gaat Nederland verrichten samen met andere, gelijkgezinde landen om dit gat in de financiering zo snel mogelijk aan te pakken en op te lossen?

Gerelateerd aan getallen: gisteren stond er een stuk in The Economist waaruit blijkt dat het ongeveer 50 miljard euro gaat kosten om 70% van de bevolking wereldwijd te vaccineren. De return on investment zou 9.000 miljard zijn. Ten opzichte van een investering van 50 miljard om te zorgen dat snel 70% van de wereldbevolking gevaccineerd is, is dat een enorme hefboom. Ik hoop dat Nederland ook dat argument gaat inbrengen als het erom gaat de financiering en productie van vaccins wereldwijd zo snel mogelijk te bevorderen en te zorgen dat ze in al die ontwikkelingslanden terechtkomen. Als mondiale samenleving, als wereldeconomie hebben we daar ook heel veel belang bij.

Ik ben specifiek geïnteresseerd in het antwoord op de overschotten. De overschotten zijn direct afhankelijk van de keuzes die we nu nog maken in het vaccinatiebeleid. Nederland heeft ervoor gekozen om voor 12-jarigen met een gezondheidsrisico vaccins toe te passen. Dat lijkt mij verantwoord. Er lag ook een goed advies. In meerdere landen is er discussie over de vraag of je het voor alle kinderen moet doen. De vraag is wel of dat medisch überhaupt noodzakelijk is, maar het beperkt ook de overcapaciteit die je zou kunnen delen met andere landen. Wordt er in Nederland, in het kabinet ook op die manier gekeken naar het vraagstuk van het al dan niet vaccineren van kinderen?

Dan Ethiopië. Ik heb de brief gelezen. We hebben veel hearings gehad. Het is van verschillende kanten belicht. Ik vind dat er nog een contrast zit tussen de brief die we kregen en wat we hebben gehoord. Er wordt veel gevraagd van de Ethiopische regering. Dat kan en dat mag, maar ik lees eigenlijk bijna niets over TPLF. Wat vinden we daar eigenlijk van? Hoe zetten we dat onder druk? Zijn er überhaupt contacten? Zij zijn ook een belangrijke speler in het conflict. Ik vind het merkwaardig dat er weinig balans zit in wat ik daarover lees in de brief van de zijde van de regering.

Ik wil ook graag ingaan op de situatie in Myanmar. Ook daarover hebben we hearings gehad. De speciale vertegenwoordiger van de VN uitte grote zorgen over de risico's op een burgeroorlog. Hij benadrukte het belang van coördinatie op de sancties. Welke inspanningen gaat Nederland verrichten om ervoor te zorgen dat de coördinatie tussen al die landen die al sancties instellen, versterkt wordt en, meer specifiek, hoe de coördinatie gefocust wordt op de oil and gas company, de belangrijkste financieringsbron van de junta en het militaire apparaat waar de junta over beslist? Wie zitten daar nou precies achter? Wie heeft daar de meeste belangen? Kan de Minister dat in een brief in kaart brengen voor de Kamer, zodat wij mee kunnen denken over de vraag wat voor type sancties en welke coördinatie nuttig en nodig zijn om de junta onder druk te zetten?

De heer Hammelburg (D66):

Een uitstekende vraag van Van der Lee. We hebben gisteren inderdaad een gesprek gehad met de VN-rapporteur. We hebben ook gesproken over de vraag of een regionale leider wellicht de coördinatie kan doen. Zou de heer Van der Lee deze vraag willen toevoegen aan zijn vraag om een brief?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dat doe ik heel graag. Dank voor deze aanvulling. Ik hoop dat dit inderdaad onderdeel van de aanpak wordt. Nederland hoeft inderdaad niet zelf de lead te nemen. Het is wat de coördinatie betreft belangrijk dat we proberen om iemand of een land in de regio – het kan ook de VN zijn als daarvoor voldoende draagvlak is – die rol te geven. Het maakt mij helemaal niet uit. Ik vind de vraag heel terecht.

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Een halve minuut? Dat is goed. Ik ben nu wel even uit mijn ritme ... O ja natuurlijk, de TRIPS-waiver. Ik was er even overheen gestapt, maar dat is heel belangrijk. Het Europees Parlement heeft een motie daarover aangenomen. De Minister heeft eerder in reactie op de Amerikaanse beweging van Biden gezegd dat het constructief is. Als je flauw bent, kun je zeggen dat de EU dat kennelijk nog niet was. Wat vindt de Minister van de aangenomen motie in het Europees Parlement? Gaat ze zich er hard voor maken dat de Europese Unie en haar lidstaten dit gaan ondersteunen?

Dat was het. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel dan. Dan geef ik het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Er is al veel gezegd. Het is een belangrijk onderwerp. Ik ben blij dat Nederland een van de landen is die altijd bereid zijn om hulp te verlenen, bijvoorbeeld recent aan Suriname. Daar hebben we ook vragen over gesteld, samen met D66. Ik ben blij met wat er afgelopen week heeft plaatsgevonden. Ik vroeg me wel af of de Minister kan aangeven wat de situatie daar nu is, of er nog meer concrete vragen om hulp zijn en hoe we daarmee omgaan.

Om goed te kunnen helpen heb je een goed beeld nodig van de wereldwijde nood. Wat dat betreft heeft onze fractie wel behoefte aan een helder overzicht van in welke landen de nood nu het hoogst is als gevolg van COVID-19. Zou de Minister daarom een overzicht kunnen geven met de lijst van landen in volgorde van relatieve ernst, met zo veel mogelijk relevante cijfers over het aantal besmettingen, doden, ziekenhuisbelasting? Ik denk dat dat de Kamer zal helpen om grip te krijgen op de vraag waar de nood misschien het hoogst is, zodat we weten waar we gerichter voorstellen kunnen doen.

Daarnaast zijn er zorgen over het gebrek aan geld voor COVAX. Die zorgen zijn hier en daar al gedeeld. Deelt de Minister deze zorgen? Wat voor mogelijkheden ziet de Minister om extra steun uit te trekken voor COVAX als toevoeging op het ODA-budget, om een eerlijke en rechtvaardige toegang tot vaccins en wat verder nodig is te bevorderen? Specifiek op dat punt wil ik hier de actie van Giro555 noemen. Die loopt, dat gaat goed, maar ik vroeg mij af of de Minister namens de overheid, de regering, nog iets extra's zou kunnen doen en dat misschien ook zou kunnen toezeggen.

Dan de situatie in Ethiopië. We hebben de afgelopen dagen flink wat mensen kunnen spreken en technische briefings gehad, en ik maak mij zorgen. De Minister schrijft in haar brief dat Nederland ook diplomatie inzet om te bewerkstelligen dat burgers beschermd worden. Waar ik echter nog niet over uit ben, is of er nou daadwerkelijk sprake is van een veilige doorgang van hulp. Ik hoor daarover namelijk tegenstrijdige berichten. Als dat niet zo is, aan wie ligt dat dan? Zou dat aan de centrale overheid liggen of aan degenen die nu aan de macht zijn in de Tigray-regio?

Daarnaast ben ik het eens met mijn collega Van der Lee, die vroeg naar wat nu de contacten zijn met de machthebber in de Tigray-regio. Misschien een wat overbodige vraag, maar ik stel hem toch nog maar voor de zekerheid. Daar hebben decentrale verkiezingen plaatsgevonden. Hoe staat de overheid tegenover die verkiezingen, de uitslag daarvan en dus ook het mandaat van die machthebber daar? Ik denk dat het antwoord daarop ook wel iets betekent voor hoe wij omgaan en in gesprek zijn met de feitelijke machthebber op dit moment.

Dan desinformatie. We horen verschillende zaken en dat vind ik heel ingewikkeld. Heeft de Minister haar eigen kanalen dan wel anderszins betrouwbare informatie over onder andere de inzet van honger als oorlogswapen? Zo ja, kan de Minister aangeven welke informatiekanalen zij heeft en waar zij haar standpunt op baseert? Klopt het dat de feitelijke strijd eigenlijk voorbij is, maar dat er vooral een desinformatieoorlog gaande is? Dat kwam hier ook als informatie voorbij. Of krijgt de Minister berichten dat er momenteel nog wel gevochten wordt? Daar hoor ik graag wat meer over.

Over Myanmar is ook heel wat gezegd. Ik wil specifiek aandacht vragen voor de statelozen. Ik hoop dat wij wat meer geld voor noodhulp kunnen uittrekken, maar ik vroeg mij af of de Minister in dat kader ook nog een specifiek plan van aanpak heeft voor de statelozen daar en specifieke aandacht voor hun noden.

Voorzitter. Tot slot een vraag over EU-noodhulp. De Europese Commissie wil een Europese capaciteit ontwikkelen voor humanitaire respons. Ik vroeg mij af hoe we ons daar een nieuw te ontstane organisatie bij moeten voorstellen. Hoe verhoudt deze zich dan tot het genoemde Uniemechanisme voor civiele bescherming? Een technische vraag: is het laatste dan ook extern gericht?

