34 910 Regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop (Wet toezicht trustkantoren 2018)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 1 mei 2018

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Freriks

INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zien in het voorstel een logische ontwikkeling in de professionalisering en poortwachtersfunctie van de sector.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Wet toezicht trustkantoren 2018.

Naar aanleiding wetsvoorstel brengen de leden van de PVV-fractie een aantal punten naar voren.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij maken gebruik van de mogelijkheid tot het stellen van vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop. De Panama en Paradise Papers hebben laten zien dat sommige trustkantoren in het verleden hebben bijgedragen aan belastingontduiking en -ontwijking en witwassen. Uit de verhoren van de parlementaire ondervragingscommissie fiscale constructies is gebleken dat het bij meerdere trustkantoren usance is om een beperkte interpretatie van integriteitsvereisten toe te passen. Het veranderen van de cultuur binnen deze sector begint bij de trustsector zelf. Zij zouden integriteit voorop moeten stellen in hun interne processen en bedrijfscultuur. Daarnaast helpen een wettelijk kader dat integriteit bevordert en een actieve toezichthouder om een gezonde en integere sector te waarborgen. De leden van voornoemde fractie hebben voorliggende wijziging van de regels met interesse gelezen en hebben nog enkele vragen hierover.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Wet toezicht trustkantoren 2018. Deze leden hebben waardering voor het feit dat de regering, na vele waarschuwingen, overgaat tot meer regulering van de trustsector. Zij vrezen echter dat het aanscherpen van bepaalde regels en het uitbreiden van het toezichtinstrumentarium van De Nederlandsche Bank (DNB) dweilen met de kraan open zal blijken te zijn. Immers, de trustsector verdient zijn geld met het opzetten en/of beheren van bepaalde bedrijfsstructuren die bedrijven en particulieren in staat stellen hun belastingplicht te verminderen en te ontlopen. Het aanscherpen van regels zal dit wellicht moeilijker maken maar de praktijk zeker niet uitbannen. Deze leden merken op dat de trustsector continu op het randje van het toelaatbare balanceert en daar regelmatig overheen stapt. De voorgenoemde leden vragen de regering aan te geven of het klopt dat de bedrijfsconstructies die worden gebruikt om belasting te ontwijken zeer veel lijken op – of vaak dezelfde aard hebben als – de constructies die worden gebruikt om belasting te ontduiken en dat de grens tussen ontwijking en ontduiking vaak moeilijk is aan te geven. Zij willen graag weten hoe de trustsector het verschil tussen ontwijking en ontduiking moet bepalen en of dit altijd mogelijk is. Hoe houdt DNB hier precies toezicht op?

De leden van de PvdA-fractie danken de regering voor het onderhavige wetsvoorstel. Nieuwe wetgeving voor de trustsector was al langer noodzakelijk. Trustkantoren hebben een hoog risico op niet-integer gedrag. Zij vormen een spil in internationale belastingontwijking en belastingontduiking. Ook andere illegale activiteiten maken grootschalig gebruik van de diensten van trustkantoren. Wapenhandel, witwassen en corruptie zijn een serieus probleem in de sector. Uit de verhoren van de Parlementaire Ondervragingscommissie Fiscale Constructies blijkt dat de sector vele rotte appels kent, en weinig intern correctievermogen. DNB constateert dat de huidige wetgeving ontoereikend is, en dat zij meer handvaten nodig hebben voor goed toezicht. Onderhavig wetsvoorstel komt daarom zeker niet te vroeg, en kan rekenen op hartelijke steun van de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de DENK-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

I. ALGEMEEN

De leden van de SP-fractie denken dat er meer fundamentele keuzes moeten worden gemaakt om ervoor te zorgen dat de trustsector niet meer meewerkt aan foute fiscale constructies. Deze leden willen van de regering weten of zij een grote trustsector eigenlijk wenselijk vindt, aangezien het gaat om een sector die, in de woorden van de regering, «traditioneel gaat om fiscaal gedreven structuren van rechtspersonen». Maakt dit niet dat überhaupt het bestaan van een grote trustsector duidt op grootschalig ontlopen van belastingplicht door bedrijven en particulieren, vragen deze leden? Zij vragen de regering uit te leggen waarom er nog steeds zoveel grote problemen zijn in de trustsector, terwijl hierop al sinds 2004 wordt toegezien door DNB. Heeft DNB te weinig mogelijkheden om in te grijpen, of gaat het om een door en door verziekte sector die inherent de mogelijkheden opzoekt om de randjes op te zoeken en daar dikwijls overheen gaat? Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat zelfregulering in de trustsector niet werkt?

Trustkantoren werken dikwijls mee aan ongewenste en/of ontoelaatbare fiscale constructies die belastingplichtigen in staat stellen hun belastingplicht te ontlopen. De leden van de SP-fractie vragen een overzicht van de meest gebruikte constructies die door trustkantoren worden opgezet of worden beheerd. Kan de regering hier enkele voorbeelden van geven?

De leden van de SP-fractie merken op dat het wetsvoorstel de nodige delegatiebepalingen kent. Zij vragen de regering of alle punten die in lagere regelgeving worden vastgelegd, worden voorgehangen.

§ 1. Inleiding

De regering vindt de trustsector niet professioneel genoeg om via zelfregulering te veranderen. Volgens de leden van de SP-fractie is het niet zo gek dat een sector die gebaat is bij zaken die vaak haaks staan op de belangen van de samenleving, niet door zelfregulering verandert. Maar aangezien de sector in Nederland nog altijd groeit, doet deze het voor zijn cliënten blijkbaar goed. De leden vragen de regering of kan worden verwacht dat de groei van de Nederlandse trustsector zal doorzetten en of dit gewenst is. Wat de leden van de SP-fractie betreft wordt de sector in Nederland niet groter, maar juist kleiner.

Multinationals maken, wanneer zij slechts in zeer beperkte mate in Nederland actief willen zijn, maar wel willen profiteren van gunstige regelingen, niet altijd gebruik van een trustkantoor. Zo zijn er voorbeelden van multinationals die zelf een relatief substance-arme bv (besloten vennootschap) op Nederlandse bodem in het leven roepen om zodoende te kunnen profiteren. Hoe vaak komt het voor dat bedrijven, in plaats van een trustsector in te huren, zelf een bv in het leven roepen in Nederland om zodoende van de voordelen van het verdragennetwerk, de deelnemingsvrijstelling en de innovatiebox te kunnen genieten, vragen de leden van de SP-fractie?

Hoe vaak heeft DNB sinds 2004 vergunningen van trustkantoren ingetrokken, vragen de leden van de SP-fractie? Hoeveel vergunningen zijn er jaarlijks verleend?

