34 925 Regeling tijdelijke ontzegging toegang

Nr. 1 BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de Leden

Den Haag, 3 april 2018

Op 22 maart 2018 vond een incident plaats in de plenaire zaal van de Tweede Kamer, waarbij een bezoeker zichzelf, en in potentie andere aanwezigen, ernstig in gevaar bracht. Het presidium betreurt dit voorval zeer, maar acht het niettemin geraden dat in een dergelijke situatie waarbij de orde in de Tweede Kamer ernstig is verstoord, de betrokken persoon tijdelijk de toegang tot het Kamergebouw of in het bijzonder de publieke tribune kan worden ontzegd.

Naar aanleiding daarvan heeft het presidium krachtens artikel 152, eerste lid, van het Reglement van Orde thans bijgaande regeling vastgesteld, op basis waarvan de bevoegdheid bestaat om aan personen die de orde ernstig verstoren en waarbij vrees bestaat voor een nieuwe verstoring van de orde, tijdelijk de toegang tot het Kamergebouw of de publieke tribunes te ontzeggen. Het presidium verwijst naar de bijlage voor een nadere toelichting op de regeling.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib

Regeling tijdelijke ontzegging toegang

Enig artikel

  • 1. Het presidium kan degene die een overtreding heeft begaan als bedoeld in artikel 152, tweede of derde lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer tijdelijk de toegang tot het gebouw van de Kamer of in het bijzonder de tribunes ontzeggen. De toegang kan slechts worden ontzegd indien naar het oordeel van het presidium de overtreding de orde ernstig heeft verstoord en vrees bestaat voor een nieuwe verstoring van de orde.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ontzegging kan voor de duur van ten hoogste drie maanden worden vastgesteld en telkens worden verlengd, en wordt niet langer gehandhaafd dan door het presidium noodzakelijk wordt geacht op basis van de overwegingen, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin.

Toelichting

Op 22 maart 2018 vond een incident plaats in de plenaire zaal van de Tweede Kamer, waarbij een bezoeker zichzelf, en in potentie andere aanwezigen, ernstig in gevaar bracht. Het presidium betreurt dit voorval zeer, maar acht het niettemin geraden dat in een dergelijke situatie waarbij de orde in de Tweede Kamer ernstig is verstoord, de betrokken persoon tijdelijk de toegang tot het Kamergebouw of in het bijzonder de publieke tribune kan worden ontzegd. Krachtens deze regeling, die haar grondslag vindt in artikel 152, eerste lid, van het Reglement van Orde, wordt daarvoor een basis geboden.

De Kamer heeft krachtens artikel 72 van de Grondwet in artikel 152 van het Reglement van Orde regels vastgesteld rondom de toelating van bezoekers tot het gebouw en de vergaderingen, waarbij ook gedragsregels zijn vastgesteld voor tijdens de vergaderingen. Indien deze worden overtreden, kunnen de betrokken bezoekers, en desnoods alle toehoorders, worden bevolen te vertrekken.

Er bestaat thans echter nog geen regeling voor het preventief ontzeggen van de toegang tot het gebouw en de vergaderingen aan individuele bezoekers. Vanuit het in artikel 66 van de Grondwet vastgelegde beginsel van openbaarheid van de vergaderingen van de Kamer, kan hiertoe ook niet lichtvaardig worden overgegaan. Niettemin acht het presidium het redelijk dat aan personen die de orde in de Kamer ernstig hebben verstoord en waarbij vrees bestaat voor herhaling, de toegang tot de Kamer tijdelijk kan worden ontzegd.1 Dit mede om de kans op herhaling in het specifieke geval van de betrokken bezoeker zoveel mogelijk te voorkomen, en om het risico van verstoring van de vergadering door de aanwezigheid van die persoon in de nasleep van een dergelijke overtreding gedurende enige tijd volledig weg te nemen. Het presidium benadrukt daarbij dat de personen aan wie de toegang tijdelijk is ontzegd, tijdens die periode thans nog wel de mogelijkheid hebben de openbare vergaderingen via onder andere het internet rechtstreeks te volgen.

Met het oog hierop wordt krachtens deze beknopte Regeling van één artikel een voorziening geboden op basis waarvan in de betrokken gevallen de overtreder de toegang tijdelijk kan worden ontzegd.

Het eerste lid bevat daarbij de hoofdregel op basis waarvan degene die een overtreding heeft begaan als bedoeld in artikel 152, tweede of derde lid, door het presidium tijdelijk de toegang tot het Kamergebouw of in het bijzonder de tribunes kan worden ontzegd. Bij een overtreding die tot het tijdelijk ontzeggen van de toegang aanleiding geeft, kan het krachtens die artikelleden in concreto gaan om enige gedraging waarbij tekenen van goed- of afkeuring worden gegeven, een behoorlijke stilte niet wordt bewaard, of aanwijzingen van het Kamerpersoneel of van het toezichthoudend personeel van de politie niet worden opgevolgd. Het begaan van een dergelijke overtreding is op zichzelf echter nog niet voldoende voor de tijdelijke ontzegging. Daarvoor is tevens vereist dat naar het oordeel van het presidium de overtreding de orde in de Kamer ernstig heeft verstoord en gevreesd moet worden voor een nieuwe verstoring van de orde. Gedacht kan met name worden aan een situatie als die van 22 maart 2018, of aan een andere casus waarin met (bedreiging van) geweld een vergadering van de Tweede Kamer wordt uiteengejaagd of ernstig wordt verstoord.2 Daarbij vindt de ontzegging slechts plaats indien naar de inschatting van het presidium gevreesd moet worden voor een nieuwe verstoring van de orde, waar het dus niet om hetzelfde type overtreding hoeft te gaan. De vrees kan bijvoorbeeld bestaan naar aanleiding van het meermaals overtreden van de gedragsregels of een in de media geuit voornemen tot herhaling, maar kan ook voortvloeien uit de aard van de eerdere overtreding (bijv. gebruik van geweld, of een ernstige weigering aanwijzingen van het toezichthoudend personeel op te volgen).

De toegang kan dus slechts tijdelijk worden ontzegd, waarbij op basis van het tweede lid de duur van de ontzegging in principe maximaal drie maanden is, maar wel (herhaaldelijk) kan worden verlengd. Daarbij gelden als uitgangpunten van de ontzegging steeds subsidiariteit en proportionaliteit. Dit vereist dat de maatregel slechts wordt genomen indien en voor zolang naar het oordeel van het presidium andere middelen niet volstaan als reactie op de ordeverstoring (bijvoorbeeld in verband met de dreiging van herhaling), de ontzegging wordt opgeheven indien het presidium dat op basis van de ordeverstoring niet langer noodzakelijk acht, en de ontzegging zich beperkt tot het bijwonen van de vergaderingen indien dit mogelijk wordt geacht. Voorts ligt het in de rede dat de tijdelijke ontzegging door de Kamerorganisatie behoorlijk wordt gecommuniceerd naar de persoon aan wie de toegang wordt ontzegd.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib


X Noot
1

In dit kader wordt tevens gewezen op artikel 26, tweede lid, van de Gemeentewet, dat op gemeentelijk niveau een basis biedt voor tijdelijke ontzegging van de toegang tot gemeenteraadsvergaderingen.

X Noot
2

Zie in dit kader ook artikel 121 van het Wetboek van Strafrecht (geweld tegen Staten-Generaal). De verdenking van het plegen van een dergelijk delict (waarvoor in ultimo een levenslange gevangenisstraf kan worden opgelegd) vormt een sterke indicatie voor een tijdelijke ontzegging van de toegang.

Naar boven