34 923 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde misslagen en omissies te herstellen (Verzamelwet VWS 2018)

Nr. 9 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 juli 2018

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 11 juni 2018 over het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde technische onvolkomenheden en omissies te herstellen (Kamerstuk 34 923, nr. 8).

De vragen en opmerkingen zijn op 29 juni 2018 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 6 juli 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Lodders

Adjunct-griffier van de commissie, Bakker

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze leden hebben hierbij een enkele vraag.

Artikel II

Genoemde leden vragen waarom in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, voor de grondslag hiernaar verwezen wordt naar het vervallen artikel 5, derde lid van de Drank en Horecawet.

Gevolgen regeldruk, Artikel IV en IX

De leden van de CDA-fractie vragen een toelichting op de vraag waarom het laten vervallen van de onbedoelde verruiming van het toepassingsbereik van de prestatie- en tariefregulering van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) volgens de Minister geen gevolgen teweeg brengt voor burgers, maar dat dit wel gevolgen heeft voor de regeldruk. Tevens vragen deze leden waarom artikel IV met terugwerkende kracht in werking zou moeten treden als dit toch geen praktische gevolgen gehad zou hebben.

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde technische onvolkomenheden en omissies te herstellen. Deze leden hebben hierover nog enkele verhelderende vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de nota van toelichting op pagina 2 dat met artikel III het macrodeelbedrag «kosten van verpleging en verzorging» met ingang van het vereveningsjaar 2017 is opgegaan in het macrodeelbedrag «variabele zorgkosten» van dit vereveningsjaar. De genoemde leden vragen waarom er ooit is gekozen voor een onderscheid tussen deze clusters en om welke redenen er nu wordt gekozen voor een overheveling. Daarnaast vragen deze leden of deze overheveling gevolgen heeft voor de vereveningskenmerken en de ex post compensaties. Zijn er zorgkosten die niet opgenomen kunnen worden in het cluster «variabele zorgkosten», terwijl deze wel in het huidige cluster «verpleging en verzorging» worden opgenomen?

Genoemde leden lezen in artikel IV dat de prestatie- en tariefregulering van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) voor bepaald vervoer in de zorg vervalt. In de nota van toelichting staat aangegeven dat de Nederlandse Zorgautoriteit de betreffende tarieven nooit eerder heeft vastgesteld. Om welke reden is dit nooit gebeurd?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de nota van toelichting op pagina 2 dat de onbedoelde verruiming van het toepassingsbereik van de prestatie- en tariefregulering van de Wmg betrekking had op vervoer anders dan ambulancevervoer in de zin van artikel 2.13 van het Besluit zorgverzekering (Bzv) en anders dan vervoer in de zin van artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet langdurige zorg (Wlz). Op welke vormen van bepaald vervoer had deze verruiming specifiek betrekking?

In de nota van toelichting op pagina 3 lezen de leden van de GroenLinks fractie dat de zinsnede «een reële prijs die geldt als ondergrens voor: de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a» (Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, artikel 5.4, eerste lid, onderdeel b) overbodig is, omdat het tweede en het derde lid van artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dit artikel al bewerkstelligen. Echter lezen zij in het tweede en derde lid van artikel 5.4 dat «de vaste prijs of de reële prijs» op bepaalde kostprijselementen dient te zijn gebaseerd. Hieruit maken deze leden op dat de reële prijs niet hoeft te gelden als een ondergrens voor de vaste prijs. Kan de Minister aangeven op welke wijze het schrappen van artikel 5.4, eerste lid, onderdeel b wordt opgevangen door het tweede en derde lid van artikel 5.4? Kan de Minister daarnaast aangeven of deze wijziging effect heeft op de reikwijdte van artikel 5.4, lid 4?

II. Reactie van de Minister

CDA, Artikel II

De leden van de CDA-fractie vragen waarom in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, voor de grondslag wordt verwezen naar het vervallen artikel 5, derde lid, van de Drank- en Horecawet.

De aanhef van een regeling, dus ook van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, wordt niet gewijzigd.1 De aanhef van een regeling heeft een eenmalige aan het tijdstip van totstandkoming gebonden betekenis. De verwijzing naar de grondslag bevindt zich in de aanhef en wordt dus niet aangepast. Het voormalige artikel 5, derde lid, van de Drank- en Horecawet is vernummerd tot artikel 8, tweede lid. Het is niet nodig om een zogenaamde omhangbepaling in het besluit op te nemen, omdat over de geldende grondslag redelijkerwijze geen misverstand kan bestaan.2

CDA, Gevolgen regeldruk, Artikel IV en IX

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG geen gevolgen teweeg brengt voor burgers, maar wel gevolgen heeft voor de regeldruk. Zij vragen ook waarom artikel IV met terugwerkende kracht in werking zou moeten treden.