Nederland is volgens CPB-onderzoek de grootste wereldwijde ontvanger van foreign direct investment (fdi-stromen), merken de leden van de SP-fractie op. Vijftien procent van alle wereldwijde fdi stromen Nederland binnen. De leden vragen enige uitleg hierover. Zij willen graag weten uit welke landen deze fdi-stromen komen en richting welke landen deze fdi-stromen gaan. Hoeveel belasting wordt geheven op deze geldstromen? Welk effect heeft een mogelijke bronheffing die de regering wil invoeren op deze fdi-stromen? Welk deel van de fdi-stromen gaat door trustkantoren? In hoeverre hangt de grote Nederlandse trustsector volgens de regering samen met de fdi-stromen?

De leden van de SP-fractie hebben de nodige vragen over het toezicht op de trustsector. Allereerst willen zij weten hoeveel fte DNB tot zijn beschikking heeft om toe te zien op de sector. Hoe worden deze fte’s precies ingezet? Welk deel gaat naar daadwerkelijke controle op locatie? Hoe vaak wordt een trustkantoor gemiddeld bezocht door medewerkers van DNB die met het toezicht op de sector belast zijn? Bij hoeveel van de 229 bestaande trustkantoren is DNB in het afgelopen jaar op bezoek geweest? Hoeveel capaciteit zou het kosten om de sector in zijn geheel door te spitten, inclusief doelvennootschappen die worden beheerd door trustkantoren? Hoeveel capaciteit heeft DNB nodig om jaarlijks ieder trustkantoor goed te kunnen controleren?

§ 2. De trustsector

De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre buitenlandse vennootschappen de Nederlandse trustwetgeving kunnen omzeilen door simpelweg een formele dochtermaatschappij op te richten en een stroman als directeur te benoemen. Hoe wordt geborgd dat de beschreven definitie zoveel mogelijk trustbedrijven en trustdiensten omvat? Hoe wordt voorkomen dat er een waterbedeffect plaatsvindt naar bedrijven die net niet aan de voorwaarden voldoen om beschouwd te worden als een in de Wtt beschreven dienst? Is er geen behoefte aan een «restbepaling»?

Kan de regering aangeven in hoeverre dan nog integriteitstoezicht mogelijk is? In hoeverre is een stichting administratiekantoor (STAK) materieel te vergelijken met een trustkantoor? Functioneert NLFI, een STAK die in opdracht van de Staat der Nederlanden handelt, niet tevens als trustkantoor?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de ervaringen zijn met de bestaande regelgeving Hoeveel instanties handelden voor deze wetgeving zonder een vergunning? Hoeveel instanties zijn sinds de vergunningsverplichting verdwenen? Hoe vaak wordt de trustsector gebruikt als mantel voor witwassen en andere illegale activiteiten? Zijn daar cijfers over bekend? Welke waarborgen zijn er dat minder betamelijke activiteiten van trustkantoren in de toekomst door andere partijen worden vervuld? Ondervangt dit wetsvoorstel dat effect?

§ 2.1. Trustdienstverlening

De leden van de PvdA-fractie constateren dat trustkantoren voor een groot deel worden gebruikt voor het beheer van doelvennootschappen. Erkent de regering dat de doelstellingen van deze doelvennootschappen dikwijls onwenselijk zijn? Hoe beoordeelt de regering het gebruik van doelvennootschappen voor belastingontduiking? Hoe beoordeelt de regering het gebruik van doelvennootschappen voor misbruik van investeringsverdragen? Hoe beoordeelt de regering het gebruik van doelvennootschappen om geldstromen te verbergen? Welke maatregelen neemt de regering om dit soort misbruikactiviteiten een halt toe te roepen?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe u de toegevoegde waarde van de trustsector beoordeelt. In hoeverre heeft het faciliteren van belastingontwijking toegevoegde waarde? Welke activiteiten van de trustsector acht u waardevol?

§ 2.2. Omvang Nederlandse trustsector

De leden van de SP-fractie hebben vragen over het aantal bijzondere financiële instellingen (bfi’s) dat wordt bestuurd door trustkantoren. Zij hebben gelezen dat er zo’n 229 vergunninghoudende trustkantoren actief zijn in Nederland die samen zo’n 20.000 doelvennootschappen beheren. Ook hebben de leden van de SP-fractie vernomen dat er eind 2015 zo’n 15.000 bfi’s in Nederland waren en dat bij 87 procent van deze bfi’s niemand werkt. Mogen deze leden aannemen dat deze bfi’s waar niemand werkt, worden bestuurd door een trustkantoor? Kan de regering enige duiding geven over deze verschillende cijfers? Kan de regering aangeven hoeveel werkgelegenheid de trustsector in directe zin biedt? Door hoeveel medewerkers van een trustkantoor wordt een doelvennootschap gemiddeld beheerd? Hoeveel doelvennootschappen heeft een gemiddelde trustee onder zich in Nederland?

De leden van de SP-fractie willen graag weten hoeveel van de 20.000 door trustkantoren beheerde doelvennootschappen tot multinationals behoren. Hoeveel van deze 20.000 doelvennootschappen kunnen als bfi worden aangemerkt? Hoeveel van deze 20.000 kunnen als doorstroomvennootschap worden aangemerkt? Hoeveel van deze 20.000 hebben een belanghebbende particulier die als vermogende gekenschetst wordt? Hoeveel rulings zijn er verstrekt aan deze 20.000 doelvennootschappen? Hoeveel van de 20.000 doelvennootschappen hebben offshore connecties, dan wel in hun bedrijfsstructuur dan wel bij hun uiteindelijk belanghebbende (UBO)?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of het bieden van substance één van de belangrijkste bezigheden van de trustsector is. Zij willen graag weten bij welk niveau van substance het voor trustkantoren niet meer mogelijk is om die substance aan te bieden.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering verwacht of de trustsector kleiner wordt door de aanpak van belastingontwijking. In hoeverre zorgen maatregelen als substance-eisen juist voor uitbreiding van de sector? Hoe kan dit worden voorkomen?

§ 2.3. Poortwachter

De leden van de SP-fractie wensen op te merken dat de trustsector de poortwachtersfunctie niet goed uitoefent. Zij vragen de regering hoe er op wordt toegezien dat de cliëntenonderzoeken goed worden uitgevoerd. Zij willen weten of de regering het met hen eens is dat trustdiensten nooit mogen worden verleend wanneer één of meerdere aspecten van het cliëntenonderzoek niet kunnen worden uitgevoerd. Zij vragen de regering ook welke trustkantoren de cliëntenonderzoeken het minst slecht uitvoeren; zijn dit de kleine of de grotere kantoren?

