34 821 Regels ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen)

F VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT1

Vastgesteld 10 oktober 2018

De nadere memorie van antwoord inzake het wetsvoorstel Wet bescherming bedrijfsgeheimen heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben in het nader voorlopig verslag vragen gesteld die betrekking hebben op de mogelijkheid tot een volledige proceskostenveroordeling in het voorgestelde artikel 1019ie Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Zij zien daarin risico’s voor de voorspelbaarheid van de kosten en voor de laagdrempeligheid. Volgens deze leden ligt er – zeker voor de beginfase – een verantwoordelijkheid bij de regering om duidelijkheid te bieden over de voorwaarden voor toepassing van artikel 1019ie Rv. De leden van de fracties van CDA en ChristenUnie hebben zich daarbij aangesloten.

Deze leden hebben met instemming kennisgenomen van de reactie van de regering in de nadere memorie van antwoord2, waarin zij toezegt de toepassing van artikel 1019ie Rv nauwkeurig te volgen en te monitoren hoe de kostenveroordeling in de praktijk uitvalt. Ook kondigt de regering in de nadere memorie van antwoord aan na drie jaar een evaluatie uit te voeren en indien dan blijkt dat dit artikel in de weg staat aan de met de richtlijn3 beoogde bescherming van bedrijfsgeheimen, zij met het parlement de discussie zal aangaan over het aanpassen hiervan.

De leden van de PvdA-fractie ontvangen ter aanvulling op het voorgaande graag een uiteenzetting, waarin de regering aangeeft op welke termijn en op welke wijze zij stappen kan zetten om te komen tot een wettelijke verankering van regels die uitleg geven in welke gevallen de rechter de in het ongelijk gestelde partij kan veroordelen in de kosten bedoeld in het voorgestelde artikel 1019ie Rv. Zij geven er de voorkeur aan een en ander te regelen via een afzonderlijk voorstel van wet.

De leden van de fracties van CDA en ChristenUnie sluiten zich hierbij aan.

De leden van de commissie zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en zij verzoeken de nota naar aanleiding van het verslag uiterlijk vrijdag 12 oktober 2018, 12:00 uur, aan de Kamer te doen toekomen. Na ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag acht de commissie het voorstel gereed voor plenaire afhandeling.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Gerkens

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS) Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU),Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Vac. (GL), Kok (PVV) (vice-voorzitter), Vac. (PVV), Gerkens (SP) (voorzitter), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA), Reuten (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Overbeek (SP), De Bruijn-Wezeman (VVD), Van der Sluijs (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2017–18, 34 821, E.

X Noot
3

Richtlijn EU 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157).

Naar boven