Mijn laatste vraag is of volgens de Minister de kans bestaat dat in dat plan van de Europese Commissie de Oslorichtlijnen voor humanitaire hulp niet leidend zouden zijn. Zo ja, kan ze dat toelichten?

Tot zover, voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Piri van de PvdA.

Mevrouw Piri (PvdA):

Dank u, voorzitter. Ik vervang vandaag collega Gijs van Dijk. Er is door een aantal collega's al gerefereerd aan het oplopend aantal mensen dat steun nodig heeft uit het noodhulpbudget: we zitten inmiddels op minimaal 235 miljoen. We weten allemaal dat een belangrijke oorzaak van deze toename de COVID-19-pandemie is en alle effecten van de crisis, die vooral van invloed zijn op de meest kwetsbare groepen. Terwijl de noden toenemen, nemen de budgetten voor Ontwikkelingssamenwerking af, mede als gevolg van de economische krimp in westerse landen. Zal bij een toename van ODA als gevolg van een bni-stijging het budget conform artikel 4.1 over humanitaire hulp dan proportioneel meestijgen? Waar zullen de nu nog te verdelen gelden terechtkomen?

Mijn tweede vraag gaat over preventie bij noodhulp. De Minister geeft aan dat Nederland zal blijven investeren in effectiviteit en efficiëntie binnen het humanitaire systeem, onder andere door in te zetten op betere kwaliteit en flexibiliteit van internationale noodhulp en betere internationale afstemming. Een belangrijk element dat ontbreekt, is preventieve financiering. Is de Minister bereid om te investeren in sterke voorspellingssystemen en preventieve financiering als methode van noodhulpfinanciering?

Mijn volgende vraag gaat over gender. Hoe wordt er uitvoering gegeven aan en structureel gebruikgemaakt van genderanalyses bij het ontwerp en de uitvoering van humanitaire hulp? En welke stappen worden er ondernomen om ervoor te zorgen dat alle uitvoeringsorganisaties die Nederlandse financiering voor noodhulp ontvangen, voortaan structureel ook genderanalyses toepassen?

Heel kort over Ethiopië en Myanmar. Ik denk dat het heel goed is dat Nederland meewerkt en meehelpt aan het gezamenlijke onderzoek van de Office of the High Commissioner for Human Rights. Klopt het dat het doel van het onderzoek is dat er een bewijzenbank of iets dergelijks moet komen, waardoor de vervolging van schuldigen op termijn mogelijk is? De vraag werd al gesteld, ook over Myanmar: hoe ziet de Minister, naast de inzet op humanitaire hulp, het voor zich om ook druk op het militaire regime in Myanmar te houden?

Ten slotte sluit ik me graag aan bij de vragen van de collega van GroenLinks over de TRIPS-waiver. Ik hoor graag hoe de Minister daarnaar kijkt.

Voorzitter: Kuik

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Dijk voor zijn inbreng.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u, voorzitter. We spreken over noodhulp en het is al gezegd: voor het eerst in jaren is er sprake van een groei van de armoede én van het aantal mensen dat noodhulp nodig heeft. 235 miljoen mensen hebben noodhulp nodig. Dat is 1 op de 33 mensen. Dat komt mede door corona. Kunt u ook eens reageren op een rapport van Oxfam, waarin het volgende staat? De ongelijkheid is toegenomen door corona. De tien rijkste mensen zijn 500 miljard dollar rijker geworden. Tegelijk is het aantal mensen in extreme armoede gegroeid. Als dat zo doorgaat, zegt de voorzitter van Oxfam, hebben we in tien jaar 3,3 miljard mensen in extreme armoede. Er is nog werk aan de winkel, om het zomaar eens te zeggen.

Voorzitter. Dat heeft ook te maken met een ongelijke verdeling van de vaccins. Er is nauwelijks solidariteit. Ik kan dus niet genoeg het belang van wereldwijd vaccineren benadrukken. Ik heb hier cijfers, waarvan ik niet weet of ze up-to-date zijn, om even aan te geven dat dit nog niet echt goed loopt: in de Europese Unie is 42% gevaccineerd en in Afrika 2%. Dan gaat het ook om het vrijgeven van de patenten. Het is reeds genoemd. Ik krijg graag een reactie op het laatste nieuws daaromtrent.

Voorzitter. De Minister wees mij er al even op dat dit debat over noodhulp gaat, dus heeft zij gelijk als zij zou zeggen dat het een uitstapje is als ik nu over het budget voor Ontwikkelingssamenwerking begin. Ik laat het aan haar om daar wel of niet op te reageren, maar voor mijn partij is het wel heel belangrijk dat dat budget voldoende is. Er is ook een stembusakkoord daarover ondertekend met diverse partijen, waaronder de SP. We kennen het beroemde cijfer van 0,7% voor OS waarnaar gestreefd moet worden. Ik vraag de Minister of zij erkent dat we daar nog niet zijn. In 2023 zouden we op 0,53% zitten. Ik hoop op verbetering op dat punt.

Voorzitter. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij alle vragen over Ethiopië en Myanmar.

Ik heb nog twee punten. Het gaat niet goed met de psychische gezondheid van kinderen en families. 80% van de kinderen en 89% van de ouders heeft meer angst, stress en depressieve klachten. Ik vraag de Minister welke stappen zij onderneemt om dit onderwerp te integreren binnen alle noodhulpprogramma's.

Tot slot wil ik het hebben over Gaza, dat volgens mij wel onder noodhulp valt, na de verschrikkelijke oorlog die is beëindigd met een staakt-het-vuren op 21 mei. Ik vraag de Minister wat zij doet aan noodhulp voor de Gazastrook. De schade die het leger van Israël heeft aangericht, is gigantisch. Het Rode Kruis vraagt om 16 miljoen euro. 200.000 Palestijnen hebben humanitaire hulp nodig. Er is wat mijn partij betreft meer steun nodig vanuit Nederland. Is de Minister bereid om daarnaar te kijken?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. U krijgt verder geen interrupties, dus geef ik het woord weer aan u terug.

Voorzitter: Jasper van Dijk

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Minister. Die had het over een schorsing van een kwartier. Dat vind ik prima. Ik zou zelfs kunnen zeggen dat we nog iets langer schorsen om even te eten, twintig minuten bijvoorbeeld. Maar een kwartier vind ik ook goed. We schorsen tot 18.00 uur.

De vergadering wordt van 17.46 uur tot 18.07 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij zijn weer terug in de zaal voor de eerste termijn van de Minister in het commissiedebat over noodhulp. Ik geef het woord aan de Minister.

Minister Kaag:

Ja, dank u wel, meneer de voorzitter. Ik wil even kort een paar inleidende opmerkingen maken en dan doorgaan met de kopjes Grand Bargain, kwetsbaren, covid, de landen Ethiopië, Myanmar en de Gazastrook – geen land, een gebied – EU-samenwerking, SEA, dus sexual exploitation and abuse of authority, en mental health and psychosocial support, MHPSS genoemd. Dan zijn er, denk ik, nog een paar andere kopjes, maar die worden nog binnengevlogen terwijl ik praat.

Kern van de agenda is natuurlijk de Kamerbrief over humanitaire hulp en diplomatie 2021. Er is gelukkig altijd, al decennialang, brede inzet voor noodhulp, vanuit Nederland, de maatschappij en ook de Kamer. De laatste periode is er natuurlijk bijzonder veel aandacht geweest voor het gevolg van corona op al heel kwetsbare mensen. Dat zal zo doorgaan. Wat is de leidraad altijd geweest bij noodhulp? Dat is het humanitaire imperatief, oftewel: dit overtroeft alles; mensen in nood zijn kwetsbaar en hebben hulp nodig. Ze zijn kwetsbaar ten gevolge van oorlog, conflict, overstromingen, tegenwoordig ook als gevolg van klimaatverandering. Dit doen wij, dit is het hoofddoel. Daar hoort bij dat we bescherming proberen te bieden. Dat doen we vanuit een mensenrechtenperspectief, maar ook indachtig alle internationale verdragen, afspraken en natuurlijk het internationaal humanitair recht en het internationaal humanitair oorlogsrecht.

Wat zien we? Het wordt er helaas, ondanks al onze verwoede pogingen, politiek en anderszins, niet beter op in de wereld. De humanitaire noden stijgen weer; zeker in 2020 hebben we dat gezien. Dat is met name te wijten aan covid, maar niet alleen. We hebben te maken met complexe langdurige crises zonder enig perspectief op verandering. Ik licht bijvoorbeeld de Syriëcrisis eruit. Alle mensen die intern ontheemd zijn, of die gevlucht zijn, of die nog leven onder de onderdrukking van het Assad-regime hebben allen behoefte aan steun, ondersteuning, respect, en respect voor hun mensenrechten. Maar de situatie verbetert niet.

273 miljoen mensen zijn in nood in 2021. Volgens de Verenigde Naties is daar een collectieve 36 miljard voor nodig en er dreigt elk jaar weer een enorm financieringstekort. Nederland heeft in alle ambitie, maar ik denk ook gepaste bescheidenheid, als je kijkt naar de totale behoefte, 375 miljoen beschikbaar gesteld, waarvan 205 miljoen ongeoormerkt. Ik benadruk dat laatste nog even, omdat er vaak een neiging is om overal te oormerken, maar de organisaties zelf hebben op basis van hun plannen en prioriteiten juist behoefte aan ongeoormerkte gelden om hun werk te kunnen doen. Dat verwachten we van ze, zeker in noodsituaties en bij de levering van noodhulp.

Zolang de oorzaken van armoede, conflict, klimaatverandering niet worden weggenomen, blijft noodhulp helaas noodzakelijk. Wat hebben we ook gedaan deze kabinetsperiode? Ik heb ook mijn ogen gericht op humanitaire diplomatie waar Nederland een rol in kon spelen. We hebben de bescherming van vrouwen en meisjes heel centraal gesteld, ook door een gendermarker. In MHPSS is Nederland koploper geworden, dus de toegang tot psychosociale hulp en geestelijke gezondheidszorg in crisissituaties. Dat was een onderbelicht, bijna niet-bestaand veld van werkzaamheden. We hebben daarin normen gesteld, we hebben een internationale coalitie georganiseerd en natuurlijk ook capaciteit en financiering beschikbaar gesteld, maar mét andere partners samen.

Op het gebied van innovatie pak ik meteen de vraag van mevrouw Piri. We hebben van vroeg af aan geïnvesteerd in innovatie in de financiering van preventie, maar ook door het gebruiken van de financiële markten, door het Internationale Rode Kruis, om te kijken hoe je faminebonds kunt afgeven, dat er dus geld beschikbaar is om honger tegen te gaan en om te handelen wanneer honger optreedt. Er is in de private sector, zeker bij bedrijven die maatschappelijk verantwoord willen opereren en investeren, een enorme behoefte om een speler te worden.

Ik was niet alleen de laatste twee jaar een zogenaamd Eminent Person van de Grand Bargain, in navolging van Kristalina Georgieva, de Executive Director van het IMF en daarna Wereldbank Deputy, maar ben nog steeds co-chair van iets wat in het kader van het Wereld Economisch Forum plaatsvindt, en dat gaat ook over het zoeken naar nieuwe bronnen voor humanitaire financiering. Dat doen we met de private sector, dat doen we met banken en dat doen we door het optuigen van bonds en andere hele belangrijke financiële constructies om maar additioneel geld te krijgen. We weten allemaal: officiële ontwikkelingssamenwerkingsfondsen zijn ontzettend belangrijk en het is belastinggeld, maar het is maar ietsiepietsie; het is heel klein ten opzichte van alles wat de meest kwetsbaren ter wereld nodig hebben.

Wat hebben we nog meer als thematische focusgebieden? Ik ga dan meteen even door naar de Grand Bargain. We sluiten ons helemaal aan bij de behoefte aan lokalisering, oftewel uitvoering te velde door lokale partners. We zien dat ook bij de uitvoering van de bredere OS-agenda, waarover we op een ander moment komen te spreken. We zoeken partnerschappen uit het Zuiden in plaats van alleen maar ngo's uit het oude Noorden. De bedoeling is dat je de slagkracht in de uitvoering, maar ook de autonomie bevordert voor organisaties daar, maar het gaat altijd om gelijkwaardige partnerschappen. Een belangrijk aspect van de Grand Bargain is sinds 2016 ook de financiering en dat donoren hun afspraken nakomen. Ik ga zo nog door op de Grand Bargain.

Wat hebben we nog meer gedaan aan normstelling en uitvoering? Heel belangrijk is het tegengaan van seksuele uitbuiting en machtsmisbruik. Nederland is daar door tragische omstandigheden koploper in geworden. U krijgt binnenkort een aparte brief over de laatste anderhalf jaar, met daarin de coronaperiode meegenomen, en dit rapportagejaar. We werken heel nauw samen met USAID, met Samantha Power, die nieuw benoemd is door president Biden, om te kijken hoe we onze slagkracht, kennis en ervaring nog meer kunnen inzetten. Zoals velen in deze Kamer, in ieder geval mevrouw Kuiken en de heer Stoffer, weten, gaat het om informeren, monitoren, management, slachtofferhulp, een internationale ombudspersoon die toegankelijk is voor alle slachtoffers en een humanitair paspoort, zodat alle daders niet keer op keer een leuke rotatie kunnen doen tussen de verschillende hulpverlenende organisaties. Het is traag maar ontzettend belangrijk werk.

Mevrouw Kuik (CDA):

Kan de Minister iets zeggen over het vervolgen, zodat de daders niet straffeloos blijven?

Minister Kaag:

Daar kom ik op terug in de brief. Ik vrees dat dit nog steeds traag werk is, omdat we afhankelijk zijn van nationale vervolging. Vaak schiet het daar ook niet mee op. Dat is vaak ook het geval geweest bij VN-vredesmachten. Die zijn dan teruggestuurd naar het land van origine, het land dat de troepen leverde. Dat wil niet zeggen dat daar dan vervolging heeft plaatsgevonden. Dat blijft een heel gevoelig maar heel belangrijk punt. Het gaat uiteindelijk in feite om het tegengaan van straffeloosheid op individueel niveau.

Ik ga door naar de Grand Bargain. Er was een vraag van de heer Klink en mevrouw Kuik. U wilt eventueel een aparte brief, maar er is een jaarlijkse rapportage, die wordt uitgevoerd door het Overseas Development Institute. Die wordt jaarlijks gemaakt in opdracht van alle deelnemers, van de shareholders – hoe heet dat? – nou ja, van de mensen die er baat bij hebben en die eraan deelnemen. Dat is een heel gedetailleerde analyse over de Grand Bargain, die wij eerlijk gezegd niet zouden verbeteren via een aparte Kamerbrief. Dat rapport is publiek. Een brief voegt eigenlijk niks toe. Misschien mag ik suggereren dat we daarmee beginnen. Na elke jaarlijkse Grand Bargainmeeting nodigt KUNO, de humanitaire gemeenschap in Nederland, Kamerleden van de commissie-BuHaOS en BZ uit voor een gesprek over vorderingen en uitdagingen. De inzet van Nederland over Grand Bargain 2.0 wordt jaarlijks toegelicht in de brief over noodhulp.

De heer Klink vroeg mij ook om absoluut geen veranderingen te introduceren zonder dat met de Kamer is gesproken. Ik kan daar heel eenvoudig over zijn: het pakket van de Grand Bargain ligt vast sinds 2016. Het schort aan de uitvoering. We veranderen dus niks; we proberen de problemen die er nog steeds zijn, op te lossen. Die zijn er voor wat betreft lokalisering, maar het gaat ook over de bijdrage van donoren. Ik wil graag via de voorzitter de heer Klink vragen te kijken naar de additionele middelen die zo belangrijk zijn voor ontwikkelingssamenwerking. Dat zou een mooie opdracht zijn aan eenieder. Wij zijn een zogenaamd donorland. Verder wordt er ook gekeken naar de uitvoering. Dat doen we middels de DRA in samenwerking met lokale partnerschappen in bijvoorbeeld Somalië. Wees dus niet bevreesd. Er gebeurt niets, want de Grand Bargain ligt vast. Het gaat erom het beter te kunnen doen.

Mevrouw Koekkoek vroeg in het kader van de Grand Bargain eigenlijk naar het brede terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik kom daar misschien aan het einde op terug. Ik wil eerst door met het thema van deze avond: noodhulp.

Dan zijn er een aantal vragen gesteld over kwetsbare mensen, door mevrouw Piri en de heer Hammelburg. Er is uiteraard aandacht voor kwetsbaren in conflictsituaties. De vraag was met name of er structureel aandacht voor is, ook richting de uitvoeringsorganisaties, bijvoorbeeld in de vorm van safe spaces voor lhbti'ers in vluchtelingenkampen. Zoals iedereen mij al heel vaak heeft horen zeggen, vrees ik, wordt humanitaire hulp altijd verleend op basis van noden. Kwetsbare groepen krijgen per definitie altijd de prioriteit. Dat kunnen alleenstaande moeders zijn, dat kunnen mensen zijn die leven met een beperking, fysiek of lichamelijk, en uiteraard kunnen dat ook lhbti'ers in een bepaalde gemeenschap zijn. Daar wordt door de uitvoerende organisaties heel scherp naar gekeken.

Daar zijn afspraken over in het kader van de Inter-Agency Standing Committee. Dat is een forum tussen de VN, ngo's en iedereen die in het humanitaire veld werkt. Verder zijn er sfeerstandaarden die daar ook over gaan. Die gaan verder dan water, voedselhulp en onderdak en er is altijd consistent behoefte aan. Maar we moeten nog scherper blijven – dat is maar gebleken – omdat er in stilte veel leed wordt geleden onder de kwetsbaren. Er is dus ook aandacht voor seksuele geaardheid als bron van kwetsbaarheid. Verder start deze week in Genève op initiatief van de VN een Global Roundtable over de bescherming van en een oplossing voor mensen die ontheemd zijn en die door hun seksuele geaardheid extra kwetsbaar zijn. Het is dus continu werk in uitvoering, als dat het goede woord is.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Ik ben blij met dit antwoord van de Minister. Ik heb daar zelf ervaring mee. Het blijft af en toe toch nog knokken en het hangt van de organisatie af. Niet iedere organisatie is even proactief. Het gaat ook om leren. We hebben zelf gesprekken gevoerd met het Rode Kruis – dat was gisteren nog, of nee, vorige week – zowel in de Asia-Pacific als in Ethiopië, waarin ik deze vraag natuurlijk ook heb gesteld. Daar was het antwoord: «nee, niet specifiek» en «er zijn nog geen specifieke programma's voor», terwijl ik uit de ervaring van lhbti-activisten ter plaatse weet dat het vaak echt heel erg misgaat. Dat geldt ook voor journalisten en voor mensenrechtenverdedigers. Dat is dus toch iets waar ik de komende tijd graag nog wat meer aandacht voor wil en waar ik me zelf ook nog verder in zal verdiepen. Daar kom ik misschien nog wel op terug.

Minister Kaag:

Mevrouw Piri vroeg naar vrouwenrechten, gendergelijkheid en in bredere zin naar de bescherming van kwetsbare groepen. Dat laatste heb ik toegelicht. Het is natuurlijk vaak zo dat vrouwen en meisjes in noodsituaties kind van de rekening zijn. Kinderen zijn dat overigens ook. Ze zijn kwetsbaar, ontheemd en hebben geen beschermende factor. Er is een Gender-Age Marker, de GAM. Dat is een belangrijk instrument. Wij verwachten dat alle organisaties dit toepassen, dat is sinds 2019 ook verplicht. Nederland monitort de toepassing ervan en stelt het aan de orde. Verder wordt er natuurlijk breder gekeken. Maar in elke dialoog die wij voeren, ook met uitvoeringsorganisaties, is het een verwachting en een eis die wij toelichten. De meeste partners in dit veld die wij financieren, willen dat eerlijk gezegd zelf al. Het is dus niet een erg moeilijk gesprek, maar we kunnen er altijd nog beter op letten.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dank u voorzitter, en dank aan de Minister voor deze geruststelling. Ik ben daar blij mee. Omdat we met name wereldwijd zien dat vooral transgenderpersonen weer extra gevaar lopen, vraag ik me toch af of daar aandacht voor is, dus ook voor de non-binaire of de transgenderpersonen.

Minister Kaag:

Ik kan hier niet expliciet een volmondig ja op geven. Maar in principe vallen ook deze mensen juist onder de groep éxtra kwetsbaren. Het is natuurlijk ook een verwachting dat er op die manier naar gekeken wordt.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Kaag:

Dan ga ik door op COVID-19, corona. De heer Hammelburg en de heer Van der Lee vroegen welke vaccins beschikbaar zijn voor donatie en wie de kosten draagt; daar zal ik maar mee beginnen. Ik weet niet meer of de heer De Jonge – de heer Van der Lee, sorry; de heer «De Jonge» staat in mijn tekst – met name de vraag stelde over Suriname of dat hij het breder trok. Ik moet dat even ...

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Het was de heer Hammelburg die het breder trok. Daardoor had ik enige zorg, want als heel veel landen het zo gaan doen als Nederland, dan gaat dat misschien ten koste van COVAX. Tenminste, zo begreep ik u.

De voorzitter:

U mag het even kort verduidelijken.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter, dan ontstaat er geen onduidelijkheid. Mijn vraag ging echt over een concrete, snelle en gefaseerde aanpak voor donaties via het multilaterale COVAX-programma. Ik kan me voorstellen dat daarbij mogelijkerwijs toch een uitzondering wordt gemaakt voor Suriname en de overzeese eilanden, waar we zo'n bijzondere band mee hebben.

Minister Kaag:

Er zijn natuurlijk twee sporen. Het bilaterale is in werking gesteld. Ik ben natuurlijk continu in overleg met Minister De Jonge. Bij het doneren van een overschot is het wel zo dat het Ministerie van Volksgezondheid bepaalt welke reserve nog nodig is en wat er gegeven kan worden. Daar is continu overleg over en daarbij is er, inderdaad, bijzondere aandacht voor Suriname. Tegelijkertijd is COVAX juist opgericht om ervoor te zorgen dat een eerlijke verdeling plaatsvindt over alle landen die hiertoe geen toegang hebben en waarvan we weten dat daar de beschermingsgraad van 2% nu pas is bereikt. Dat is een mechanisme voor mondiale solidariteit. Suriname kan ook rechten aan COVAX ontlenen. Er zijn hierin dus twee sporen.

Via het EU vaccine sharing mechanism hebben wij ook nog gedeeld met Curaçao, Sint-Maarten en Aruba. Dat is binnen het Koninkrijk. Dat is natuurlijk een Koninkrijksopdracht. Maar wij willen COVAX zo veel mogelijk versterken opdat het werk inderdaad gedaan kan worden, samen met de WHO en andere organisaties. Zij moeten die verdeling verder uitvoeren. Dat is ook het eerlijkst. Dat is misschien een antwoord richting de heer Van der Lee.

De voorzitter:

De heer Hammelburg voor zijn tweede interruptie?

De heer Hammelburg (D66):

Ja. Ik kijk de Minister even aan: was dit het over COVAX? Of moet ik nog even wachten?

Minister Kaag:

Nee, dat komt nog, bij de patenten. Ik kijk nog even, omdat ik drie verschillende stukjes kreeg.

Uit de brief en eerdere berichten weet u wat we allemaal hebben gefinancierd en wat de totale bijdrage aan COVAX is: die is 70 miljoen euro voor de aankoop van vaccins. Via COVAX zijn inmiddels aan 129 landen 81 miljoen vaccins geleverd. Ik kom terug op uw voorbeeld, meneer de voorzitter: afgezet tegen de totaliteit, is dat natuurlijk heel schamel. En we zijn pas met z'n allen veilig als ook de zwakste schakel in deze pandemie is versterkt.

Nederland draagt ook bij via Team Europe. In feite dragen wij zo bij via de Europese Commissie. Dat zeg ik ook in antwoord op de vraag van mevrouw Koekkoek. Daar is additioneel 11 miljard ingezet. Maar geld is niet de grootste bottleneck. Het gaat natuurlijk ook om de vaccins zelf, om de productie ervan en om de patent waiver. Daar kwam een vraag over: steunen we de oproep van het Europees Parlement om de patent waiver voor COVID-19-vaccins te laten doorgaan? We steunen de ambitie om de vaccinproductie te verhogen en de vaccins eerlijk te delen. Het standpunt van het Europees Parlement zoals het is verwoord – het ligt wel in de nuance van de verwoording van de keuze – sluit hierop aan. We willen meedenken over de mogelijkheden om de capaciteit voor de productie van vaccins te vergroten, maar we willen geen maatregelen nemen die contraproductief blijken te zijn. Het verhogen van de vaccinproductie vergt immers kennis, mensen, installaties et cetera. Het gaat dus om de juiste balans. Ook wordt benadrukt dat de bescherming van intellectueel eigendom de basis vormt voor vrijwillige licentieovereenkomsten en kennisoverdracht. Ik denk dat de boodschap die de Amerikaanse president gaf, een heel sterke was: in tijden van ultieme crises moeten we niet dezelfde paden bewandelen, maar zoeken naar de oplossing die daarbij past. En een pandemie is er daar één van.

Dan is er nog een vraag van de heer Ceder. Ga ik de opbrengst van de covidactie van Giro555 verdubbelen? Het antwoord is helaas: nee, dat doen wij nooit. Wij financieren namelijk al een aantal van de organisaties die juist via het publiek proberen om additionele middelen aan te trekken. Verder financieren wij COVAX en ondersteunen we de WHO en tal van andere organisaties. Ook gaat er geld naar UNICEF en de UNHCR. Via hen en de DRA wordt op alle terreinen heel veel bijgedragen, juist aan het bestrijden van het coronavirus. Als eerste heb ik vorig jaar uit eigen middelen gelden beschikbaar gesteld, juist voor de aanpak van de coronacrisis in ontwikkelingslanden. Maar dit is één, juist voor het Nederlandse publiek, voor de bewustwording en om te laten zien dat andere mensen ver weg het nog veel moeilijker hebben dan wij, ondanks onze eigen problemen. Dat is, denk ik, ook de intentie van de heer Ceder.

Dan ga ik door naar specifieke landen.

De heer Hammelburg (D66):

Ik zie dat de Minister toe is aan een nieuw kopje, maar ik wil het toch nog eventjes hebben over de donaties van de vaccins en de overschotten die we in Nederland mogelijkerwijs nu al hebben en in toekomst ook gaan krijgen. Nogmaals, het kabinet heeft bij monde van Hugo de Jonge aangegeven dat het werkt aan een donatieplan. D66 voelt echt de urgentie om daar snel mee aan de slag te gaan en er meer duidelijkheid over te krijgen. Volgens mij had ik het in mijn bijdrage ook echt helder over snel een plan aanbieden, gefaseerde donaties, waarbij natuurlijk rekening wordt gehouden met noden hier in Nederland. Het gevoel bekruipt me toch echt dat we niet langer kunnen wachten. Ik hoopte dus eerlijk gezegd op de toezegging dat deze Minister of de Minister van VWS de Kamer toch wel heel snel een brief kan doen toekomen over een gefaseerd donatieplan, waar duidelijk deadlines en schema's in staan, zoals we ook in Nederland hebben. Want ook het COVAX-programma wacht op die duidelijkheid.

Minister Kaag:

Dat lijkt mij op zich goed, maar u begrijpt dat VWS hier echt bij in the lead is. Ik ben bereid om dit met de heer De Jonge te ontwikkelen. Ik denk dat wij dan even kijken of hij dat wil indienen via zijn kanaal en het daar wil laten bespreken. Ik zal het samen met hem doen. Zoals u weet, hebben wij denkkracht, geld en mensen om uit te sturen, maar ik heb niet de VWS-slagkracht om dit te bepalen.

De voorzitter:

Ik wijs de commissie er ook even op dat er op maandag aanstaande een rondetafelgesprek is over de langetermijnvaccinatiestrategie, waarin het tweede blok over «internationaal» gaat.

De heer Van der Lee heeft nog een vraag.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik had in mijn eerste termijn een vraag gesteld over de recente stemming in het Europees Parlement over de waiver van de patenten. Ik vroeg mij af of de Minister die vraag nog in dit blokje wil beantwoorden of dat dat later komt.

Minister Kaag:

Ik heb dat al gedaan, maar misschien was ik niet duidelijk genoeg, sprak ik te snel of was het te saai!

De heer Jasper van Dijk (SP):

Geen commentaar.

Minister Kaag:

In ieder geval steunen we de ambitie. Wat het EP heeft besloten, sluit heel erg aan bij ons denken over oplossingen voor het verhogen van de productiecapaciteit. We moeten geen maatregelen die contraproductief blijken zijn. De resolutie van het EP roept ook op tot proactieve, constructieve en op tekst gebaseerde onderhandelingen over tijdelijke ontheffingen.

De voorzitter:

Helder, dank u wel. U kunt uw betoog vervolgen.

Minister Kaag:

Dank.

Ik begin nu met Ethiopië, met de eerste vraag van de heer Stoffer hierover. Hij vroeg mij of een hongersnood in Tigray onafwendbaar was. Wat doet Nederland om dit te voorkomen? Ik heb hier de laatste paar dagen relatief veel tijd aan besteed, ook in gesprekken met de Amerikaanse Minister van Ontwikkelingssamenwerking – zo zal ik USAID maar noemen – Samantha Power. Ik heb een gezant van de premier van Ethiopië ontvangen en dit met hem besproken. Wij hebben ook met VN-collega's gesproken. De situatie is inderdaad ontzettend zorgwekkend. Degenen die Band Aid ooit hebben mee mogen maken – de voorzitter is geloof ik wat jonger dan ik – weten hoe erg het kan zijn en hoe de situatie serieus snel achteruit kan hollen.

U bent allemaal bekend met de cijfers. 5,2 miljoen mensen in Tigray hebben levensreddende hulp nodig. En er zijn ook nog eens 63.000 vluchtelingen in Sudan. De kans op hongersnood wordt steeds reëler geacht als er niet onmiddellijk een einde aan het geweld komt. Een deel van onze inspanning is er op EU-niveau met de Ministers van Buitenlandse Zaken en ook met Ministers van Ontwikkelingssamenwerking en in de gesprekken op gericht om te komen tot een staakt-het-vuren en om de toegang voor humanitaire hulporganisaties onmiddellijk te verbeteren. Dat betekent ook dat ze hun goederen het land in mogen krijgen en dat ze het gebied Tigray moeten kunnen betreden. Ook moeten ze hun equipment kunnen gebruiken en-en-en. Ze moeten gewoon veilig kunnen zijn, want humanitaire hulpverleners staan heel erg onder druk en verliezen ook vaak hun leven. Dit blijft problematisch. We hebben daar gisteren politiek op ingezet bij de gezant van premier Abiy. We gaan dit ook vervolgen in de gesprekken met Ministers van Buitenlandse Zaken.

Verder sluiten wij ons natuurlijk aan bij oproep, maar daar red je geen mensen mee. Dat is de zorg die de heer Stoffer heeft, denk ik. Wij blijven ons dus inspannen voor een humanitaire corridor. Er is wat voortgang op sommige terreinen, maar we willen natuurlijk ook kijken naar vredesopbouw. Aan de ene kant moet dat gebeuren via verkiezingen en een nationale inclusieve dialoog. Dat is ook een eis en een verwachting die veel Ministers neerleggen. Verder hebben wij onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen gevraagd. Dat ondersteunen we en dat is ook gevraagd door de VN-mensenrechtenorganisatie en de Ethiopische mensenrechtencommissie.

Financiering van overheidsuitvoering is aangehouden op EU-niveau, maar ook door Nederland. Verder hebben we geld ingezet voor humanitaire partners.

De heer Ceder (ChristenUnie):

De Minister zei dat we inzetten op een humanitaire corridor. Mijn vraag is of dat nu nog niet het geval is. En als dat bemoeilijkt wordt, aan wie of wat ligt dat dan? Kunt u specifiek aangeven wat nu de obstakels zijn?

Minister Kaag:

In elke oorlogssituatie met strijdende partijen ligt het aan de strijdende partijen. We hebben heel weinig contact met de andere strijdende partij, het TPLF. Dat contact loopt alleen via Brussel. Het is heel moeilijk. De contacten met de Eritrese overheid zijn natuurlijk ook moeizaam. Nederland heeft ook in de afgelopen jaren af en aan ... Op diplomatiek niveau is dat natuurlijk ook heel lastig. U kent alle redenen; die zijn eerder ook besproken in de commissie voor Buitenlandse Zaken. Uit mijn eigen ervaring weet ik dat je een tijdelijke afspraak kunt hebben voor een humanitaire corridor van twee uur, van vijf uur of van acht uur, maar dat zo'n afspraak meestal wordt geschonden. Als je geen echt staakt-het-vuren hebt, is een humanitaire corridor dus een eenmalig event. Het kan soms helpen en daarna gaan de strijdende partijen gewoon weer verder. We hebben gisteren ook gesproken met de speciaal gezant van president Biden, Jeff Feldman. Zijn diplomatieke pogingen om te komen tot een staakt-het-vuren lopen vooral via een aantal regionale partijen, zoals de Verenigde Arabische Emiraten. Hij is in Saudi-Arabië geweest. Hij is in Ethiopië geweest. Wij ondersteunen zijn pogingen ten zeerste. Daar hoort ook een humanitaire corridor bij.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel voor de opheldering. Begrijp ik het goed dat zolang er geen staakt-het-vuren is of komt, er vanuit Nederland maar ook vanuit de internationale gemeenschap effectief ook geen noodhulp in de regio geboden kan worden?

Minister Kaag:

Nee, want de VN en lokale ngo's zijn ook ter plekke. Zij nemen alleen veel grotere risico's. Een Wereldvoedselorganisatie maakt een eigen risicoafweging voordat ze mensen terugstuurt naar die plekken of voordat ze mensen daar laat blijven. Maar het is nooit zo dat humanitaire hulp niet kan plaatsvinden; kijk maar eens naar Syrië, Jemen en elders. Je wilt alleen dat het veilig is en dat mensen ook kunnen komen naar plekken waar hulp geleverd wordt. Het is niet alleen de hulpverlening zelf. De mensen moeten de hulp ook kunnen ontvangen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank aan de Minister voor deze beantwoording. De Minister refereerde zelf even aan Band Aid. Dat triggerde mij. Ik was toen derdejaarsstudent en ik kan het me nog goed herinneren, maar het duurde voor mij ook een aantal jaren voordat mij duidelijk werd wat de achterliggende oorzaak was. Het was ook sterk gekoppeld aan El Niño als weerfenomeen. We zien nu een acute situatie in Ethiopië. Als zo'n fenomeen zich weer in heftige mate voordoet, weet je echter van tevoren dat er een enorme crisis gaat komen. Mijn vraag aan de Minister is of daar voldoende naar wordt gekeken en op wordt gelet. En is er ook iets van voorbereiding voor die eventualiteit?

Minister Kaag:

In de tweede termijn wil ik dit graag bevestigen, maar mijn indruk is dat dit eigenlijk al sinds jaar en dag een goede en belangrijke methodologische benadering is, want zo wordt door het Wereldvoedselprogramma, maar ook door een aantal van de hele effectieve ngo's gewerkt. Ik meen me te herinneren dat de heer Van der Lee directeur van Oxfam Novib was. Maar ik wil dit in de tweede termijn graag kort bevestigen.