De leden van de PvdA-fractie steunen het poortwachterstelsel. Het functioneert aardig als het gaat om notarissen en financiële instellingen. In de trustsector werkt het systeem bij lange na niet perfect. Het is alsof hackers de virusscanners ontwikkelen. Hoe kunnen meer waarborgen worden ingebouwd zodat de poortwachtersfunctie van trustkantoren versterkt wordt? Hoe kan worden voorkomen dat met behulp van trustkantoren juist de mechanismen om witwassen, belastingontduiking en terrorismefinanciering worden ontweken?

§ 3. Aanleiding voor de herziening van de Wtt

§ 3.1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie vragen naar de samenhang van de onthullingen rond de Panama Papers en de Nederlandse trustsector. Hoeveel van de 229 in Nederland actieve bedrijven waren op enige manier betrokken bij constructies die werden ontdekt via de Panama Papers? Zijn er onthullingen die met de oude Wtt 2004 niet konden worden aangepakt en met onderhavig wetsvoorstel wel?

§ 3.2. Onderzoeken DNB

De leden van de CDA-fractie schrikken van het gegeven, dat bij een eerdere controle door DNB in 2012 bij vrijwel alle onderzochte trustkantoren handhavend moest worden opgetreden. Deze leden zien hierin ook de rechtvaardiging voor de stevige aanpak die de regering met onderhavig wetsvoorstel voor staat. Deze leden vragen de regering aan te geven hoeveel vergunningen er uiteindelijk zijn ingetrokken in de periode 2012–2015. Daarnaast vragen de voorgenoemde leden naar de zestien trustkantoren waar vervolgmaatregelen nodig waren; hoeveel doelvennootschappen waren in beheer van deze zestien trustkantoren? En zijn er naast onregelmatigheden bij de trustkantoren ook onregelmatigheden bij de doelvennootschappen aangetroffen? Is hier vervolgens ook handhavend opgetreden? Zijn er fiscale constructies ontdekt die belastingontduiking faciliteerden? Zijn er naar aanleiding van de onderzoeken in 2012–2015 rechtszaken tot stand gekomen?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de opmerking van DNB in juli 2015, waarin DNB aangeeft dat het toenmalig kader voor wet- en regelgeving onvoldoende was voor de sector om te professionaliseren. De leden van de CDA-fractie zijn ontstemd over deze constatering, omdat een sector als de trustsector met alle bedragen die er circuleren, een zeer hoge mate van professionaliteit zou moeten hebben. In navolging van deze constatering, vragen deze leden of onderhavig wetsvoorstel dan wel de benodigde professionaliseringsslag gaat maken en hoe dat uiteindelijk zal worden geëvalueerd. Hier op aansluitend vragen de leden van de CDA-fractie of er is voorzien in een evaluatiebepaling.

De leden van de SP-fractie constateren dat DNB verschillende suggesties heeft gedaan ten aanzien van het reguleren van de trustsector, te weten;

  • 1. Verbieden structuren die kwetsbaar zijn voor misbruik en/of de klantanonimiteit bevorderen, zoals nominee shareholders, CV-structuren, stichtingen als topentiteit, aandelen aan toonder, doorstroomvennootschappen en doelvennootschappen met operationele bijkantoren in het buitenland;

  • 2. Aanscherping kwaliteit compliance functie;

  • 3. Verbod op fiscaal advies door trustkantoren;

  • 4. Mogelijkheid creëren tot intrekken vergunning van een trustkantoor bij een eenmalige constatering van een delict of overtreding;

  • 5. Aanpassing van de informatiedelingsartikelen zodat trustkantoren voortaan ook met hun partners informatie kunnen uitwisselen over cliënten van doelvennootschappen en hun uiteindelijk belanghebbenden;

  • 6. Toezichthoudend orgaan verplicht stellen bij trustkantoren;

  • 7. Inzicht in de financiële positie van trustkantoren inclusief een externe controle van een accountant;

  • 8. De norm van maatschappelijk betamelijk handelen ook van toepassing te laten zijn op «feeders» van structuren zoals advocaten, notarissen, accountants en fiscalisten.

De leden van de SP-fractie vragen de regering puntsgewijs te reageren op bovenstaande suggesties en per suggestie beargumenteerd aan te geven of er aan wordt tegemoet gekomen met dit wetsvoorstel. Volgens deze leden is het logisch dat de wetgever luistert naar de wensen van de toezichthouder en de suggesties van de toezichthouder serieus neemt. Zij vinden het vreemd dat niet alle suggesties van DNB zijn overgenomen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering om een overzicht van alle suggesties die DNB heeft gedaan sinds deze het toezicht op de trustsector uitoefent. Ook vragen de leden de regering aan te geven welke van deze suggesties inmiddels zijn overgenomen en welke niet.

De leden van de SP-fractie willen graag weten hoeveel fte binnen DNB toeziet op de trustsector en of duidelijk te maken is hoeveel procent van hun tijd zij bezig zijn met daadwerkelijke controle in dossiers bij trustkantoren? Hoeveel tijd kost een boekencontrole op een trustkantoor precies? Hoe vaak wordt een trustkantoor bezocht per jaar? Hoe groot zou de capaciteit van DNB moeten zijn als de maatstaf is dat ieder trustkantoor ieder jaar boekencontrole krijgt (liefst onaangekondigd) door DNB?

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke punten onderhavige wetgeving overeenkomt met de wensen en aanbevelingen van DNB, en op welke punten zij daarvan afwijkt.

§ 3.3. Panama papers en POFC

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de parlementaire ondervragingscommissie fiscale constructies (POFC) heeft blootgelegd hoezeer de sector vatbaar is voor integriteitsrisico’s. Er is weinig beroepseer, trustkantoren zoeken bewust de randjes van de wet op, en overschrijden die dikwijls. De regering stelt terecht dat de POFC enkele observaties heeft gedaan die in dit wetsvoorstel worden geadresseerd. Welke observaties neemt de regering over? Kan de regering gemotiveerd aangeven op welke punten observaties niet worden overgenomen?

§ 4. Hoofdpunten wetsvoorstel

§ 4.1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie vragen of de verantwoordelijkheden die bij de trustsector zelf worden belegd, op een gegeven moment niet te veel vermengen met de verantwoordelijkheden zoals die bij de toezichthouder zijn belegd. Zo constateren de leden van de CDA-fractie dat de met dit wetsvoorstel toegenomen verantwoordelijkheden, de relatie tussen cliënt en trustkantoor zal veranderen. Het trustkantoor wordt van dienstverlener meer en meer ook toezichthouder en poortwachter. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hier op te reflecteren en ook aan te geven of er geen risico bestaat dat trustdiensten «ondergronds» gaan en buiten het zicht van de toezichthouder zullen plaats vinden. Ook vragen deze leden naar de internationale context. De Nederlandse trustsector is van oudsher groot, en zij vragen de regering of dat met de zware toezichteisen in onderhavig wetsvoorstel mogelijk zal veranderen. Met andere woorden: bestaat er een kans dat bedrijven hun trustdiensten in andere landen gaan afnemen?

