34 843 Seksuele intimidatie en geweld

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2018

In mijn brief van 14 februari en tijdens het Algemeen Overleg Kinderporno en Kindermisbruik van 15 februari (Kamerstuk 31 015, nr. 137) heb ik mijn ernstige zorgen overgebracht over de signalen van seksueel misbruik, die naar buiten zijn gekomen uit de gemeenschap van Jehova’s Getuigen.1 Slachtoffers van seksueel misbruik, en in het bijzonder kwetsbare groepen zoals kinderen, verdienen alle steun van hun omgeving bij het melden van het misbruik bij de politie en bij het krijgen van professionele hulp en ondersteuning. Ook is het belangrijk dat de omgeving er alles aan doet om het seksueel misbruik te (laten) stoppen.

Ik wil ten eerste nogmaals slachtoffers oproepen zich te melden bij de politie en aangifte te doen. Het Openbaar Ministerie is zeer alert op signalen van seksueel misbruik, maar heeft concrete aangiften en verdenkingen nodig om te kunnen handelen. Ten tweede wil ik dat de gemeenschap van Jehova’s Getuigen in actie komt. Ik vind het belangrijk dat de gemeenschap laat zien dat zij er alles aan doet om drempels weg te nemen voor slachtoffers om zich te melden en hen de weg te wijzen naar politie en hulpverlening. De Jehova’s Getuigen dienen er zorg voor te dragen dat misbruik binnen hun gemeenschap wordt voorkomen.

Medewerkers van mijn ministerie hebben daartoe een tweede gesprek gevoerd met het bestuur van de Jehova’s Getuigen. In dit gesprek is er bij het bestuur van de Jehova’s Getuigen op aangedrongen een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de aard en omvang van het seksueel misbruik, met als doel zowel erkenning te bieden aan de slachtoffers uit het verleden als maatregelen te treffen om slachtoffers in de toekomst te voorkomen. Het bestuur van de Jehova’s Getuigen heeft drie weken de tijd genomen om zich hierop te beraden. Op 14 maart heb ik hun nadere reactie ontvangen. Zij hebben een vervolggesprek gevraagd met mijn ministerie, waarbij een afvaardiging van het hoofdbestuur in de VS aanwezig zal zijn. Voordat zij besluiten of zij instemmen met een onderzoek, willen zij doorpraten over de aard en omvang hiervan. Dit gesprek wordt op korte termijn ingepland.

In het gesprek is ook gevraagd naar de maatregelen die de gemeenschap sinds het eerste gesprek in november heeft genomen. De Jehova’s Getuigen hebben toegelicht dat zij een protocol hebben ontwikkeld voor het handelen bij vermoedens van kindermisbruik, waarin slachtoffers onder andere wordt gewezen op hun recht om aangifte te doen. Ouderlingen dragen zorg voor de ondersteuning van het slachtoffer, ook op de lange termijn. Door het ministerie is geadviseerd om de genomen maatregelen transparant aan de buitenwereld te laten zien, bijvoorbeeld door de informatie op de website te plaatsen. De Jehova’s Getuigen toonden zich in het gesprek bereid om met professionele hulpverlenende organisaties in overleg te treden over eventuele verbeteringen in de ondersteuning van slachtoffers. Ik zal dit faciliteren door hen in contact te brengen met instanties als Slachtofferhulp Nederland en Veilig Thuis. Daarnaast wil ik erop wijzen dat maatschappelijke instanties die met kinderen in contact komen, zoals scholen en sportverenigingen, problemen kunnen signaleren en kinderen indien nodig bescherming kunnen bieden door bijvoorbeeld zelf een melding te doen bij Veilig Thuis. In het gesprek is het bestuur van de Jehova’s Getuigen gevraagd in gesprek te gaan met de slachtoffers die zich hebben gemeld bij de Stichting Reclaimed Voices. Tevens is namens mij opgeroepen om de dossiers te verstrekken aan de slachtoffers indien zij hierom vragen. In het vervolggesprek zal ik nagaan of het bestuur hiertoe reeds stappen heeft ondernomen.

De advocaat van de Stichting Reclaimed Voices heeft een brief geschreven aan het Openbaar Ministerie, waarin hij onder meer betoogt dat kinderen gevaar lopen door het interne rechtssysteem van het kerkgenootschap. In reactie op de brief van de advocaat van de Stichting Reclaimed Voices heeft het Openbaar Ministerie het belang van aangiften voor opsporing en vervolging benadrukt. Ik zal verder in het belang van een eventueel opsporingsonderzoek niet inhoudelijk op de reactie van het OM ingaan.

Ik maak mij ook zorgen over het interne rechtssysteem en heb dit in het gesprek met de Jehova’s Getuigen benadrukt. De interne afhandeling van meldingen moet er niet toe leiden dat meldingen bij voorkeur intern worden afgedaan en slachtoffers zich belemmerd voelen om naar politie of hulpverlening te stappen. Ook moet er alles aan worden gedaan om te voorkomen dat daders nieuwe slachtoffers kunnen maken. Het bestuur van de Jehova’s Getuigen gaf aan zich niet in het beeld te herkennen dat hun rechtssysteem hieraan in de weg staat. Het bestuur gaf aan dat hun kerkrecht gericht is op de vraag of een dader lid mag blijven van de gemeenschap en bepaalde rollen binnen deze gemeenschap mag blijven vervullen. Dit belemmert volgens hen niet dat slachtoffers zoals een ieder gebruik kunnen maken van het Nederlands recht en dat zij slachtoffers wijzen op de mogelijkheid om aangifte te doen. Daarnaast is het bestuur gewezen op de meldplicht bij wetenschap van verkrachting (art. 160 SV en art. 136 SR).

Concluderend, stel ik vast dat het bestuur van de Jehova’s Getuigen zich bereid heeft getoond een aantal stappen te zetten, zoals het ontwikkelen van een protocol. Dat zijn eerste stappen. Maar daar mag het in mijn ogen niet bij blijven.

Ik ben van mening dat de Jehova’s Getuigen meer kunnen doen om transparantie te betrachten en na te gaan of er in het verleden sprake is geweest van misstanden. In het vervolggesprek zal ik daarom er op blijven aandringen om een onafhankelijk onderzoek in te stellen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 34 843, nr. 3.

Naar boven