34 950 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2017

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 16 mei 2018 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) (Kamerstuk 34 950 VIII, nr. 2).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media hebben deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

1

Kunt u de berekening van de departementale begroting voor loon- en prijsbijstelling voorleggen en deze vergelijken met de loon- en prijsbijstelling van vorige jaren?

Ieder jaar worden in het najaar alle begrotingsartikelen gecodeerd om aan te geven of deze loon-prijs- of ongevoelig zijn (grondslagen). Op basis van deze codering wordt ten tijde van de CEP besloten hoe hoog de loon-en prijsbijstelling zal zijn indien die wordt uitgekeerd. De uitgebreide beschrijving van de loon- en prijscodes is te vinden in het Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid (Vaststelling codes voor loongevoeligheid, prijsgevoeligheid en ongevoeligheid (in HAFIR)).

De loon- en prijsbijstelling wordt berekend door de percentages uit de CEP per codering te vermenigvuldigen met bijbehorende de grondslagen die in het najaar vastgesteld zijn.

Zie de tabel hieronder voor de totale loon- en prijsbijstelling van de afgelopen drie jaar.

Tabel Loon- en prijsbijstelling 2015, 2016 en 2017 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2015

2016

2017

Loonbijstelling

103.445

720.748

645.909

Prijsbijstelling1

33.004

56.430

130.360

Totaal

136.449

777.178

776.269

X Noot
1

dit is alleen de plafondrelevante prijsbijstelling

2

Kunt u alle mutaties die vallen onder de noemer «Diversen (technische, relevante mutaties)» opsommen?

Onder de noemer «Diversen (technische, relevante mutaties)» vallen technische mutaties die kleiner zijn dan € 50 miljoen Dit grensbedrag is gebaseerd op de begrotingsomvang van OCW en verschilt dus per departement. Onder «technische, relevante mutaties» vallen overboekingen met andere departementen en desalderingen. Voor deze presentatievorm is gekozen om de Verticale toelichting (VT) leesbaar te houden, aangezien het vaak om grote aantallen mutaties gaat. In dit geval gaat het om 134 mutaties. In onderstaande tabel is een overzicht van deze mutaties per departement opgenomen. De tabel laat zien wat per saldo het bedrag aan overboekingen naar een ander departement is (een positief bedrag is een per saldo overboeking naar OCW, en vice versa). De post desalderingen heeft volledig betrekking op OCW en bedraagt in totaal 27,3 mln. Van een desaldering is sprake indien zich zowel aan de uitgaven- als aan de ontvangstenkant van de begroting een mutatie van dezelfde omvang voordoet en deze beide mutaties voortvloeien uit dezelfde oorzaak. Een voorbeeld van een desaldering is de terugstorting in het Participatiefonds van € 13,1 miljoen

In de toelichting in de VT zijn enkele grotere mutaties toegelicht zoals aangegeven in de rechter kolom van onderstaande tabel.

Begroting of Fonds

Bedrag (in mln.)

 

Toegelicht in VT

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

– 1,1

   

Defensie

0,1

   

Justitie en Veiligheid

– 8,8

 

Terugbetaling € 8,8 miljoen aan DJI

Economische Zaken en Klimaat

5,4

   

Financiën

– 1,1

   

Gemeentefonds

– 20,8

   

Provinciefonds

– 8,7

 

Restauratie Domtoren en Eusebiuskerk (tweemaal € 4 miljoen)

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

– 1,5

   

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

20,8

   

Wonen en Rijksdienst

7,6

 

Teruggave Rijksvastgoedbedrijf (€ 7,3 miljoen)

BES-fonds, AZ en IenW,

0

   

3

Kunt u verklaren waarom er minder geleend is door studenten in het jaar 2017 dan waar rekening mee is gehouden en kunt u dit in perspectief plaatsen met voorgaande jaren?

Dat het gerealiseerde bedrag aan rentedragende lening lager was in 2017 dan geraamd, komt door de lager dan geraamde uitgaven aan het levenlanglerenkrediet. Deze uitgaven vallen ook onder de rentedragende lening. Het levenlanglerenkrediet is een nieuwe regeling die vanaf september 2017 is ingegaan. Er is bijna € 4 miljoen uitgegeven in 2017 aan deze regeling en dat was minder dan in de raming was opgenomen. In voorgaande jaren waren er geen uitgaven aan deze regeling.