§ 4.2. Versterken integriteit en professionaliteit

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad van State vreest dat de open normstelling van het wetsvoorstel tot spanning kan leiden omdat DNB deze normen werkendeweg zal invullen. De leden van de VVD-fractie vrezen de rechtsonzekerheid die dit mee zal brengen en begrijpen dat de regering die wil ondervangen door DNB procedurele beleidsregels op te laten stellen. Hoe moeten deze leden zich die beleidsregels voorstellen? Is het mogelijk daarvan een proeve te delen met de Kamer? Had het niet meer voor de hand gelegen een aantal open normen, zoals die in artikel 10 en 14, verder uit te werken in de wettekst?

De leden van de DENK-fractie vragen of er momenteel al beleidsregels zijn voor de invulling van de open normstelling in de Wtt 2018.

§ 4.2.2. Integere bedrijfsvoering en beheerste bedrijfsuitoefening

De leden van de PvdA-fractie delen de wens van een intrinsiek integere sector. Op dit moment is dit nog niet het geval. In hoeverre acht de regering een intrinsiek integere sector haalbaar, en welke maatregelen stelt zij voor?

Waarom is de regering van mening is dat aangescherpte normen leiden tot organisaties die zelf intrinsiek integer zijn, vragen de leden van de DENK-fractie.

§ 4.2.3. Rechtsvorm en minimaal twee beleidsbepalers

De leden van de VVD vragen waarom nv’s, bv’s en Europese vennootschappen beter in staat zijn aan de eisen uit de Wtt te voldoen. Daarnaast lezen deze leden in artikel 13 dat een trustkantoor de rechtsvorm van een kapitaalvennootschap moet hebben. Kan de wet worden omzeild door een andere rechtsvorm te kiezen, bijvoorbeeld een stichting of vereniging?

De leden van de CDA-fractie vragen hoe wordt geborgd dat er in de toekomstige situatie niet alleen op papier, maar ook in de praktijk minimaal twee beleidsbepalers zullen zijn.

De leden van de D66-fractie lezen dat er eisen worden gesteld aan de rechtsvorm van een trustkantoor ter bevordering van professionaliteit. Trustkantoren worden verplicht om een rechtsvorm te hebben van een naamloze vennootschap, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een Europese naamloze vennootschap. Er zijn nu een beperkt aantal trustkantoren met een andere rechtsvorm. Zijn er ervaringscijfers waaruit blijkt dat integriteitsvraagstukken zich vaker voordoen bij trustkantoren met andere rechtsvormen?

Deze leden lezen voorts dat trustkantoren bij het cliëntenonderzoek zich meer moeten richten op feitelijk in tegenstelling tot formeel zeggenschap. Geldt het risico van een discrepantie tussen feitelijk en formeel zeggenschap ook voor het trustkantoor zelf en zo ja, krijgt de toezichthouder ook meer mogelijkheden om daar onderzoek naar te verrichten?

De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat alle trustkantoren moeten voldoen aan het vereist om over tenminste twee dagelijkse beleidsbepalers te beschikken. Zij willen graag weten of de regering een uitsplitsing kan maken van de Nederlandse trustkantoren in orde van grootte qua personeelsbestand. Hoeveel trustkantoren hebben slechts één medewerker in dienst?

Hoeveel trustkantoren hebben momenteel een andere rechtsvorm dan een nv, bv of Europese nv, vragen de leden van de SP-fractie. Welke gevaren zijn er wanneer trustkantoren een andere rechtsvorm hebben?

De leden van de PvdA-fractie steunen het vereiste van twee beleidsbepalers. Zij vragen in hoeverre dit naast op papier ook in de praktijk ingericht moet zijn. De aard van trustkantoren is immers dat zij erg goed zijn in zaken alleen op papier regelen. Voorts vragen zij welke mate van controle de beleidsbepalers op elkaar moeten uitoefenen. De casus Infintax laat onder andere zien dat onderlinge controle lang niet altijd aanwezig is.

§ 4.2.4. Verplichte interne compliancefunctie

De leden van de VVD-fractie zien niet in waarom de compliancefunctie per se intern moet worden vervuld. Deze leden zouden graag een verduidelijking zien van het standpunt van de regering. Is het juist dat DNB bij haar advies vooral één slecht functionerende compliancedienstverlener op het oog had? Waarom stelt de regering dan in de artikelsgewijze toelichting dat «op voorhand vaststaat dat uitbesteding van deze werkzaamheden afbreuk doet aan de integere en beheerste bedrijfsvoering van trustkantoren»? Waarom zou een trustkantoor met onvoldoende integriteitsbesef níet compliant zijn met een externe compliance officer, en wél met een interne? Nederland kent een aantal zeer professionele dienstverleners die zich toeleggen op compliancediensten. Is dat voor kleine trustkantoren niet een meer passende oplossing? Zou niet juist een externe compliance officer zich onafhankelijker kunnen opstellen? Ligt het niet meer voor de hand de trustkantoren vrij te laten in de keuze tussen een interne en externe compliancefunctie, maar wel eisen te stellen aan de opdracht die de compliance officer krijgt?

De leden van de D66-fractie steunen de eis om de compliancefunctie intern te verankeren. Dit is een wijziging die in lijn ligt met de observaties van de POFC. Zij willen ervoor waken, dat deze functie slechts in vorm wordt ingericht en niet daadwerkelijk tanden krijgt. Welke nadere eisen worden gesteld aan de vormgeving van de interne compliancefunctie? Wordt er een eis gesteld in de vorm van een minimum aan fte? Mag de compliancefunctie gecombineerd worden met een andere functie? Mag bijvoorbeeld een van de bestuurders ook de compliancefunctie invullen? Is er daarnaast ook extern toezicht op de compliancefunctie, niet alleen in vormgeving, maar ook inhoudelijk? Is de compliance-officer verplicht om een inbreuk actief te melden bij DNB? Wat gebeurt er wanneer de officer hierin verzaakt? Is er een verplichting om periodiek een compliance file te delen met DNB? Welke overige maatregelen voorziet de regering om DNB meer rechten te geven bij het uitoefenen van toezicht op de trustsector?

De leden van de SP-fractie vragen de regering wat deze ervan vindt dat de trustsector blijkbaar zo’n grote compliance-afdeling nodig heeft. Wat zegt dit volgens de regering over de sector?