De wijziging van artikel IV betreft, anders dan de overige wijzigingen in het ontwerpbesluit, wel een inhoudelijke wijziging. Deze inhoudelijke wijziging heeft echter ook geen gevolgen voor de regeldruk omdat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de desbetreffende prestaties en tarieven nooit heeft vastgesteld. Ik zal naar aanleiding van deze vraag de toelichting op dit punt verhelderen. De terugwerkende kracht is noodzakelijk ter legitimatie van het niet vaststellen van prestaties en tarieven door de NZa in de periode voorafgaande aan de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit. In de toelichting op artikel IX is vermeld dat tegen de terugwerkende kracht van artikel IV geen bezwaar bestaat omdat dit geen belastende maatregel is voor burgers.

GroenLinks, Artikel III

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom er bij de risicoverevening ooit onderscheid is gemaakt tussen de variabele zorgkosten en de kosten voor verpleging en verzorging. Zij vragen daarnaast naar de gevolgen van de samenvoeging van de bovenbedoelde kosten.

De wijziging van artikel 9.6, vijfde lid, van het Besluit langdurige zorg, betreft een regeling voor de risicoverevening in afwijking van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Deze afwijking van de Zvw is mogelijk op grond artikel 10.1.2, vierde lid, van de Wet langdurige zorg. Het macro-deelbedrag «kosten van verpleging en verzorging» is bij de hervorming van de langdurige zorg als afzonderlijk macro-deelbedrag opgenomen, omdat voor die kosten, anders dan voor de variabele zorgkosten, een bandbreedteregeling gold. De bandbreedteregelingen waren nog één van de resterende ex-postmechanismen bij de risicoverevening. De bandbreedteregelingen voor de risicoverevening zijn met ingang van het vereveningsjaar 2017 vervallen. Daarmee verviel de noodzaak om afzonderlijke macro-deelbedragen voor variabele zorgkosten en voor kosten van verpleging en verzorging vast te stellen, aangezien voor beide macro-deelbedragen dezelfde vereveningscriteria gelden. De samenvoeging van de beide bovengenoemde macro-deelbedragen, de overheveling, heeft dus gezien het bovenstaande geen gevolgen gehad voor de vereveningskenmerken en de ex post compensaties. De samenvoeging van het macro-deelbedrag «variabele zorgkosten» en het macro-deelbedrag «kosten van verpleging en verzorging» met ingang van het vereveningsjaar 2017 betekende dat al de kosten van verpleging en verzorging tot de variabele zorgkosten gingen behoren. De samenvoeging heeft dan ook geen gevolgen gehad voor de kosten van verpleging en verzorging die in de risicoverevening worden meegenomen.

GroenLinks, Artikel IV

De leden van de GroenLinks-fractie stellen vragen over de onbedoelde verruiming van de prestatie- en tariefregulering van de Wet marktordening gezondheidszorg met betrekking tot vervoer.

De onbedoelde verruiming van de prestatie- en tariefregulering had vooral betrekking op het zogenaamde zittend ziekenvervoer. Ik zal naar aanleiding van deze vraag de toelichting op dit punt verhelderen. De NZa heeft de betreffende prestaties en tarieven niet vastgesteld omdat de verruiming onbedoeld was en ook afweek van de wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG in het Besluit langdurige zorg. Het was niet de intentie om het vervoer waarop de onbedoelde verruiming betrekking had, onder de prestatie- en tariefregulering te laten vallen.

GroenLinks, Artikel VII

De leden van de fractie van GroenLinks stellen vragen over de reële prijs en de vaste prijs voor het leveren van maatwerkvoorzieningen op het terrein van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Ingevolge artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 moet het college van burgemeester en wethouders (college), naast eisen aan de kwaliteit van een in te kopen voorziening, ook eisen stellen aan de prijs van die voorziening. Het eerste lid verplicht de gemeenteraad om te besluiten of het college in dergelijke gevallen een vaste prijs (waarvan niet kan worden afgeweken), of een reële prijs moet vaststellen. Bij een vaste prijs zullen inschrijvers niet met elkaar op de prijs kunnen concurreren en zal dus op de kwaliteit van een dienst moeten worden geconcurreerd. Bij een reële prijs, als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst, blijft wel variatie in de prijs mogelijk, maar alleen door als aanbieder in te schrijven met een hogere prijs en daar bijvoorbeeld meer kwaliteit voor te bieden. Voor de vaste prijs en de reële prijs gelden dezelfde eisen van het tweede lid en het derde lid als ondergrens voor een inschrijving. Daarom kan de vaste prijs niet lager zijn dan de ondergrens van de reële prijs. Het woord «of» is in het derde lid opgenomen omdat beide varianten niet tegelijkertijd toegepast hoeven te worden. Deze wijziging heeft daarmee geen effect op de reikwijdte of werking van het artikel. Indien de gemeenteraad op grond van het eerste lid besluit tot hantering van een reële prijs door het college, kan het college de vaststelling daarvan alleen op grond van het vierde lid achterwege laten. Het vierde lid biedt deze mogelijkheid echter alleen als het college als voorwaarde aan de inschrijver stelt dat hij in zijn inschrijving onderbouwt dat de door hem gevraagde prijs voldoet aan de eisen van het tweede lid en het derde lid. De wijziging verandert hier niets aan en heeft dus ook geen effect op de reikwijdte van het vierde lid.


X Noot
1

Zie Ar. 6.7 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

X Noot
2

Zie de toelichting bij Ar. 6.8 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven