34 950 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2017

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 juni 2018

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 16 mei 2018 inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) (Kamerstuk 34 950 XV, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord

Vraag 1

Wat zouden mogelijke indicatoren kunnen zijn die de doelstellingen van uitgaven aan re-integratie in beeld brengen, maar die concreter zijn dan «het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt» en meer een relatie leggen met de opbrengsten dan alleen de inkoop van trajecten?

Het is volgens ons aan de regering en het parlement om vooraf de doelstellingen van uitgaven concreet vast te stellen en aan de regering om achteraf over het realiseren hiervan verantwoording af te leggen aan het parlement. Volgens ons biedt de behandeling van het jaarverslag 2017 en van de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2019 goede gelegenheden voor het gesprek hierover tussen de Minister van SZW en de Tweede Kamer. Hierbij kan de informatie die UWV opneemt in het eigen jaarverslag meegenomen worden. Het gaat dan om de uitgaven aan de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen en hoeveel re-integratietrajecten zijn ingekocht. Deze kunnen dan worden vergeleken met de oorspronkelijke doelstelling bij de vaststelling van de begroting. Daarnaast heeft UWV in het jaarverslag 2017 de plaatsingspercentages op een betaalde baan opgenomen. Met het plaatsingspercentage meet UWV hoeveel in een kalenderjaar gestarte re-integratietrajecten hebben geleid tot een plaatsing in een betaalde baan na afronding van het re-integratietraject.1 Dit zou ook een indicator kunnen zijn. Indien de Minister van SZW van deze indicator de doelstellingen in de begroting van SZW opneemt, dan kan de Tweede Kamer achteraf beter controleren welke resultaten zijn behaald. Hierbij past wel de kanttekening dat daarbij rekening moet worden gehouden met het arbeidsvermogen van deze groep (zie ook het antwoord bij vraag 6).

Vraag 2

Wat is het percentage van fouten en onzekerheden zoals gerapporteerd voor de verschillende begrotingsartikelen ten opzichte van de omvang van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN-)unit SZW?

Wij hebben geen specifiek onderzoek verricht naar de omvang van de fouten en onzekerheden ten opzichte van de organisatorische omvang van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN)-unit SZW. Wel kunnen wij u inzicht geven in het percentage fouten en onzekerheden in relatie tot de gerealiseerde uitgaven 2017 op de betreffende begrotingsartikelen (bedragen x € 1.000):

Artikel

Omschrijving

Uitgaven1 2017

Omvang2 fout

Percentage fout

Omvang1 onzeker

Percentage onzeker

3

Arbeidsongeschiktheid

804

50

6,2%

20

2,5%

6

Ziekte en zwangerschap

7.578

20

0,3%

130

1,7%

8

Oudedagsvoorziening

24.175

900

3,7%

9

Nabestaanden

1.111

40

3,6%

140

12,6%

X Noot
1

Bron: Rijksjaarverslag 2017 XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 34 950 XV, nr. 1)

X Noot
2

Bron: Rapportage Algemene Rekenkamer Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) (Kamerstuk 34 950 XV, nr. 2)

Vraag 3

Is het verbeterplan voldoende om alle punten uit de rapportages van de Auditdienst Rijk en Algemene Rekenkamer aan te pakken?

In ons verantwoordingsonderzoek 2017 constateren wij dat het verbeterplan alle punten uit de rapportages van de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer aanpakt.

Vraag 4

Voorziet het verbeterplan in maatregelen om zowel de actuele attestaties de vitae en juiste bankrekeninggegevens te verkrijgen en tegelijkertijd ook tot meer controlebevindingen te komen bij de ouderdomsvoorziening en bij de ziekteverzekeringen?

