34 859 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2018)

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

In artikel 1:2, eerste lid, wordt «de hoofdstukken 5.1, 5.1a, 5.3 en 5.5» vervangen door «de hoofdstukken 5.1, 5.1a, 5.3, 5.5 en de afdelingen 5.9.1, 5.9.2 en 5.9.3».

B

In artikel I, onderdeel F, wordt na «In artikel 1:104, eerste lid,» ingevoegd «worden het tweede onderdeel m en onderdeel n verletterd tot n en o,».

C

Na artikel I, onderdeel F, worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 1:119 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een in Nederland gelegen bijkantoor van een beleggingsonderneming met zetel in een andere lidstaat.

Fb

Afdeling 2.2.12a wordt vernummerd tot afdeling 2.2.12.2a en opgenomen na afdeling 2.2.12.2. De paragrafen 2.1.12a.1 en 2.1.12a.2 worden vernummerd tot 2.1.12.2a.1 en 2.1.12.2a.2.

D

Na artikel I, onderdeel G, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

In artikel 3:100, eerste lid, wordt in onderdeel b voor de tekst «de aanvrager, mede gelet op zijn reputatie, niet geschikt is of» ingevoegd.

E

Na artikel I, onderdeel H, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

In artikel 4:2e wordt «De artikelen 4:9, derde lid, 4:11, eerste en derde tot en vijfde lid, 4:14, eerste en tweede lid, 4:16, 4:18a tot en met 4:18e, 4:19, 4:20, 4:22, eerste lid, 4:23, 4:24, 4:25, 4:88, 4:89 en 4:90 zijn van overeenkomstige toepassing» vervangen door «Het bij of krachtens de artikelen 4:9, derde lid, 4:11, eerste en derde tot en vijfde lid, 4:14, eerste en tweede lid, 4:15, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, 4:16, 4:18a tot en met 4:18e, 4:19, 4:20, 4:22, eerste lid, 4:23, 4:24, 4:25, 4:88, 4:89 en 4:90 bepaalde met betrekking tot beleggingsondernemingen is van overeenkomstige toepassing».

F

Na artikel I, onderdeel I, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ia

Artikel 4:89 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede, derde en vierde lid vervallen onder vernummering van het vijfde lid tot tweede lid.

2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

2. De rechten en plichten, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden beschreven door middel van verwijzing naar andere documenten of wetteksten.

Ib

Paragraaf 4.3.7.4 vervalt.

G

Na artikel I, onderdeel J, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ja

In artikel 5:30a, tweede lid, tweede zin, wordt «elke materiële wijziging van deze parameters» vervangen door «deze parameters en elke materiële wijziging daarvan».

H

Na artikel II, onderdeel E, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

F

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

  • 1. Indien de medewerkers van een toezichthoudende autoriteit, dan wel de in artikel 24, tweede lid, bedoelde deken, bij de uitoefening van hun taak op grond van deze wet of enige andere wet feiten ontdekken die kunnen duiden op witwassen of financieren van terrorisme, licht de toezichthoudende autoriteit onder wiens verantwoordelijkheid zij hun taak uitoefenen, dan wel de in artikel 24, tweede lid, bedoelde deken, de Financiële inlichtingen eenheid in, zo nodig in afwijking van de toepasselijke wettelijke geheimhoudingsbepalingen, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van de wettelijke taken van de Financiële inlichtingen eenheid.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van medewerkers van De Nederlandsche Bank N.V., voor zover zij betrokken zijn bij de verwisseling, intrekking en aftekening van bankbiljetten als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Bankwet 1998

I

In artikel VIII, onderdeel B, wordt voor de punt ingevoegd «en wordt in onderdeel «Toezichthouder: de Nederlandsche Bank», categorie Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede beleggingsinstellingen» het tweede onderdeel d in de kolom «Personen» verletterd tot e».

J

Na artikel XIA wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIB

In artikel VI van de Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties wordt «artikel I, onderdeel C, van deze wet» telkens vervangen door «artikel I, onderdeel D, van deze wet».

Toelichting

Algemeen

Deze tweede nota van wijziging strekt er toe het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2018 te wijzigen zodat daarin een aantal technische wijzigingen wordt opgenomen. Het gaat hier hoofdzakelijk om technische verbeteringen ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 (MiFID II).1

Hieronder wordt een toelichting gegeven op deze wijzigingen.

Artikelsgewijs

A

Als gevolg van een onjuiste wijzigingsopdracht kon de in artikel I, onderdeel B, van de Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 opgenomen wijziging van artikel 1:2, eerste lid, Wft niet worden doorgevoerd. De wijziging van laatstgenoemd artikel herstelt die fout. De verwijzing in artikel 1:2, eerste lid, naar de afdelingen 5.9.1, 5.9.2 en 5.9.3 Wft bewerkstelligt dat de in die afdelingen opgenomen voorschriften met betrekking tot positielimieten en positiebeheerscontroles voor grondstoffenderivaten respectievelijk de rapportageverplichtingen met betrekking tot (posities in) grondstoffenderivaten van toepassing zijn op de in artikel 1:2, eerste lid, genoemde instellingen. Onderhavige wijziging strekt tot implementatie van artikel 1, zesde lid, MiFID II.

B

Artikel I, onderdeel T, subonderdeel 3, van de Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 voegt abusievelijk een tweede onderdeel m toe aan artikel 1:104, eerste lid, Wft, en artikel I, onderdeel I, subonderdeel 3, van het wetsvoorstel Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten2 voegt een nieuw onderdeel n toe aan artikel 1:104, eerste lid, Wft. De in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 1:104, eerste lid, Wft ziet erop de foutieve lettering die hierdoor ontstaat, te herstellen.

C

Fa

Op grond van artikel 35, achtste lid, MiFID II is artikel 24 van die richtlijn van toepassing op de door bijkantoren van een beleggingsonderneming verleende beleggingsdiensten. Artikel 24, tiende lid, is geïmplementeerd in artikel 1:119 Wft. Een beleggingsonderneming die beleggingsdiensten verleent zorgt ervoor dat zij de prestaties van haar werknemers niet zodanig beloont of beoordeelt dat er belangenconflicten ontstaan tussen de beleggingsonderneming en de klant. Een beleggingsonderneming dient in het kader van haar beloningsbeleid geen verkoopdoelen te hanteren die haar werknemers ertoe kunnen aanzetten om een niet-professionele belegger een bepaald financieel instrument te adviseren, terwijl de beleggingsonderneming een ander financieel instrument zou kunnen aanbevelen dat beter aan de wensen van de desbetreffende belegger zou voldoen.

Fb

Door een foutieve wijzigingsopdracht in artikel I, onderdeel AE, van de Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 zijn de artikelen 2:103c tot en met 2:103f Wft niet in de juiste numerieke volgorde in de Wft geplaatst. De in onderdeel Fb opgenomen wijzigingsopdracht bewerkstelligt dat de hiervoor genoemde artikelen van de Wft alsnog in de juiste numerieke volgorde worden geplaatst door afdeling 2.2.12a te verplaatsen en te vernummeren tot afdeling 2.2.12.2a. De vernummering van de paragrafen 2.1.12a.1 en 2.1.12a.2 tot paragraaf 2.1.12.2a.1 respectievelijk paragraaf 2.1.12.2a.2 houdt verband met de hiervoor bedoelde foutieve wijzigingsopdracht.

D

Met de aanpassing van artikel 3:100, eerste lid, Wft wordt nauwer aangesloten bij de regeling in de richtlijn kapitaalvereisten inzake gekwalificeerde deelneming, en met name artikel 23, aanhef en onderdeel a.

E

In de opsomming van artikelen in artikel 4:2e Wft is een verwijzing naar artikel 4:15, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, van die wet ingevoegd zodat ook banken die aan cliënten gestructureerde deposito’s als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 43, MiFID II verkopen of aan hen advies verlenen met betrekking tot gestructureerde deposito’s aan de regels omtrent het productontwikkelingsproces en productgovernance zoals opgenomen in de artikelen 32, 32a tot en met 32c van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft dienen te voldoen. Laatstgenoemde artikelen zijn mede gebaseerd op artikel 4:15, tweede lid, onderdeel b, onder 2°.

F

Ia

Artikel 25, vijfde lid, MiFID II bepaalt dat de wederzijdse rechten en verplichtingen van de beleggingsonderneming en de cliënt dienen te worden vastgelegd. In artikel 58 van de op MiFID II gebaseerde gedelegeerde verordening (EU) 2017/565 (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PbEU 2017, L 87) is bepaald welke onderwerpen op welke wijze in de overeenkomst tussen de beleggingsonderneming en de cliënt dienen te worden opgenomen. Derhalve kan het derde lid vervallen. Het vierde lid kan eveneens vervallen omdat zowel voor het verlenen van beleggingsdiensten aan een professionele belegger als niet-professionele belegger geldt dat wederzijdse rechten en verplichtingen dienen te worden vastgelegd.

Ib

Het in paragraaf 4.3.7.4 Wft opgenomen artikel 4:91l, eerste lid, bevat een verplichting tot transparantie na de handel voor beleggingsondernemingen die buiten een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfacilteit (MTF) transacties verrichten in aandelen die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt. Omdat artikel 20 van de verordening markten voor financiële instrumenten, dat rechtstreeks doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde, beleggingsondernemingen die transacties in aandelen verrichten eveneens verplicht tot transparantie na de handel is paragraaf 4.3.7.4 overbodig geworden. In verband hiermee kan die paragraaf (die artikel 4:91l als enig artikel bevat) vervallen.

G

De voorgestelde wijziging van artikel 5:30a, tweede lid, Wft, strekt tot implementatie van artikel 48, vijfde lid, MiFID II. De wijziging bewerkstelligt dat een marktexploitant de Autoriteit Financiële Markten (AFM) niet alleen in kennis dient te stellen van een materiële wijziging van de in dat lid bedoelde parameters, maar dat hij de AFM ook in kennis dient te stellen van de parameters zelf.

H

In artikel 25, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), zoals dit luidt na implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn,3 is de verplichting tot het melden van feiten die duiden op witwassen of financieren van terrorismefinanciering bij de Financiële inlichtingen eenheid onbedoeld versmald tot feiten die zijn ontdekt door de personen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de Wwft. Op grond van artikel 36, eerste lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn dient deze verplichting zich echter ook uit te strekken tot feiten die zijn ontdekt bij de uitoefening van taken die op grond van een andere wet aan de toezichthoudende autoriteiten toekomen. Om die reden wordt in het eerste lid van artikel 25 Wwft verduidelijkt dat de meldplicht ook geldt ten aanzien van feiten die door medewerkers van een toezichthoudende autoriteit worden ontdekt bij de uitoefening van een taak op grond van andere wetten. Als gevolg hiervan is de redactie van artikel 25 Wwft aangepast en kan ook het huidige tweede lid van artikel 25 Wwft, dat strekt tot het melden van feiten die zijn ontdekt bij de uitoefening van het toezicht op de effectenmarkten, valutamarkten en financiële derivatenmarkten, komen te vervallen. Nu deze taken toekomen aan de AFM en de AFM tevens als toezichthoudende autoriteit op grond van de Wwft wordt aangemerkt, volstaat de algemene verwijzing naar de uitoefening van taken onder verantwoordelijkheid van een toezichthoudende autoriteit in het eerste lid. Wel wordt voor de volledigheid in een nieuw tweede lid van artikel 25 Wwft geëxpliciteerd dat de meldplicht uit het eerste lid ook van toepassing is op het verwisselen van bankbiljetten door medewerkers van DNB, op grond van de Bankwet 1998. Artikel 36, eerste lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn beperkt zich immers niet tot de uitoefening van toezichthoudende taken.

I

Abusievelijk zijn er twee onderdelen d opgenomen in de kolom «Personen» van bijlage II onderdeel «Toezichthouder: de Nederlandsche Bank», categorie Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede beleggingsondernemingen». Het tweede onderdeel d wordt verletterd tot onderdeel e.

J

Bij de verwerking van het advies van de afdeling Advisering van de Raad van State is van de gelegenheid gebruik gemaakt een onderdeel in te voegen in de Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties waardoor de lettering van de onderdelen wijzigde. Daarbij is per abuis nagelaten om in artikel VI van genoemd wetsvoorstel de verwijzing naar artikel I, onderdeel C hierop aan te passen in een verwijzing naar artikel I, onderdeel D. Dit wordt hierbij alsnog gedaan, zodat in de overgangsbepaling wordt verwezen naar het onderdeel waarin de geschiktheidseis is opgenomen.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van richtlijn 2002/93/EG en richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PbEU 2014, L 173).

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 34 813, nr. 2.

X Noot
3

Richtlijn (EU) nr. 2015/849/EC van het Europees parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141).

Naar boven