4

Kan er een overzicht worden gegeven van de externe inhuur waar DUO1 gebruik van heeft gemaakt met de bijbehorende kosten?

(bedragen in € 1.000)

Beleidsgevoelige inhuur

€ 33

Uitzendkrachten/ externen

€ 18.226

Automatisering inhuur

€ 69.238

Totaal

€ 87.497

5

Hoe vaak is in 2017 gebruikt gemaakt van de indemniteitsregeling en welk bedrag is met de garanties gemoeid?

In 2017 is 14 keer een indemniteitsverklaring afgegeven, hiermee was een bedrag gemoeid van € 434.492.

6

Wanneer werd het voor het eerst bij u bekend dat er structureel slechts bij één van de vier prestatie-eisen over werd gegaan tot sanctionering?

In het kader van de beoordeling van de aanvragen tot vaststelling van de subsidies 2013–2016 (na indiening van de jaarverantwoordingen 2016), heeft medio 2017 interne besluitvorming plaatsgevonden over het toe te passen sanctiebeleid. Bij de formulering van dat beleid, dat door mijn voorganger is geaccordeerd, zijn alle toen bekende kwantitatieve gegevens meegewogen. In antwoord op vragen van het lid Laan-Geselschap van 18 mei 2018 bent u geïnformeerd over de overwegingen om niet alle prestatie-eisen te handhaven (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2334). Daarnaast is het zo dat één van de prestatie-eisen in 2014 reeds is komen te vervallen: uit oogpunt van lastenvermindering is er destijds bij de inrichting van de digitale verantwoordingsapplicatie, die culturele instellingen dienen te gebruiken, voor gekozen om niet langer naar specifieke informatie over openingsuren te vragen. De instellingen in de sector musea, waar deze prestatie-eis betrekking op had, hebben daar schriftelijk bericht over ontvangen.

7

Welke stappen heeft u ondernomen sinds u weet dat er structureel maar bij één van de vier prestatie-eisen over werd gegaan tot sanctionering?

OCW heeft geen stappen ondernomen. Zie ook het antwoord op vraag 8.

8

Wat zijn de mogelijkheden om alsnog over te gaan op het sanctioneren van instellingen die niet voldeden aan één of meerdere van de prestatie-eisen maar tot nu toe nog geen sanctie opgelegd gekregen hebben?

Alle subsidies voor de culturele basisinfrastructuur 2013–2016 zijn inmiddels vastgesteld. Uit oogpunt van rechtszekerheid biedt de Algemene wet bestuursrecht slechts beperkte mogelijkheden om over te gaan tot wijziging van een vaststellingbesluit. Sprake dient te zijn van:

  • a. feiten of omstandigheden waarvan de subsidieverstrekker bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b. een subsidievaststelling waarvan de subsidieontvanger wist of behoorde te weten dat die onjuist was; of

  • c. de situatie dat de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Dit is niet het geval. Ik zie dan ook geen redenen om alsnog over te gaan tot lagere vaststelling in andere gevallen dan waarin al een herstelsanctie was opgelegd. Voorafgaand aan de vaststellingen heeft een zorgvuldige afweging plaatsgevonden om tot deze besluiten te komen.

9

Hoeveel van de ruim 1,9 miljard euro voor subsidies voor de culturele basisinfrastructuur over de periode 2013–2016 kwam in aanmerking voor terugvordering als alle prestatie-eisen werden gehandhaafd?

Deze vraag laat zich niet goed beantwoorden, gelet op de aard van de subsidiesystematiek voor de culturele basisinfrastructuur: het Rijk verstrekt budgetsubsidies aan culturele instellingen en geen outputfinanciering. Er is dus geen objectieve rekenkundige relatie te leggen tussen prestatie-eisen en de daarvoor beschikbaar gestelde middelen. Anders gezegd: het is niet een op een herleidbaar welk deel van de subsidie bedoeld was voor het behalen van welke prestatie-eis. Daarom is het onontkoombaar om bij dit soort subsidies bij de vaststelling een rekenregel te hanteren die het mogelijk maakt om bij benadering – en op zorgvuldige wijze – een sanctiebedrag te koppelen aan een bepaalde mate van onderprestatie.

