34 843 Seksuele intimidatie en geweld

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2024

Op 23 januari 2020 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (hierna: WODC) «Seksueel misbruik en aangiftebereidheid binnen de gemeenschap van Jehova’s getuigen», uitgevoerd door de Universiteit Utrecht, aangeboden1. Om een zo actueel mogelijk beeld van de situatie binnen de gemeenschap te krijgen heeft hij in zijn beleidsreactie op het onderzoek2 aangegeven het WODC te vragen dit onderzoek te herhalen. De bevindingen van het onderzoek en de meldingen van misbruik binnen andere religieuze gemeenschappen in binnen- en buitenland maken dat een herhaalonderzoek naar specifiek één gemeenschap minder in de rede ligt en geven aanleiding tot het opzetten van een breed vervolgonderzoek naar het fenomeen van seksueel misbruik binnen religieuze gemeenschappen, de (veranderde) omgang daarmee de afgelopen 20 jaar en de gevolgen voor het slachtoffer.

Het WODC is daarom eind 2023 een onderzoek gestart naar de omgang met seksueel misbruik binnen religieuze organisaties en gemeenschappen in Nederland. Het WODC zal het onderzoek zelf uitvoeren. Hierdoor bestaat de mogelijkheid om op dit moment al helderheid te verschaffen over de onderzoeksopzet omdat daar geen wijzigingen meer in zullen plaatsvinden. Het WODC heeft mij, gegeven deze randvoorwaarde, verzocht om bij uitzondering de onderzoeksopzet op voorhand met uw Kamer te delen in plaats van bij de oplevering van dit onderzoek. Vanwege de omvang van het onderzoek en het gegeven dat verschillende religieuze gemeenschappen worden betrokken hecht het WODC aan deze transparantie bij de start. Ik deel dit belang. In dat kader zal het WODC ook de verschillende religieuze gemeenschappen informeren over het onderzoek. U treft de onderzoeksopzet aan in de bijlage.

In totaal worden 11 geloofsgemeenschappen en organisaties onderzocht en bij het onderzoek betrokken. Het doel van het onderzoek is vierledig:

  • 1) In kaart brengen van de visie op en omgang met seksueel misbruik in een religieuze context in binnen- en buitenland en de factoren die hiermee samenhangen;

  • 2) Het verkrijgen van een actueler beeld van de prevalentie van seksueel misbruik in religieuze gemeenschappen;

  • 3) Inzicht krijgen in de hulpvraag van slachtoffers van seksueel misbruik in religieuze gemeenschappen;

  • 4) Inzicht krijgen in de omgang met en hulpverlening aan slachtoffers van seksueel misbruik in religieuze gemeenschappen.

Om inzicht te krijgen in de prevalentie van seksueel misbruik binnen religieuze gemeenschappen, zal gebruik gemaakt worden van verschillende methoden en bronnen. Ook zal in kaart worden gebracht wat hierbij wel en niet mogelijk is. De meeste onderzoeksvragen worden (deels) beantwoord aan de hand van een verkennend en vergelijkend literatuur- en documentenonderzoek. Aanvullend daarop zullen interviews worden afgenomen met experts in Nederland en (indien mogelijk) het buitenland. Tot slot wordt een panelstudie opgezet om de prevalentie van seksueel misbruik in verschillende religieuze gemeenschappen op eenduidige wijze nader in kaart te brengen en worden meldingen van seksueel misbruik geanalyseerd. Het onderzoek loopt tot eind 2024, het rapport wordt in het voorjaar van 2025 verwacht.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstukken II 2019–2020, 34 843, nr. 39

X Noot
2

Kamerstukken II 2019–2020, 34 843, nr. 43

Naar boven