34 843 Seksuele intimidatie en geweld

Nr. 49 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 september 2021

Tijdens het Commissiedebat kindermisbruik en seksueel geweld op 16 september jl. heb ik uw Kamer toegezegd een overzicht te geven van de financiële gevolgen van het wetsvoorstel seksuele misdrijven. Die toezegging doe ik door middel van deze brief gestand.

De consultatiefase over het wetsvoorstel seksuele misdrijven is deze zomer afgerond. Uit de ontvangen adviezen en reacties leid ik af dat de noodzaak en wens om de wetgeving over de seksuele misdrijven in het Wetboek van Strafrecht te moderniseren, breed wordt gedeeld. De volgende stappen in het wetgevingstraject zijn behandeling van het wetsvoorstel in de ministerraad en, daarna, adviesaanvraag aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Voordat deze vervolgstappen kunnen worden gezet dienen de financiële gevolgen van de nieuwe wetgeving gedekt te zijn in de begroting van mijn ministerie. Zoals ik uw Kamer bij brief van 13 september jl. heb laten weten en tijdens het commissiedebat ook is besproken, bestaat voor deze gevolgen thans geen dekking.1 Het verder brengen van en het vinden van financiële middelen voor dit wetsvoorstel is een overweging voor het nieuwe kabinet.

Financiële gevolgen

De onderstaande tabel geeft inzicht in de financiële gevolgen van het wetsvoorstel:

(Euro’s in mln)

Incidenteel

2024

2025

2026

2027

2028

Structureel

Totaal

3,6

10,1

16,2

18,3

19,4

20,1

20,1

Kosten per organisatie

             

Kosten politie

2,6

5,2

5,2

5,2

5,2

5,2

5,2

Kosten NFI

0,071

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

Kosten OM

0,14

0,8

1,5

1,5

1,5

1,5

1,5

Kosten DJI (GW + tbs)

 

1,9

7,1

9,2

10,3

11,0

11,0

Overige kosten strafrechtsketen (w.o. rechtspraak)

0,14

1,1

1,3

1,3

1,3

1,3

1,3

Kosten implementatieprogramma (JenV)

0,60

           

De bedragen hierboven zijn tot stand gekomen via een ketenbrede kostenraming die is uitgevoerd met behulp van het Prognose Model Justitiële Ketens, waarbij rekening is gehouden met een toename van het aantal slachtoffers, geregistreerde misdrijven en verdachten met 5 procent en een toename van de gemiddelde duur van vrijheidsstraffen met 10 procent. Daarnaast is gebruik gemaakt van inschattingen van de organisaties zelf, die in het kader van de advisering over het voorstel zijn opgeleverd. Het gaat dan om de Nationale Politie, het openbaar ministerie, de Raad voor de rechtspraak en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Met het Centraal Justitieel Incasso Bureau ben ik in gesprek of het nodig is om een uitvoeringstoets uit te laten voeren. Bovendien onderzoek ik op dit moment of de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen, op 1 juli jl., op het kostenplaatje effect heeft. De uitkomsten hiervan zijn mogelijk dus nog van invloed op de totaalkosten. Opgemerkt dient ook te worden dat verschillende organisaties benadrukken dat het gaat om grove inschattingen, die preciezer worden als met de implementatie een aanvang wordt genomen.

Zoals in de tabel te zien, is voor het wetsvoorstel incidenteel 3,6 miljoen euro benodigd en structureel 20,1 miljoen euro. De meeste structurele kosten zijn gelegen in de verwachte toename van het aantal opgelegde gevangenisstraffen en de uitvoeringskosten bij de politie. Eerder werd uitgegaan van een structureel benodigd bedrag van 15 miljoen euro, zoals ook is aangehaald tijdens het commissiedebat van 16 september jl. Dat dit bedrag hoger uitvalt, heeft ermee te maken dat de consultatie over dit wetsvoorstel nadere inzichten in de financiële gevolgen heeft opgeleverd, onder meer door de oplevering van aanvullende impactanalyses. Zo was bij de eerdere raming bijvoorbeeld nog geen rekening gehouden met de impact van het wetsvoorstel op het NFI.

In de tabel is ervan uitgegaan dat de regeling in 2024 in werking treedt en de incidentele gelden vooral worden benut om (uitvoerings)organisaties voor die datum in staat te stellen om zich op adequate wijze op de inwerkingtreding van deze wet voor te bereiden. Een zorgvuldige, in nauwe samenwerking met de ketenpartners georganiseerde implementatiefase acht ik voor de effectiviteit van deze wet essentieel. Vandaar dat mijn departement voornemens is om, als het nieuwe kabinet het wetsvoorstel verder brengt, een implementatieprogramma op te starten.

Daarover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd bij brief van 16 februari jl. (Kamerstuk 31 015, nr. 223) inzake de aanpak van online seksueel kindermisbruik en zeden. Voor het implementatieprogramma is in totaal 600.000 euro opgenomen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstukken 31 015 en 34 843, nr. 228

Naar boven