34 950 Financieel jaarverslag van het Rijk 2017

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2018

Tijdens het verantwoordingsdebat van 23 mei jongstleden heb ik de heer Snels (GroenLinks) toegezegd om schriftelijk terug te komen op de verschillende koopkrachtpresentaties (Handelingen II 2017/18, nr. 84, item 6). Aanleiding voor het verzoek van de heer Snels zijn de verschillen in koopkrachtontwikkeling tussen de tabel met voorbeeldhuishoudens zoals opgenomen in het Jaarverslag 2017 van SZW1 en de medianentabel die is opgenomen in de beantwoording van de Kamervragen naar aanleiding van het Financieel Jaarverslag Rijk2. Zoals ik tijdens het verantwoordingsdebat al heb aangegeven, zitten er verschillende aannames onder de twee koopkrachttabellen. Dit maakt dat de koopkrachtcijfers in de twee tabellen een ander beeld laten zien.

Met deze brief, die ik u mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stuur, verschaf ik helderheid over de verschillen van de twee koopkrachtpresentaties. Hieronder zal ik allereerst ingaan op de achtergrond van de koopkrachtpresentaties, waarna ik afsluit met een duiding van de verschillen (in 2017).

Koopkrachtontwikkeling van de voorbeeldhuishoudens

De voorbeeldhuishoudens zijn versimpelde voorbeelden van herkenbare huishoudtypen die eenvoudig te interpreteren en makkelijk na te rekenen zijn. Deze gestileerde huishoudens bestaan altijd uit een hoofdkostwinner, eventueel een al dan niet verdienende partner en eventueel twee niet-verdienende minderjarige kinderen. Weinig huishoudens voldoen precies aan de definitie, maar het gaat erom dat de voorbeeldhuishoudens representatief zijn voor veel soortgelijke huishoudens met een vergelijkbare koopkrachtontwikkeling.

Om die reden worden ook alleen generieke (inkomens)regelingen meegenomen waarop in principe alle vergelijkbare huishoudens aanspraak kunnen maken, zoals de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Specifieke inkomensbestanddelen, zoals de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag, fiscale aftrekposten zoals de hypotheekrenteaftrek en vermogen blijven in de voorbeeldhuishoudens buiten beeld.

Mediane koopkrachtontwikkeling

De mediane koopkrachtontwikkeling wordt berekend op basis van de huishoudens die zitten in het Inkomenspanelonderzoek (IPO) van het CBS. Deze steekproef van 90.000 echte huishoudens geeft een representatief beeld van de gehele Nederlandse bevolking. Daarbij wordt rekening gehouden met de kenmerken van de huishoudens zoals de verdeling van inkomen over partners, de kosten van de woning, het aantal kinderen en een breed scala van specifieke maatregelen. In beide benaderingen wordt – zoals gebruikelijk – verondersteld dat zich geen veranderingen voordoen in de persoonlijke situatie van huishoudens. Met andere woorden, werkloosheid, baanaanvaarding of gezinsuitbreiding en dergelijke zijn niet meegenomen bij de berekeningen.

In de medianentabel wordt de doorsnee koopkrachtmutatie binnen een bepaalde groep huishoudens weergegeven. De mediaan wil zeggen dat de helft van de huishoudens in de groep een grotere koopkrachtontwikkeling heeft en de andere helft van de huishoudens een kleinere koopkrachtontwikkeling.

Waarom zitten er verschillen tussen de twee presentaties?

We presenteren koopkracht op twee manieren; enerzijds via specifieke herkenbare voorbeelden, en anderzijds via dwarsdoorsnedes van de totale Nederlandse bevolking. Die laatste benadering doet meer recht aan de complexe realiteit, terwijl de specifieke voorbeelden eenvoudiger herleidbaar zijn. Zoals hierboven beschreven zitten onder de koopkrachtberekeningen van de twee presentaties verschillende aannames, zoals het wel of niet meenemen van specifieke inkomensbestanddelen. Het verschil in aannames maakt dat de koopkrachtcijfers niet één op één met elkaar vergelijkbaar zijn en dat het goed mogelijk is dat de twee presentaties een ander beeld laten zien.

Specifiek voor 2017 geldt dat in het voorjaar van 2016 de ramingen voor het koopkrachtbeeld van 2017 stevige minnen lieten zien voor ouderen, uitkeringsgerechtigden en de laagste inkomens.3 Het vorige kabinet heeft daarom € 1,1 miljard uitgetrokken voor de koopkrachtreparatie van deze groepen. De huurtoeslag is daartoe in 2017 flink verhoogd. Dit heeft een forse positieve impact op de mediaan voor de laagste inkomens, maar – omdat het geen generieke regeling is – wordt deze intensivering niet zichtbaar in de tabel van de voorbeeldhuishoudens.

Ook de kinderopvangtoeslag is verhoogd in 2017. Ten slotte is relevant dat de gemiddelde betaalde hypotheekrente de afgelopen jaren sterk is gedaald. Dit voordeel voor huishoudens met een koopwoning wordt wel zichtbaar in het mediane koopkrachtbeeld, maar niet in de voorbeeldhuishoudens. Gezamenlijk verklaren deze factoren het positievere beeld in de mediane koopkrachtontwikkeling ten opzichte van de weergegeven voorbeeldhuishoudens.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstuk 34 950, nr. 1.

X Noot
2

Kamerstuk 34 950, nr. 5.

X Noot
3

Kamerstuk 34 950, nr. 5.

Naar boven