De leden van de SP-fractie vragen de regering uit te leggen waarom trustkantoren de interne compliancefunctie niet langer mogen uitbesteden. Zijn er redenen om aan te nemen dat door het uitbesteden aan derden de compliancefunctie minder goed wordt ingevuld? Zo ja, welke redenen zijn er om dit aan te nemen? Welke garantie is er dat trustkantoren deze functie zelf beter kunnen uitoefenen? Deze leden vragen zich af of het uitbesteden van de compliancefunctie niet de onafhankelijkheid beter waarborgt. Is het verbieden van de uitbesteding van de compliancefunctie niet puur een maatregel die voor de kleine kantoren nadelig is, terwijl niet is bewezen dat de compliancefunctie hier beter van wordt? Is deze maatregel mede op aandringen van de grote kantoren tot stand gekomen?

De leden van de PvdA-fractie concluderen dat het voorkwam dat de compliancefunctie door juniors of zelfs stagiairs werd ingevuld. In hoeverre zijn er kwaliteitseisen verbonden aan de functie van compliance-officer? Over welke bevoegdheden dient deze minimaal te beschikken? Hoe wordt voorkomen dat de compliance-officer daadwerkelijk positie heeft en niet wordt overruled door de beleidsbepalers?

§ 4.3.1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie achten goed cliëntenonderzoek essentieel voor het überhaupt kunnen uitvoeren van de poortwachtersfunctie. In hoeverre kan een Centraal Aandeelhoudersregister helpen bij het goed uitvoeren van een cliëntenonderzoek?

§ 4.3.2. Cliëntenonderzoek

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de inspanningsverplichting voor trustkantoren om een accuraat cliëntenonderzoek te doen, zal worden getoetst door de toezichthouder.

De leden van de D66-fractie lezen dat er verschillende nieuwe eisen worden gesteld aan cliëntenonderzoeken. Zij ondersteunen de plicht voor trustkantoren om zelf een cliëntenonderzoek te doen, en niet te vertrouwen op het onderzoek van een derde partij. Dit zou moeten leiden tot een bewustere afweging van een trustkantoor om een dienst aan een cliënt te verlenen en zorgt voor betere prikkels om het cliëntenonderzoek goed uit te voeren. Voor de cliëntenonderzoeken geldt echter wel een risicogebaseerde benadering, zo lezen deze leden. Waarom wordt een risicogebaseerde benadering verkozen, gezien de recente integriteitskwesties en het belang van het terugbrengen van vertrouwen in deze sector?

Deze leden lezen dat voor bepaalde onderdelen van het cliëntenonderzoek, die vanwege hun aard niet kunnen leiden tot vaststelling met zekerheid, slechts een inspanningsverplichting wordt gevraagd. Voor welke onderdelen van het cliëntenonderzoek geldt dit? Wanneer kan gesteld worden dat aan de inspanningsverplichting is voldaan en wanneer er tekort is geschoten? Hoe wordt dit bepaald? Ziet de regering een risico dat aan de inspanningsverplichting slechts lippendienst wordt bewezen?

De leden van de D66-fractie lezen verder dat de inspanningsverplichting geldt voor het achterhalen van feitelijk in tegenstelling tot formeel zeggenschap. Deze leden zijn van mening dat het achterhalen van degene die daadwerkelijk invloed heeft, essentieel is om te toetsen of dienstverlening op integere wijze plaats kan vinden. Hoe wordt vastgesteld dat een trustkantoor voldoende onderzoek heeft gedaan naar feitelijk zeggenschap? Hoe kan een trustkantoor de werkelijke invloed voldoende toetsen wanneer het feitelijke zeggenschap niet op papier is vastgelegd?

De leden van de D66-fractie lezen dat de definitie van het begrip «politiek prominente persoon» (hierna: PEP) in lijn wordt gebracht met de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Hiermee zal een bredere groep politiek prominente personen onder de verplichting van een verscherpt cliëntenonderzoek vallen. Kan de regering ingaan op de proportionaliteit van deze maatregel?

De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over de passage in de memorie van toelichting waarin staat dat voor onderdelen van het cliëntenonderzoek die naar hun aard niet kunnen leiden tot vaststelling met zekerheid een inspanningsverplichting wordt voorgeschreven. Deze leden vragen de regering of hiermee niet de mogelijkheid ontstaat, of blijft bestaan, om diensten te verlenen aan cliënten waarvan niet vaststaat wie de uiteindelijk belanghebbende is, of de rechtspersoon wordt gebruikt voor witwassen en/of belastingontduiking en wie de overige bij de cliënt betrokken partijen zijn. Bovenstaande leden vragen tevens of de regering kan uitleggen in welke gevallen er sprake van is dat vaststelling niet met zekerheid kan worden verkregen en wat er dan niet zeker is. Ook vragen deze leden wat de inspanningsverplichting precies inhoudt. Waarom wordt er niet simpelweg een verbod voorgesteld op het verlenen van trustdiensten aan partijen waarvan het cliëntenonderzoek niet leidt tot vaststelling met zekerheid? De leden van de SP-fractie dringen hier op aan.

Is de regering tenslotte met de leden van de SP-fractie eens dat, alvorens trustdiensten mogen worden verleend aan partijen, met zekerheid vast moet staan wie de UBO is, wie er bij die partij zijn betrokken en of er wordt witgewassen of belasting wordt ontdoken? De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe wordt gecontroleerd of trustkantoren aan de inspanningsverplichting voldoen.

Voor de leden van de SP-fractie is de memorie van toelichting op dit punt niet helemaal duidelijk. Daarin staat dat er een beperking is opgenomen van de mogelijkheid voor trustkantoren om te vertrouwen op het cliëntenonderzoek verricht door een andere instelling. Deze leden willen weten of hiermee wordt bedoeld dat trustkantoren, alvorens zij trustdiensten gaan verlenen, te allen tijde zelf een cliëntenonderzoek moeten doen. Voornoemde leden verzoeken de regering de formulering zo helder mogelijk weer te geven omdat er anders verschillen ontstaan in de interpretatie van de wet en dat zou zonde zijn.

In hoeverre dient een trustkantoor de gehele bedrijfsstructuur te doorzien en te kennen? De leden van de PvdA-fractie constateren dat trustkantoren vaak als verweer opwerpen dat zij werken voor grote multinationale concerns en daardoor weinig inzicht hebben in wat er elders in de onderneming gebeurt, waardoor zij niet verantwoordelijk zijn voor illegale activiteiten. Wat vindt de regering van dit verweer? Hoe wordt voorkomen dat trustkantoren zich op deze manier verschuilen? Kunt u bevestigen dat bij twijfel over een cliënt, de cliënt direct moet worden afgewezen? Dient cliëntenonderzoek continu te zijn? Hoe wordt voorkomen dat afgewezen cliënten linea recta naar de concurrent gaan?

De leden van de DENK-fractie vragen hoe wordt gecontroleerd of trustkantoren in voldoende mate voldoen aan hun inspanningsverplichtingen, aangezien daarbij geen wettelijk resultaat is voorgeschreven.