De voorzitter:

Dan kunt u uw betoog vervolgen. De heer Ceder dringt aan, maar al die interrupties worden natuurlijk wel genoteerd.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Omdat ik het gevoel heb dat de Minister naar een volgend onderwerp gaat, heb ik nog een vraag over Ethiopië. Worden de verkiezingen in Tigray en daarmee ook het mandaat van de huidige machthebbers erkend door de nationale regering of niet? Daar ben ik benieuwd naar.

Minister Kaag:

Ik kom hier in de tweede termijn op terug. Ik heb geweldige ambtenaren van de «commissie noodhulp» bij me, maar niet van de politieke tak van Buitenlandse Zaken. Ik wil dat dus even bevestigen.

De heer Van der Lee vroeg naar de TPLF. Wat vinden we daarvan? Zetten we ze onder druk? Ik zei net al: er zijn twee lagen. We verwachten wel, zoals u volgens mij ook benoemde, dat de Ethiopische regering de verantwoordelijkheid neemt voor al haar burgers voor wat betreft mensenrechten, bescherming en toegang tot het recht. Maar humanitaire toegang is in de praktijk vaak niet gegarandeerd. Verder zijn er heel weinig contacten met de TPLF. Dat spreken we wel uit, maar we laten dat via andere kanalen lopen.

Dan ga ik door naar Myanmar. De heer Stoffer vroeg hoe de humanitaire situatie daar is en wat Nederland doet. Ook daar is de situatie zeer zorgwekkend. Sinds de staatsgreep is het geweld natuurlijk alleen maar toegenomen. Meer dan 120.000 burgers zijn ontheemd geraakt. Toegang tot de conflictgebieden is ontzettend moeilijk. De gezondheidszorg blijft, ook gezien de stakingen en de gesloten ziekenhuizen, zeer beperkt. De gevolgen voor iedereen die kwetsbaar is, inclusief de ontheemden, zijn heel stevig. Wij ondersteunen acties via de humanitaire VN-organisaties en het Internationaal Comité van het Rode Kruis via onze ongeoormerkte bijdragen. Het Nederlandse Rode Kruis is, zoals u weet, ook actief. De EU zal humanitaire hulp blijven verstrekken aan de Myanmarese bevolking, maar wij rekenen natuurlijk ook op het effect van de sancties te zijner tijd. Wij blijven daar scherp naar kijken.

Dan ga ik meteen door naar uw vraag: met welke ASEAN-landen kunnen we nog meer in gesprek gaan over gerichtere sancties tegen bedrijven die in handen zijn van het leger of legerleiders en hoe? Ja, we zijn voorstander van gerichte sancties en hebben natuurlijk ook gekeken naar het raken van juist die bedrijven die verbonden zijn aan de machthebbers en in feite een product, een financieringsbron zijn van het leger. Er zijn al twee keer nieuwe sancties ingesteld tegen de junta en militaire conglomeraten. Op 22 maart zijn de criteria voor de sancties zoals u weet nog uitgebreid, om entiteiten die aan het leger zijn gelieerd nog verder te kunnen sanctioneren. Ik heb al heel vroeg gepleit voor sancties, eigenlijk al sinds de terugkeer van mijn eigen werkbezoek aan Myanmar. Ik weet eerlijk gezegd niet eens meer wanneer dat was, maar ik meen dat het in 2019 was. Wij blijven continu in overleg met gelijkgezinde landen.

De heer Stoffer (SGP):

Ik dank de Minister uiteraard voor haar antwoord. Over de ongeoormerkte bijdrage aan de VN-organisaties en het Rode Kruis hebben we ook kunnen lezen in de brief. Mijn specifieke vraag ging nog een stukje dieper. Er zijn natuurlijk ook een heel aantal ngo's in Myanmar actief. We hebben er ook over gesproken tijdens het rondetafelgesprek dat we hier hebben gehad. Worden die ngo's nog specifiek vanuit Nederland ondersteund? Zo ja, op welke manier? Dat was eigenlijk mijn eerste vraag die ik gesteld had.

Minister Kaag:

Bij de partners die ik heb genoemd in het kader van directe financiering voor Myanmar, zitten volgens mij geen DRA-partners. Maar DRA trekt ook op het jaarlijkse fonds dat voor DRA is gereserveerd. Zij kunnen daar zelf keuzes in maken.

De heer Stoffer (SGP):

Mijn microfoon weigert af en toe, voorzitter. De situatie in het land is natuurlijk heel moeilijk. Dat schetst de Minister ook. Mochten er mogelijkheden zijn om toch steun te verlenen, zijn daar dan openingen voor? Of zegt de Minister: dat ligt allemaal zo vast in beton, daar zijn eigenlijk geen andere openingen voor? Ik zoek een beetje naar zo veel mogelijk hulp voor de mensen die het zo hard nodig hebben.

Minister Kaag:

Dat begrijp ik helemaal en dat waardeer ik ook zeer. Het treurige is inderdaad dat onze middelen helaas beperkt zijn als je ze vergelijkt met de groeiende nood op heel veel plekken ter wereld. DRA heeft die financiering. Mochten er in de tweede suppletoire begroting additionele middelen op de juiste begrotingsartikelen zijn, dan is het natuurlijk altijd mogelijk om er dan weer naar te kijken. Maar op dit moment zijn alle middelen al belegd, ook met het oog op de coronacrisis.

De voorzitter:

De heer Hammelburg had eigenlijk al twee interrupties gehad, maar we zijn flexibel vandaag, dus hij mag nog één vraag stellen.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil eigenlijk de vraag van mijn buurman wat algemener stellen. Het gaat over de link tussen noodhulp en ons OS-werk. In al die landen als Ethiopië en Myanmar waar we crisis zien, ondersteunt Nederland natuurlijk ook vanuit de OS het maatschappelijk middenveld en de ngo's. Die zien hun werk ernstig bemoeilijkt in dergelijke crises. Mijn vraag aan de Minister – en daar hoef ik nu eigenlijk helemaal geen antwoord op – is of ze nog eens goed wil kijken naar hoe dat ervoor staat. Ik weet bijvoorbeeld uit Myanmar dat strategische partners moeite hebben om hun cashflow op orde te hebben en dat ze daardoor hun uitvoering in gevaar zien. Ik vraag daar ook om de maximale input van Nederland en de maximale inzet van Nederland en de ambassades. Ik weet dat er fantastisch werk wordt verricht, maar ik vraag toch aan de Minister om daar nog eens goed aandacht voor te vragen.

Minister Kaag:

Ik zal dit meenemen.

De voorzitter:

De heer Klink wil nog een vraag stellen.

De heer Klink (VVD):

Ik heb ook een verhelderende vraag. De Minister gaf net aan dat 205 miljoen euro aan noodhulp ongeoormerkt is, terwijl zij eerder aangaf dat alles gelabeld is. Dat was eigenlijk ook mijn punt in mijn bijdrage. Als er acuut iets plaatsvindt, kan er dan toch nog geschoven worden? Na haar eerste reactie dacht ik: dat is een prima antwoord; er kan dus wat geschoven worden. Maar zoals ik het nu hoor, kan dat totaal niet. Dat zou ik heel erg jammer vinden. Mijn vraag in de eerste termijn was dus ook: wat kan daaraan gedaan worden?

Minister Kaag:

Het laatste antwoord, op de vraag over additionele middelen voor het ontwikkelingssamenwerkingsbudget, geef ik u meteen. Als je echt wat wilt bereiken, moet je ervoor betalen. Dat ten eerste. Ten tweede: ik denk dat er een misverstand is rondom «ongeoormerkt». «Ongeoormerkt» betekent dat we bijvoorbeeld 10 miljoen aan Unicef geven en het aan Unicef overlaten waar zij de prioriteit leggen. Het geld is dus al belegd bij organisaties voor bepaalde activiteiten. Maar dat geldt niet voor het detail van die activiteiten. Stel dat we 20 miljoen geven aan de Wereldvoedselorganisatie. We geven meer, hoor. Dan zeggen we niet: het is alleen maar voor Sudan. Dat zou earmarking, oormerken, zijn. We zeggen: het is voor jullie en jullie baseren het op prioriteiten, kwetsbaren, noden et cetera.

De heer Klink (VVD):

Kunnen we daar dan niet iets aan doen? Want ik hoor dat er breder behoefte is om iets acuut aan middelen over te maken als er ergens iets speelt. Ik gaf zelf het voorbeeld van de haven in Libanon. De middelen zijn natuurlijk beperkt en af en toe moeten we vervelende keuzes maken, maar misschien kunnen we in sommige situaties toch zeggen: we doen nu iets minder ongeoormerkt om juist de mensen die het het allerhardst nodig hebben te kunnen helpen.

Minister Kaag:

Ik begrijp het. Dat zou een makkelijke oplossing zijn, maar ik verschil hierover fundamenteel van mening. De ODA is al beperkt. Die is zelfs achteruitgegaan. We hebben de kasschuiven van het vorige kabinet, Rutte II, ongedaan moeten maken. Er is wat extra geld bij gekomen tijdens de coronacrisis, maar nu we demissionair zijn, hoop ik echt dat er in de formatie weer extra aandacht komt voor een van dé middelen van Nederland in het buitenland: ontwikkelingssamenwerking. Ten tweede ga je niet van Paul stelen om Pietje te helpen. Je moet beide doen. Ten derde: unearmarked, ongeoormerkt, stelt organisaties in staat om op basis van hun kennis en expertise te bepalen wat er nodig is. Dat is niet de haven van Libanon. Net zoals we in de coronacrisis hebben gezien, kan er heel veel geld beschikbaar gesteld worden als er de politieke wil is om dat te doen.

De voorzitter:

De Minister vervolgt haar betoog.

Minister Kaag:

De heer Van Dijk vroeg: wat doet Nederland om de humanitaire noden in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever het hoofd te bieden? Wij ondersteunen al sinds jaar en dag de humanitaire VN-organisaties die actief zijn in de Palestijnse gebieden, waaronder Gaza. Wij ondersteunen de humanitaire respons, bijvoorbeeld via UNRWA, en geven ook ongeoormerkte financiering aan andere organisaties, zoals Unicef, de Wereldvoedselorganisatie en het internationale Rode Kruis. Ik praat nu alleen even over de recente geweldescalaties. Wat betreft Gaza hebben we besloten om extra humanitaire hulpfinanciering aan UNRWA te doen toekomen, omdat UNRWA de grootste humanitaire partner is. Het is ook de grootste werkgever. Dat geld wordt gemonitord. Dat betekent bijvoorbeeld dat kinderen weer naar school gaan, kinderen van wie het huis is vernietigd en die hebben geleden onder het geweld. UNRWA bleek voor ons het beste kanaal om dat te doen. Ik weet het nu even niet uit mijn hoofd, maar ongeveer 80% van de bevolking van Gaza valt onder het UNRWA-mandaat, als geregistreerd vluchteling. We hebben ook nog € 350.000 gegeven via de Nederlandse Rode Halve Maan aan de humanitaire respons van het Rode Kruis en de beweging van de Rode Halve Maan in de Palestijnse gebieden, ten behoeve van medische noodhulp.

De voorzitter:

En daarmee ... bent u nog niet klaar.

Minister Kaag:

Nee, ik heb nog het kopje landen.

De voorzitter:

Het kopje landen komt nog. Gaat u gang.

Minister Kaag:

Nee, ik ben klaar met het kopje landen.

Dan de samenwerking in de EU. Mevrouw Koekkoek vroeg: wat vindt u van de EU-mededeling over humanitaire hulp? Die verwelkomen we. We zijn positief over de hoofdlijnen. Die verhouden zich ook tot de afspraken rond The Grand Bargain en tot het naleven van het humanitair oorlogsrecht. De EU wil ook de lokalisatie vergroten. Ik noemde al het naleven van het internationaal humanitair oorlogsrecht. De humanitaire principes, menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid, staan centraal, eigenlijk alles wat een beetje belangrijk is als je humanitair werkt of denkt. We zijn de grootste donor via de EU. De EU is de grootste donor op humanitair gebied. Door gebundelde actie kunnen we een verschil maken. Er is voldoende aandacht voor klimaatfinanciering. De intentie van ECHO om hun eigen klimaat- en milieuvoetafdruk te verkleinen en humanitaire partners hierop aan te spreken is ook in lijn met de Green Deal en het Nederlandse klimaatbeleid.

Dan heb ik het hoofdstuk sexual abuse en – wat is het? – sexual exploitation, abuse of authority and harassment.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik wil toch nog even terugkomen op het blokje dat de Minister net afsluit. Ik vrees dat ik het antwoord niet echt kan duiden. Het klinkt als een fantastisch streven waar niemand tegen kan zijn, maar het betekent voor mij heel weinig. Wat kunnen wij als Nederland doen en wat gaan wij als Nederland doen om onze wereldwijde voetafdruk te verkleinen, in plaats van alleen de intentie uit te spreken dat het minder moet zijn?

Minister Kaag:

Er is een heel plan, maar dat is aan ECHO, de humanitaire hulporganisatie van de EU. Nederland sluit zich daarbij aan. Het is aan ECHO, de grootste financierder, ook met onze gelden, om daar plannen voor te maken. Die spreekt dan weer de uitvoerende organisaties die door ECHO gefinancierd worden erop aan. Die moeten hun klimaatplannen indienen en laten zien hoe ze te werk gaan, maar dat moet allemaal nog uitgewerkt worden. Dat komt voort uit de EU Green Deal. Niet alles doen we zelf, want daar hebben we de EU voor.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik begrijp het nu. Dank u wel.

De voorzitter:

De Minister gaat verder.

Minister Kaag:

Ik heb op het gebied van seksuele uitbuiting en machtsmisbruik vragen van mevrouw Kuik. Er was ook een vraag over het vermeende misbruik door hulpverleners van de Wereldgezondheidsorganisatie. Wij hebben ons grote misnoegen uitgesproken richting de WHO. We hebben een gezamenlijke verklaring ondertekend in de Wereldgezondheidsassemblee. We willen een onafhankelijk onderzoek en gerechtigheid voor de slachtoffers. Dat is in lijn met eigen beleid en in lijn met het beleid en de afspraken die we met alle organisaties hebben sinds we onze eigen SEA-protocollen hebben. Er is dus echt nog wel meer werk te verrichten. Verder kom ik hierop terug in de brief die uw Kamer krijgt over de bredere beleidslijn.

Wat betreft de consequenties voor onze relatie met de Wereldgezondheidsorganisatie gaan wij uit van een beleid van zero tolerance voor inactie. We rekenen elke organisatie daarop af. Dat heb ik eerder gedaan met UNRWA toen er zorgwekkende berichten waren over de voormalig commissaris-generaal en stafleden. We hebben de financiering aangehouden. Dat hebben we gedaan bij UNAIDS. Op een gegeven moment werd het een beetje veel. Nu is het de WHO. Op alle terreinen, ook bij VN-vredeshandhavende missies, verwachten we onafhankelijk onderzoek, handelen en remedie. Dat is heel erg belangrijk. Wij trekken daarin consequent op met al onze partners, met name met het Verenigd Koninkrijk en de VS.

Dan het gebied van psychosociale hulp, MHPSS. We organiseerden in 2019 de conferentie «Mind the mind now». Ik ben er persoonlijk erg trots op. Dat was echt baanbrekend, niet alleen voor Nederland, maar juist ook internationaal in de humanitaire sector. Wat hebben we gedaan? Het klinkt misschien heel onmeetbaar, maar het is ontzettend belangrijk – dat zien we ook in eigen land weer in coronatijden – om het essentiële belang en de centrale rol te erkennen die psychosociale hulp en geestelijke gezondheid moeten innemen bij alles wat we doen. Dit aspect wordt dus meegenomen in de planning, de respons, de uitvoering en het programmeren van noodhulp. Voorheen was dat niet het geval. Het was een extra activiteitje in plaats van een centraal plan. Wij zetten in op coördinatie op landenniveau. Nu zijn er meer dan 50 landen aangesloten bij ons initiatief. Wij zenden kortetermijnexperts uit en bevorderen dit ook bij samenwerkende hulporganisaties. De Rode Halve Maanbeweging nam in 2019 dankzij Nederlandse diplomatie een lobby aan over psychosociale hulp. Dat betekent dat je een leger van 14 miljoen vrijwilligers hebt die overal waar werk verricht moet worden de eigen taal spreken, de eigen cultuur kennen en toegankelijk zijn. We gaan hier dapper mee verder. Ik hoop dat mijn opvolger of opvolgster deze kar ook zal willen blijven trekken in het belang van eenieder. Het heeft ook te maken met stabiliteit en het welzijn van de mensen die we proberen te helpen.

Dan waren er een aantal vragen van mevrouw Koekkoek. Die gingen eigenlijk over een veel breder terrein dan alleen over de noodhulpdiscussie. Hoe zetten we ons binnen de internationale structuren in om OS te verbeteren? We zitten overal aan tafel. We zijn nog steeds een van de topdonoren. We zijn geloofwaardig, bilateraal maar ook multilateraal, dus onze stem telt. Onze diplomaten doen dat. Omdat we flexibele, betrouwbare en ongeoormerkte financiering geven, wordt er gelukkig ook graag naar ons geluisterd. We hebben een uitstekende positie om organisaties samen te brengen. We doen het ook via het VN Global Compact. Het wordt door MOPAN gemeten en bestudeerd via scorecards. Er wordt ook jaarlijks over gerapporteerd aan de Kamer.

