34 823 (R2093) Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Verenigde Staten van Amerika inzake het luchtvervoer tussen Sint Maarten en de Verenigde Staten van Amerika; Philipsburg, 14 juli 2017

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 17 november 2017.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 17 december 2017.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2017

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 14 juli 2017 te Philipsburg tot stand gekomen luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Verenigde Staten van Amerika inzake het luchtvervoer tussen Sint Maarten en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2017, nr. 133).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Sint Maarten gevraagd.

Aan de Gouverneur van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 17 november 2017 over te leggen aan de Staten van Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra

TOELICHTENDE NOTA

I. Inleiding

De luchtvaartrelatie tussen Sint Maarten en de Verenigde Staten van Amerika werd geregeld in het op 14 juli 1998 te Washington tot stand gekomen Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden voor de Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten van Amerika inzake het luchtvervoer tussen de Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 1998, 207), zoals gewijzigd bij een op 27 november 2007 te Washington tot stand gekomen notawisseling houdende een verdrag tot wijziging (Trb. 2008, 8) (hierna: het huidige Verdrag). Naar aanleiding van de staatkundige herstructurering binnen het Koninkrijk achtten de luchtvaartautoriteiten van Sint Maarten en de Verenigde Staten van Amerika het wenselijk om een nieuw verdrag te onderhandelen. Het Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Verenigde Staten van Amerika inzake het luchtvervoer tussen Sint Maarten en de Verenigde Staten van Amerika (hierna: het Verdrag) is het resultaat van die onderhandelingen. Het Verdrag vervangt bij inwerkingtreding het huidige Verdrag in de relatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Verenigde Staten van Amerika.

Het Verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen Sint Maarten en de Verenigde Staten van Amerika te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie «Open Skies», waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciële vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen. Voor wat betreft het luchtvervoer tussen Sint Maarten en de Verenigde Staten van Amerika kent het Verdrag geen beperking ten aanzien van capaciteit en frequentie.

Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door de respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het betreft met name bepalingen met betrekking tot toepassing van wetten (artikel 5), commerciële activiteiten (artikel 8), douanerechten en heffingen (artikel 9), gebruikersheffingen (artikel 10), eerlijke concurrentie (artikel 11), prijzen (artikel 12), operationele flexibiliteit (artikel 16) en goedkeuring van schema’s (artikel 18).

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bevat definities van enkele in het Verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van het Verdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing, het recht om van, naar en via het grondgebied van de andere partij naar een aantal verder gelegen bestemmingen te vliegen in overeenstemming met de routetabel zoals bepaald in het eerste lid, onderdeel c, alsmede het recht om geregelde luchtdiensten en chartervluchten van, naar en via hun wederzijdse grondgebieden te onderhouden. In het vijfde lid wordt bepaald dat wanneer een partij ten aanzien van chartervluchten verschillende regels, voorschriften, bepalingen, voorwaarden of beperkingen hanteert voor één of meerdere van de eigen luchtvaartmaatschappijen of die van andere landen, de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij aan de minst restrictieve criteria zullen worden onderworpen. Voorts zijn beide partijen verplicht zich te houden aan de regels met betrekking tot de bescherming van de passagiersfondsen, annuleringen door passagiers en terugbetalingen.

Voor het uitvoeren van luchtvervoer wordt in artikel 3 de aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen geregeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend. Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen verstrekte exploitatievergunningen in te trekken, op te schorten, te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen.

In artikel 5 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen van de door de ene partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen dient te voldoen aan wet- en regelgeving van de andere partij ten aanzien van de binnenkomst op, het vliegen over, het verblijf op en het vertrek uit het grondgebied van deze partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanning of vracht.

In het eerste lid van artikel 6 wordt bepaald dat geldende bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bekwaamheid en vergunningen uitgegeven of bekrachtigd in overeenstemming met de wetten en regelgeving van de ene partij, en die nog niet verlopen zijn, zullen worden erkend als geldig door de andere partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen van het Verdrag van Chicago. Op grond van het eerste lid, behoudt elke partij het recht om bewijzen van bekwaamheid en vergunningen te weigeren die door de andere partij of door een derde land aan onderdanen van de eerstgenoemde partij zijn toegekend of ten behoeve van die onderdanen zijn bekrachtigd.

De bepalingen inzake luchtvaartveiligheid en luchtvaartbeveiliging zijn neergelegd in het tweede lid van artikel 6 en in artikel 7. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld indien Sint Maarten of de Verenigde Staten twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het tweede lid van artikel 6 en artikel 7 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied in te trekken, op te schorten, te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen. Verder wordt verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Sint Maarten en de Verenigde Staten van Amerika in acht moeten worden genomen.

De commerciële bepalingen, opgenomen in artikel 8 (commerciële activiteiten), 9 (douanevrijstellingen), 10 (gebruikersheffingen), 11 (eerlijke concurrentie) en 12 (tarieven), zijn in overeenstemming met de meest gangbare praktijk tussen de geïndustrialiseerde landen voor wat betreft de behandeling van de luchtvaartmaatschappijen in het gastland. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan de behandeling op de luchthavens en de behandeling door fiscale en financiële autoriteiten. Zo bevat artikel 9 een bepaling over volledige vrijstelling van importbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale rechten en lasten die elk van de partijen, op basis van wederkerigheid, kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voor zover dat is toegestaan door haar nationale wetgeving.

Het Verdrag bevat verder de op luchtvaartgebied gebruikelijke bepalingen. Zo bevat artikel 13 een bepaling over consultaties en artikel 14 een bepaling omtrent geschillenbeslechting. Verder bevat het Verdrag bepalingen over de wijziging van het Verdrag (artikel 15), over de beëindiging van het Verdrag (artikel 16), over de registratie van het Verdrag bij ICAO (artikel 17) en over de inwerkingtreding van het Verdrag (artikel 18). Zoals in de inleiding aangegeven, bepaalt artikel 18, tweede lid, van het Verdrag dat bij de inwerkingtreding van het Verdrag, het huidige Verdrag komt te vervallen in de relatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Verenigde Staten van Amerika.

III. Koninkrijkspositie

Het Verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen voor Sint Maarten gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra

Naar boven