In ons verantwoordingsonderzoek 2017 stellen we vast dat het verbeterplan voorziet in maatregelen om de actuele attestaties de vitae (bewijs van in leven zijn) en juiste bankrekeninggegevens van de uitkeringsgerechtigde te verkrijgen. De maatregelen in het verbeterplan hebben als doel het financieel beheer van de Rijksdienst Caribisch Nederland unit SZW te versterken. Deze maatregelen zouden vervolgens moeten leiden tot minder controlebevindingen. In ons verantwoordingsonderzoek 2017 stellen we vast dat de extra inspanningen door RCN-unit SZW om de actuele attestaties de vitea en juiste bankrekeninggegevens te verkrijgen geleid hebben tot minder controlebevindingen over 2017 bij de ouderdomsverzekering en bij de ziekteverzekeringen. In hoeverre de maatregelen leiden tot een verdere daling van het aantal controlebevindingen, moet de controle over 2018 en verder uitwijzen. We zullen de voortgang hiervan met belangstelling volgen.

Vraag 5

Wat is er volgens de Algemene Rekenkamer nodig om de verbeteringen van het financieel beheer structureel te laten zijn voor de RCN-unit SZW?

In ons verantwoordingsonderzoek 2017 stellen we vast dat het op orde brengen van het financieel beheer van de RCN-unit SZW meer tijd nodig heeft. Daarnaast is er voldoende personele capaciteit en deskundigheid nodig, die niet altijd lokaal voorhanden is. Verder is de aansluiting op het betaalsysteem van de Belastingdienst Caribisch Nederland belangrijk, omdat dat een groot deel van de extra handmatige controles overbodig zou maken.

Vraag 6

Hoeveel extra geld had het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in 2017 nodig gehad om iedereen die dat nodig had te kunnen begeleiden naar een re-integratietraject?

In ons verantwoordingsonderzoek hebben we hier geen onderzoek naar verricht.

Wij hebben in ons verantwoordingsonderzoek 2017 wel vastgesteld dat UWV 25% van het beschikbare re-integratiebudget niet heeft uitgegeven, omdat minder werkvoorzieningen en re-integratietrajecten door UWV zijn ingekocht. Dat UWV minder werkvoorzieningen en re-integratietrajecten inkoopt dan het re-integratiebudget toelaat, kan verklaard worden door de bedrijfsvoering van UWV en heeft tijdelijke en structurele oorzaken:

  • Een tijdelijke oorzaak is de invoering van een nieuw inkoopkader in juli 2016. Er zijn in eerste instantie minder re-integratietrajecten ingekocht, doordat UWV moest wennen aan de nieuwe systematiek van inkopen.

  • Een structurele oorzaak is dat UWV voorzichtig is bij de besteding van middelen voor re-integratietrajecten door een forse overschrijding in 2010 op het re-integratiebudget voor mensen in de Werkloosheidswet (WW).

Een meer externe structurele oorzaak is de samenstelling van de huidige groep mensen waarvoor UWV de verantwoordelijkheid heeft om ze naar de arbeidsmarkt te begeleiden.

Deze groep mensen beschikt over minder arbeidsvermogen. Er is bij UWV namelijk geen nieuwe instroom meer van jonggehandicapten met arbeidsvermogen in de Wajong, sinds de invoering van de Participatiewet in 2015. Een groot deel van deze groep is niet direct geschikt voor een re-integratietraject richting betaald werk. Voor hen moet UWV eerst persoonlijke dienstverlening inzetten om hen geschikt te maken voor een traject. De capaciteit voor dienstverlening heeft daarmee effect op de uitgaven aan re-integratie.

Vraag 7

Is het wenselijk om in het jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naast de resultaten van het re-integratiebudget, ook de uitgaven van het UWV aan dienstverlening mee te nemen en deze naast de resultaten van het re-integratiebudget te plaatsen in de verantwoording?

Het meenemen van de uitgaven aan dienstverlening geeft volgens ons een completer beeld, omdat de uitgaven aan re-integratietrajecten en werkvoorzieningen niet los kunnen worden gezien van de middelen die UWV heeft voor dienstverlening. Dit laten we in ons verantwoordingsonderzoek 2017 zien.


X Noot
1

UWV (2018). UWV jaarverslag 2017, pagina 24. Amsterdam: eigen beheer.

Naar boven