§ 4.3.3. Maatregelen voor dienstverlening aan structuren met hoog risico

De leden van de PVV-fractie merken op dat een trustkantoor verplicht is om zowel voorafgaand als gedurende een zakelijke relatie te onderzoeken of aan diens dienstverlening integriteitsrisico’s zijn verbonden. De leden van de PVV-fractie willen weten hoe vaak per jaar een trustkantoor dit gedurende een zakelijke relatie moet onderzoeken. Kunt u dit concretiseren?

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat om te kunnen voldoen aan de verplichtingen in het wetsvoorstel van doelvennootschappen in Nederland met buitenlandse activiteiten verwacht wordt dat zij heldere procedures hebben om de zakelijke relatie en de bijbehorende transacties te kunnen controleren. De leden van de PVV-fractie willen weten wat de regering precies onder «heldere procedures» verstaat.

Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat bij uitkering van het trustvermogen het trustkantoor in ieder geval zekerheid moet hebben over de begunstigde(n). Om dit te bereiken regelt het wetsvoorstel dat voor zover op voorhand de identiteit van de begunstigde niet bekend is, het trustkantoor op de hoogte moet zijn van de specifieke inkadering waarbinnen enig moment begunstigden kunnen worden aangewezen. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom er niet voor gekozen is dat bij uitkering van het trustvermogen de identiteit van de begunstigde altijd bij het trustkantoor bekend moet zijn.

De leden van de D66-fractie lezen dat trustkantoren een verplichting krijgen om te controleren of een doelvennootschap ingeschreven staat in een Handelsregister; ofwel in Nederland ofwel in het buitenland. Zij lezen dat van trustkantoren wordt verwacht dat deze geen diensten verleent voordat aan de inschrijvingsplicht is voldaan. Betekent dit, dat zij wettelijk gezien wel diensten mogen verlenen, ook al is een bedrijf niet ingeschreven? Staan er sancties op het wel verlenen van diensten wanneer een doelvennootschap niet is ingeschreven? In welke gevallen geldt er geen inschrijvingsplicht voor een rechtspersoon of juridische entiteit? In het geval er geen inschrijvingsplicht is, kan het volgens de regering in het bijzonder van belang zijn dat een trustkantoor achterhaalt wat het doel van de dienstverlening is en welke rechtsfiguur wordt gebruikt? Is dit een resultaat- of inspanningsverplichting? In het geval dat dit een inspanningsverplichting is, wanneer heeft een trustkantoor daar dan aan voldaan?

De leden van de D66-fractie ondersteunen de interpretatie van het cliëntenonderzoek als een continu proces. Voorkomen moet worden dat na een eerste toets nooit meer bezien wordt of transacties wettelijk en integer zijn. Deze leden lezen dat een wijziging van de uiteindelijk belanghebbende in ieder geval 30 dagen van tevoren bekend moet worden gemaakt aan het trustkantoor. Geldt deze verplichting voor alle belanghebbenden of alleen wanneer zij een belang hebben van ten minste 25%?

Uit onderzoek van hoogleraar Ruud Vergoossen en verslaggevingsexpert bij AFM Ton Meershoek blijkt dat veel Nederlandse bedrijven niet op tijd de juist financiële en operationele informatie aanleveren. De leden van de SP-fractie vragen de regering of trustkantoren onbeperkt diensten mogen verlenen aan bedrijven die, door het laat aanleveren of onvolledig aanleveren van stukken weinig transparant zijn. In hoeverre kunnen trustkantoren nagaan of bedrijven die zij bedienen voldoen aan deze verplichtingen? En hoe staat de regering tegenover de suggestie om een verbod in te stellen op het verlenen van trustdiensten die te laat zijn met het aanleveren van informatie, of onvolledige informatie verstrekken aan het handelsregister?

De leden van de SP-fractie lezen dat van trustkantoren wordt verwacht dat zij geen diensten verlenen aan bedrijven die niet zijn ingeschreven in het Handelsregister. Zij vragen de regering of er ook een verbod wordt voorgesteld op het verlenen van trustdiensten aan dergelijke bedrijven. Staan alle doelvennootschappen die door trustkantoren worden beheerd ingeschreven in het Handelsregister? Komen zij allemaal hun verplichtingen na? En wanneer dit niet zo is, wordt dan de relatie verbroken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie zijn er op tegen dat trustkantoren diensten verlenen aan structuren die eindigen in een trust waarbij de uiteindelijke begunstigde niet is bepaald. Zij kunnen zich amper voorstellen dat het voor goede doelen noodzakelijk is om gebruik te maken van trusts zonder duidelijkheid te verschaffen over de begunstigden. Kan de regering dit bevestigen? Kan de regering ook aangeven om welke reden er familietrusts in het leven worden geroepen terwijl de begunstigde niet bekend is? Zijn dit noodzakelijke structuren om bepaalde doelen te behalen, vragen zij?

§ 4.3.4. Verbod belastingadvies en trustdienstverlening aan dezelfde cliënt

De leden van de PVV-fractie merken op dat het wetsvoorstel een verbod kent om een trustdienst te verlenen aan een cliënt, als die trustdienst uitvoering geeft aan een belastingadvies dat aan diezelfde cliënt is verstrekt. Het verrichten van een belastingaangifte valt echter niet onder het verbod. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom er niet voor gekozen is om hierbij tevens een verbod op belastingaangifte in te stellen.

De leden van de D66-fractie lezen met instemming dat het wetsvoorstel beoogt belastingadvies en trustdiensten nadrukkelijk te scheiden. Deze leden vragen zich af waarom het wetsvoorstel niet eveneens strekt tot het scheiden van bankdiensten en trustdiensten aan dezelfde cliënt. Acht de regering het bezwaarlijk om als bedrijf zowel bankdiensten als trustdiensten te verlenen aan dezelfde klant? In hoeverre kan de poortwachtersfunctie afdoende worden vervuld als door hetzelfde bedrijf cliëntenonderzoek wordt verricht voor zowel het leveren van bankdiensten als voor trustdiensten? Waarom is er niet voor gekozen een wettelijke scheiding aan te brengen tussen deze vormen van dienstverlening?

De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre te controleren valt of trustkantoren belastingadvies verstrekken aan cliënten aan wie zij trustdiensten verlenen. Tevens vragen zij waarom de trustsector geen totaalverbod op het verstrekken van belastingadvies wordt opgelegd, waar DNB wel om vraagt.

De leden van de PvdA-fractie steunen deze maatregel van harte. Hoe wordt voorkomen dat belasting- en trustactiviteiten op papier worden gescheiden maar feitelijk veel samenwerken? Deze constructie wordt dikwijls toegepast tussen accountants en advocaten.

De leden van de DENK-fractie vragen hoe wordt gecontroleerd of trustkantoren geen trustdiensten verlenen aan cliënten waar zij ook belastingadvies aan hebben verstrekt. Waarom heeft de regering de suggestie van DNB niet overgenomen om trustkantoren te verbieden fiscaal advies te geven?

§ 4.4. Uitbreiding toezicht- en handhavingsinstrumentarium

De leden van de DENK-fractie vragen of er een specifieke evaluatie voorzien is van het optreden (boetes, maatregelen, lasten onder dwangsom) van de toezichthouder na inwerkingtreding van de Wtt 2018 waarbij ook de spanning tussen de open normstelling wordt betrokken? Zo ja, in welk jaar?

§ 4.4.2. Handhavingsbevoegdheden

De leden van de PVV-fractie stellen vast dat de vierde anti-witwasrichtlijn de toezichthoudende autoriteit boetes van een bepaalde hoogte moet kunnen opleggen, evenals een omzetgerelateerde en een voordeelgerelateerde boete. Om hieraan te voldoen zijn de bedragen van de boetes aangepast. De leden van de PVV-fractie willen een overzicht ontvangen van de hoogte van de boetes: hoe hoog waren ze eerst en hoe hoog worden ze als gevolg van dit wetsvoorstel?

Vervolgens merken de leden van de PVV-fractie op dat DNB de bevoegdheid krijgt om personen te verbieden een beleidsbepalende functie te vervullen als daar aanleiding toe is. Het gaat om een tijdelijk verbod om een beleidsbepalende functie te bekleden bij een trustkantoor of een instelling. Het verbod geldt voor een jaar en kan eenmaal met een jaar worden verlengd. De leden van de PVV-fractie willen weten waarom er niet voor gekozen is om het verbod om een beleidsbepalende functie te bekleden langer dan voor een jaar te laten gelden.

De leden van de SP-fractie vragen de regering om DNB de mogelijkheid te geven personen een permanent beroepsverbod te kunnen geven wanneer zij willens en wetens hebben meegewerkt aan witwassen en/of belastingfraude. Zij vragen de regering waarom dit niet in het wetsvoorstel is opgenomen.

§ 4.4.3. Publicatiebevoegdheden

De leden van de SP-fractie juichen toe dat de toezichthouder namen mag publiceren van overtreders. Zij vragen welke overtredingen beboetbaar zijn met een bedrag in de eerste categorie, welke in de tweede en welke in de derde. Zij zouden graag zien dat overtredingen in een bepaalde categorie automatisch bekend worden gemaakt. Wat vindt de regering van deze suggestie?

§ 5. Verhouding tot andere wet- en regelgeving

§ 5.1. De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

De leden van de D66-fractie lezen dat, in lijn met de Wwft, trustkantoren hun vergunning kwijt kunnen raken wanneer zij niet handelen in lijn met diezelfde wet. Wanneer trustkantoren een dochter zijn van een buitenlandse moederonderneming, en de Nederlandse dochter verliest haar vergunning door in strijd met de Wwft te handelen, is dan nu ook voorzien in een verbod voor het moederbedrijf om een nieuwe vergunning aan te vragen in Nederland? Is in dat geval voorzien in een verbod voor het moederbedrijf om een relatie aan te gaan met een al bestaand Nederlands trustkantoor? Wanneer dit niet het geval is, waarom niet?

De leden van de D66-fractie lezen dat het intrekken van een vergunning alleen geldt voor een trustkantoor. De verlener van trustdiensten vervuld geen an sich gereguleerd beroep, wat bij de voornoemde leden de vraag oproept of regelgeving ten aanzien van rechtspersonen volstaat om de trustsector schoon te krijgen. Ziet de regering een relatief hoge omloopsnelheid van medewerkers die bewegen tussen verschillende trustkantoren, al dan niet aangespoord door tekenbonussen? Bestaat er een persoonlijk register voor adviseurs van trustkantoren waarin aantekeningen kunnen worden geplaatst wanneer een medewerker betrokken was bij een integriteitskwestie? Wanneer zo’n persoonlijk register er nog niet is, is de regering van mening dat dit er zou moeten zijn? Waarom kiest de regering ervoor vergunningen te verbinden aan trustkantoren en niet aanvullend een registratie in te voeren van individuele medewerkers?

Ongebruikelijke transacties moeten op grond van de Wwft worden gemeld door trustkantoren, merken de leden van de SP-fractie op. Zij vragen wie de ongebruikelijke transactie vervolgens – eventueel tijdelijk – tegenhoudt. Deze leden vragen de regering ook hoeveel transacties er naar schatting jaarlijks zijn die eigenlijk gemeld hadden moeten worden. Kan het structureel niet melden van ongebruikelijke transacties leiden tot intrekking van de vergunning? Zo nee, waarom niet?

§ 5.2. De vierde anti-witwasrichtlijn

De leden van de CDA-fractie lezen met instemming dat trustkantoren die zetelen in een andere EU-lidstaat, maar die trustdiensten naar Nederland verrichten ook over een DNB-vergunning moeten beschikken. De uitzondering geldt voor trustkantoren die zetelen in een land waar een gelijkwaardig toezichtregime als in Nederlands geldt. Kan de regering in een lijst van alle EU-lidstaten aangeven in welke landen het toezicht gelijkwaardig is geregeld als in Nederland en waar de uitzondering dus van toepassing is?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de situatie waarin een trustkantoor gezeteld is buiten de EU, maar trustdiensten verricht naar Nederland. Moeten zij altijd een DNB-vergunning hebben, ook als het toezicht in het vestigingsland gelijkwaardig is aan dat in Nederland?

§ 6. Gegevensbescherming

§ 6.1. Persoonsgegevens in het kader van het cliëntenonderzoek

De leden van de CDA-fractie vragen naar het delen van persoonsgegevens met andere kantoren. Zij vragen of er in onderhavig wetsvoorstel ook bepalingen zijn opgenomen over de beveiliging van dergelijke gegevens, bij zowel de opslag als bij het moment van delen? En zo nee of er dergelijke bepalingen in andere wetten wel staan, zoals in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De leden van de CDA-fractie willen voorkomen dat de opslag van gegevens niet veilig gebeurt met als gevolg dat gegevens onbedoeld op straat komen te liggen.

Wat betreft de bewaarplicht, vragen de leden van de CDA-fractie naar de situatie dat een trustkantoor ophoudt te bestaan, bijvoorbeeld door faillissement. Wie of wat borgt in die situatie de bewaring van de gegevens?

§ 6.2. Publicatiebevoegdheden toezichthouders

De leden van de VVD-fractie is opgevallen dat de artikelen 59 en 61 verschillend zijn geformuleerd. Waarom is de publicatie van boetes (art. 59) met minder waarborgen omgeven dan de publicaties van maatregelen (art. 61)?