Uit oogpunt van bestendig, transparant en voorzienbaar overheidsbeleid is ervoor gekozen om bij de meest recente vaststellingsronde zo veel mogelijk aan te sluiten bij de sanctieprincipes van eerdere vaststellingen. Al te zeer afwijken van het eerdere beleid zou bezwarend kunnen zijn voor de instellingen. Aldus is er gebruik gemaakt van de volgende rekenformule voor het terugvorderingsbedrag:

kortingsbedrag = [percentage onderprestatie -/- 5 procentpunt] X [1% van het totaalbedrag van de vierjaarlijkse instellingssubsidie].

Deze formule is eerder door de hoogste bestuursrechter als niet-onredelijk bevonden.

10

Hoe hoog was het totale sanctiebedrag geweest als alle prestatie-eisen werden gehandhaafd?

Indien er op basis van de gebruikte formule niet uitsluitend zou zijn gehandhaafd op reguliere bezoekersaantallen, maar op alle prestatie-eisen die op het moment van de vaststelling van toepassing waren, dan zou dit – daargelaten de gevallen waarbij het sanctiebedrag om juridische redenen zou moeten worden gematigd – hebben geresulteerd in een terugvorderingsbedrag van in totaal € 2.521.299.

11

Hoeveel instellingen haalden één of meerdere van de vier prestatie-eisen niet? Hoeveel van deze instellingen is er geen sanctie opgelegd?

33 instellingen. 26 instellingen hebben geen herstelsanctie opgelegd gekregen.

12

Zijn alle instellingen die een onderprestatie lieten zien op het totaal aantal bezoekers gesanctioneerd?

Ja, bij alle desbetreffende instellingen is de subsidie lager vastgesteld. Bij één van die instellingen is overigens niet overgegaan tot terugvordering van het verschil tussen het verleende subsidiebedrag en het vastgestelde subsidiebedrag. Dit in verband met de zeer geringe hoogte van het bedrag (€ 214) dat niet in verhouding staat tot de kosten voor de Staat die met terugvordering gemoeid zijn.

13

Hoeveel van de zeven instellingen die gesanctioneerd zijn omdat zij een onderprestatie lieten zien op het totaal aantal bezoekers, voldeden ook niet aan één van de andere prestatie-eisen?

Zes instellingen.

14

Is de maximale sanctie toegepast bij de zeven instellingen die gesanctioneerd werden omdat zij niet voldeden aan de prestatie-eisen? Zo nee, hoe hoog zou de maximale sanctie voor deze instellingen geweest zijn en hoe is de hoogte van de daadwerkelijk opgelegde sancties onderbouwd?

Bij zes van de zeven instellingen heeft aan de hand van de formule de maximale terugvordering plaatsgevonden. In één geval is de belangenafweging die de Algemene wet bestuursrecht voorschrijft zodanig uitgevallen dat een lager bedrag is teruggevorderd (€ 8.576) dan wanneer de formule onverkort zou zijn toegepast (€ 25.728).

15

Welke acties heeft DUO ondernomen om te voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming?

De status ten aanzien van AVG is dat DUO nog niet geheel compliant is, maar wel in control.

De belangrijkste resultaten die tot nu toe zijn gerealiseerd:

  • Aangepast en gevuld verwerkingenregister met meer dan driehonderd verwerkingen. Hiermee toont DUO aan inzicht te kunnen geven in al zijn verwerkingen die een relatie hebben met persoonsgegevens.

  • Bewustwording DUO breed: awareness-sessies, trainingen, diverse communicatie-acties.

  • Opstellen van nieuwe – en actualiseren van bestaande procedures:

    • Rechten van betrokkenen

    • Privacy by Design en Privacy by Default.

    • Privacystatement

    • Privacybeleid DUO

    • Gedragsregels digitale werkomgeving

    • Geactualiseerd PIA proces

  • Verwerkersovereenkomsten vernieuwd: zowel het format als overeenkomsten zelf zijn vernieuwd en geborgd in de processen.

  • Verschillende adviezen opgesteld, o.a. over omgaan met big data en de Rijkscloud.

  • De verschillende directies hebben input voor het verwerkingenregister geleverd, en wijzigingen doorgevoerd in hun processen en systemen op basis van het Privacy by design-model. Met name op het gebied van selectie en vernietiging – «het schonen» – heeft DUO een inhaalslag gemaakt; de organisatie gaat hier de komende maanden mee verder.

  • Wat DUO in het kader van de AVG al eerder had geregeld was:

    • de oprichting van een Meldpunt datalekken

    • de aanstelling van een Functionaris Gegevensbescherming


X Noot
1

DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs

Naar boven