U vroeg ook hoe ik sta tegenover publiek-private partnerschappen, ook naar aanleiding van de EU-mededeling. We zijn er al heel lang groot voorstander van. Het is uiteindelijk ook SDG 17. Het is een uitwerking van SDG 17. Het heeft dus minder te maken met de EU-mededeling. Het heeft te maken met een VN-besluit over de SDG's en de interesse via allerlei kanalen, ook voor de private sector, zoals ngo's en andere. We werken hieraan bij het Wereld Economisch Forum. Dat heet het Humanitarian Resilience and Investing Initiative. Zo heet het, maar ik kort het af als humanitaire financiering. Daar ben ik co-chair van. We doen het via zogeheten blended finance. We doen het door de PPP's. Ook binnen de EU zal hier nog steeds mee geëxperimenteerd worden. Dat is gewoon allemaal goed.

Mevrouw Koekkoek vroeg ook of ik Nederland inzet om ngo's meer in te schakelen, met een holistische benadering. Wij sturen niet op kanalen. Wij financieren een aantal partnerschappen, maar het is niet aan ons om aan de knoppen ... Het is, als ik het zo mag zeggen, een beetje een oude manier van werken om te bepalen welke partner wat gaat doen. In de eenentwintigste eeuw stimuleren we partners om met elkaar praten en te kijken wie wat doet, zodat je efficiency, complementariteit en de beste uitvoering krijgt, en ook nog the biggest bang for the buck.

Dan was de vraag van mevrouw Koekkoek hoe we OS weer op peil krijgen. Nou, ik zou zeggen: het is aan u en uw partijen om ervoor te zorgen dat OS weer het niveau krijgt dat de noden reflecteert en de Nederlandse naam van decennia eer aandoet.

De voorzitter:

Met deze invitatie sluit de Minister haar eerste termijn af. Ik kijk even naar de Kamer om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Alleen de heer Hammelburg? Hij wil een kort statement maken. Van welke partij is die meneer eigenlijk, vraagt de Minister. U wilt nog antwoord? O ja, er waren nog wat toezeggingen gedaan waar de Minister op zou terugkomen. Nou, we doen gewoon even een kort rondje. Meneer Hammelburg kan altijd heel kort en krachtig zijn, hooguit één minuut.

De heer Hammelburg (D66):

Ja, voorzitter, ik zeg dat altijd, maar het is nooit waar. Dank aan de Minister voor de uitgebreide beantwoording. Ik vind het altijd weer indrukwekkend om te horen wat Nederland, en deze Minister ook, allemaal doet. Ik ben blij met de toezegging dat deze Minister ook nog met de Minister van VWS gaat praten over het versneld en met urgentie naar buiten brengen van een geavanceerd donatieplan. Ik zie dat als een toezegging. We zullen dat via de Minister van VWS ook nog wel duidelijk maken, dus via verschillende kanalen.

Ik broed nog eventjes op wat ik wil met die bijzondere, kwetsbare groepen die te maken hebben met meervoudige vormen van discriminatie, zowel in humanitaire situaties als in conflictgebieden. Denk aan journalisten, mensenrechtenverdedigers en lhbti. Ik zie toch dat het nog te vaak fout gaat, maar misschien doe ik dat nog via een aanvraag voor een technische briefing. Daar kom ik dan later nog even op terug. Dank u wel in ieder geval voor de uitgebreide beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de heer Stoffer. Die hoeft geen tweede termijn. Mevrouw Simons hoeft dat ook niet. Mevrouw Koekkoek? Ook niet. Meneer Klink, heel kort.

De heer Klink (VVD):

Heel kort nog even over de Grand Bargain. Goed om te horen dat er helemaal niks gaat veranderen, want daar zaten wat zorgen. Dat is dus totaal niet aan de orde. We kijken uit naar die brief.

De voorzitter:

De heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Heel kort. Veel dank voor de beantwoording, en ook zeker voor de laatste invitatie. Gelet op de stijgende noden is een hoger budget cruciaal. Dat betekent dat je niet Jantje iets moet afpakken waar Pietje om zit te schreeuwen. Ik denk dat met name de VVD het zich zou moeten aantrekken dat naarmate het aantal kwetsbaren toeneemt, de verantwoordelijkheid van Nederland om daar wat aan te doen ook groter is. De hele filosofie van met minder geld meer doen is toch echt bewezen onzin.

Dan heb ik nog één vraag. Ik heb in de eerste termijn een vraag gesteld over Myanmar, met name over de belangenconstructies van het bedrijf Oil and Gas. Ik wil graag dat de Kamer daar meer inzicht in heeft. Ik hoop dat de Minister op een ander moment in een brief ons wat meer informatie kan geven over wie de landen of partijen zijn die daar financieel belang bij hebben en een effectieve coördinatie van sancties mogelijk in de weg staan.

De voorzitter:

De heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de Minister bedanken voor haar beantwoording. Ik heb twee korte punten. Ik had gevraagd naar de situatie in Ethiopië. Het grenst inderdaad aan het terrein van Buitenlandse Zaken, maar voor mij is van betekenis hoe wij contacten leggen om zo snel mogelijk een corridor te kunnen realiseren. Daarom deze vraag, omdat ik denk dat dit wat implicaties heeft.

Ik heb het misschien gemist, maar ik heb ik een vraag gesteld over de specifieke benadering van de statelozen in Myanmar. Dit vraag om een specifieke benadering, los van degenen die ook al noodhulp ontvangen. Heeft de Nederlandse regering dit scherp voor ogen?

Tot zover, dank u wel.

De voorzitter:

Dan kan ik ten slotte nog wat uitweiden over Band Aid. De Minister begon daarover. Ik kan haar vertellen dat ik 14 jaar was toen dat werd uitgebracht. Nu weet u misschien hoe oud ik ben. Het heeft heel veel indruk op mij gemaakt. Het betekende voor die generatie een enorme bewustwording van het verschrikkelijke leed in Ethiopië. De hongersnood was echt overal in het nieuws. Daarna had je natuurlijk het muziekoptreden, onder anderen van Queen, in 1985. Fantastisch, maar ik weid alweer veel te lang uit. De Minister kan gelijk aan haar tweede termijn beginnen.

Minister Kaag:

Voorzitter. In het debat over de RBZ van de commissie Buitenlandse Zaken kan ik terugkomen op de vraag naar meer informatie over Oil and Gas, het olie- en gasbedrijf in Myanmar, over hoe dat is gelieerd en over wie van de militaire junta daarachter zit. Wij zullen het in dat debat ongetwijfeld ook over Myanmar hebben en dat geeft ons tijd om het goed uit te zoeken, als dat mogelijk is.

Over Band Aid hoef ik niets meer te zeggen.

De heer Ceder vroeg naar mijn inschatting van de mogelijke legitimiteit van de verkiezingen in Ethiopië, als ze zullen plaatsvinden. Zal TPLF de uitkomsten accepteren en wat is de legitimiteit? Zoals u weet, is TPLF niet meer aan de macht sinds de inname van de Tigrayse hoofdstad Mekelle vorig jaar. Ze voeren een guerrillaoorlog. Er is een interim-regering, maar die heeft maar beperkte controle. TPLF gaat niet meedoen aan de nationale verkiezingen in juni, zo is ons begrip. De verkiezen in september in Tigray zelf zijn voor een regioparlement. Die worden unilateraal georganiseerd door TPLF, maar worden niet erkend door Addis. De zorgen zijn heel groot over een dreigende hongersnood en het risico op een gedeeltelijke burgeroorlog tussen een regio en de nationale staat. We moeten los van het medemenselijke natuurlijk niet vergeten dat Ethiopië gewoon een hele belangrijke regionale speler is.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank voor deze informatie, want die is ook nuttig, maar mijn vraag ging meer over de verkiezingen die al gehouden zijn in de regio Tigray, waar TPLF is gekozen. Dat is natuurlijk niet in samenspraak met de centrale regering gegaan. TPLF voelt wel enigszins dat het een mandaat heeft, omdat er decentrale verkiezingen hebben plaatsgevonden. Mijn vraag is wat de Nederlandse regering vindt van die verkiezingen en van de legitimiteit van de machthebbers.

Minister Kaag:

Daar heb ik even geen informatie over, maar volgens mij hebben wij meestal geen oordeel over regionaal gehouden verkiezingen. Wij onderhouden statelijke contacten, van land tot land. In de commissie Buitenlandse Zaken gaan we het ongetwijfeld ook over Ethiopië hebben, dus dan kom ik hier wel op terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb twee toezeggingen genoteerd.

  • Binnenkort komt er een aparte rapportage SEA, over seksuele exploitatie onder andere en de inzet daarop in de afgelopen anderhalf jaar. Hierin wordt ook teruggekomen op de problematiek van de Wereldgezondheidsorganisatie.

  • De Minister komt in de commissie BuZa terug op vragen over Oil and Gas in Myanmar.

Minister Kaag:

Bij het debat over de RBZ.

De voorzitter:

Dan zijn we klaar en sluit ik het debat.

Sluiting 19.01 uur.

Naar boven