De leden van de CDA-fractie steunen de uitbreiding van de publicatiebevoegdheid van DNB. Wel vragen zij hoe inzichtelijk kan worden gemaakt hoe de belangenafweging bij DNB heeft plaatsgevonden.

§ 6.3. Informatie uitwisseling trustkantoren

De leden van de CDA-fractie vragen naar het gegeven dat het delen van integriteitsrisico’s tussen trustkantoren alleen van toepassing is op zaken die zijn gebleken nadat dit wetsvoorstel in werking is getreden. Zij vragen of het dan klopt dat een trustkantoor belastende informatie heeft over een voormalig cliënt, dit niet hoeft te delen met het trustkantoor waar de betreffende cliënt nu haar diensten af neemt. De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of dit dan geldt in alle situaties, ook als er sprake blijkt van strafbare zaken. Het kan immers voorkomen dat een integriteitsrisico ten tijde van het contract met trustkantoor A nog niet bekend was, maar dat trustkantoor A er achter kwam toen de cliënt al diensten af nam van trustkantoor B. Is trustkantoor A in dit voorbeeld na aannemen van onderhavig wetsvoorstel nu wel of niet verplicht nieuw opgedane informatie te delen met trustkantoor B?

De leden van de D66-fractie lezen dat trustkantoren meer mogelijkheden krijgen om gegevens van cliënten uit te wisselen wanneer integriteit in het geding is. Tegelijkertijd is de definitie van PEP’s uitgebreid en hebben trustkantoren de plicht om zelf en cliëntenonderzoek te doen, in plaats van te vertrouwen op een onderzoek van een andere partij. In hoeverre vindt de regering het proportioneel en subsidiair dat persoonsgegevens van PEP’s makkelijker uitgewisseld kunnen worden tussen kantoren, wanneer kantoren juist de plicht hebben om zelf een onderzoek te doen? Welke alternatieven zijn onderzocht en waarom voldeden die niet? Is er gekeken naar een alternatief waarbij er juist minder persoonsgegevens van PEP’s werden uitgewisseld? Welke precieze cliëntgegevens mogen uitgewisseld worden en hoe wordt gecontroleerd dat trustkantoren alleen noodzakelijke informatie uitwisselen?

§ 7. Gevolgen voor het bedrijfsleven

§ 7.3. Verbod op uitbesteding compliance functie

De leden van de CDA-fractie vragen of er met dit wetsvoorstel op geen enkele manier meer sprake mag zijn van het inhuren van expertise op het gebied van compliance. Mag het bijvoorbeeld zo zijn dat er wel (één of meerdere) compliancefunctie aanwezig is, maar dat – bijvoorbeeld om een mate van flexibiliteit te borgen – op piekmomenten wel extern mag worden ingehuurd. Ook vragen deze leden of trustkantoren vanaf het aannemen van deze wet moeten voldoen aan de eis van een interne compliancefunctie, of dat er is voorzien in een overgangstermijn.

§ 7.4. Het cliëntenonderzoek

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de inzet van een administratief medewerker zal voldoen voor de herbeoordeling en aanvulling van cliëntdossiers. Kan de regering een reactie geven op berekeningen van de brancheorganisatie, Holland Quaestor, die uitkomen op nalevingskosten van 25 miljoen euro?

§ 9. Consultatie

De leden van de SP-fractie merken op dat het wetsvoorstel op onderdelen meer in lijn is gebracht met de vierde antiwitwasrichtlijn, waar de consultatieversie van het wetsvoorstel nog verder ging dan de vierde antiwitwasrichtlijn. De leden van de SP-fractie vragen de regering op welke punten het wetsvoorstel eerst strenger was en nu in lijn is gebracht met de vierde antiwitwasrichtlijn.

§ 9.3. Intrekken vergunningen

De leden van de D66-fractie lezen met instemming dat de bevoegdheid voor de toezichthouder om een trustvergunning in te trekken verruimd wordt in de gevallen waarin een kantoor niet meer voldoet aan de bij of krachtens de Wtt gestelde regels. Deze leden vragen of in voorkomende gevallen de intrekking van één vergunning van een trustkantoor automatisch leidt tot intrekking van alle vergunningen van hetzelfde trustkantoor? In hoeverre kan een bepaalde juridische structuur ertoe leiden dat éénzelfde uiteindelijk belanghebbende van meerdere trustvergunningen risicovolle activiteiten kan onderbrengen bij een trustkantoor dat het minder nauw neemt met wettelijke bepalingen, zonder de vergunning voor zijn of haar gehele pakket aan activiteiten in gevaar te brengen?

§ 9.9. Handhaving, publicatie en rechtsbescherming

De leden van de D66-fractie constateren dat de hoogte van de boete op onterecht verkregen voordeel door een overtreding verlaagd is ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel, naar tweemaal het bedrag van het verkregen voordeel. Deze leden vragen hoe deze wijziging zich verhoudt tot de wens van de regering risicogestuurd toezicht te houden en daarmee te accepteren dat niet 100% van de overtredingen geconstateerd zal worden. Maakt het principe van risicogestuurd toezicht het niet ook wenselijk het mogelijk ontlopen van een boete te compenseren door bij een wel geconstateerde overtreding een relatief hoge boete op te leggen?

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 41

De leden van de CDA-fractie vragen naar de invulling van het begrip van «maatschappelijke betamelijkheid». Deze leden verwijzen naar de discussie over de bonussen bij financiële instellingen en dat er daar nog wel eens misverstanden plaats vinden over wat maatschappelijk betamelijk – of een vergelijkbare term – is. Deze leden vragen de regering hoe het gebruik van een dergelijke open norm niet tot misverstanden en teleurstellingen gaat leiden, wanneer hier geen goede invulling aan kan worden gegeven.

Artikel 49

De leden van de VVD-fractie vragen waarom bij artikel 49 geen aansluiting is gezocht bij het verhoogde maximum van 20% na het aangenomen amendement-Van der Linde/Leijten bij de parlementaire behandeling van de Vierde antiwitwasrichtlijn. Deze leden vragen de regering hier alsnog bij aan te sluiten.

OVERIG

De Raad van State merkt op dat de huidige Wtt een bepaling bevat dat de toezichthouder jaarlijks verslag doet aan de Minister over de uitoefening van zijn taken en dat dit verslag geanonimiseerd wordt geopenbaard. In het onderliggende voorstel van wet ontbreekt deze bepaling. De leden van de SP-fractie hechten aan een jaarlijkse rapportage over de uitvoering van het onderliggende voorstel van wet en vragen de regering op te nemen dat hierover jaarlijks wordt gerapporteerd. Zij vragen de regering DNB jaarlijks te rapporteren over specifiek de uitvoering van deze wet.

De leden van de DENK-fractie vragen welke nieuwe diensten in de Wtt 2018 zijn toegevoegd ten opzichte van de huidige Wtt.

Naar boven