34 819 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID VAN ROOIJEN

Ontvangen 22 november 2017

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I komt te luiden:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2019 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.123a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «de voordelen uit eigen woning, bedoeld in artikel 3.112, verminderd met de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten» vervangen door: 96 2/3% van het verschil tussen de voordelen uit eigen woning, bedoeld in artikel 3.112, en de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 5. De eigenwoningwaarde, bedoeld in artikel 3.112, van de woning van de belastingplichtige of zijn partner die in het kalenderjaar waarin de aftrek, bedoeld in het eerste lid, voor het eerst bij hem of bij de partner die hij in dat kalenderjaar had toepassing heeft gevonden zijn eigen woning, bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, was en nog steeds zijn eigen woning, bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, is, wordt voor de toepassing van deze wet gesteld op de eigenwoningwaarde van die woning die is vastgesteld voor het kalenderjaar waarin de aftrek, bedoeld in het eerste lid, voor het eerst bij hem of bij de partner die hij in dat kalenderjaar had toepassing heeft gevonden.

  • 6. Indien op enig moment een andere woning dan de woning, bedoeld in het vijfde lid, wordt aangemerkt als een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de belastingplichtige, wordt de eigenwoningwaarde, bedoeld in artikel 3.112, van die andere woning gesteld op de eigenwoningwaarde van die andere woning die is vastgesteld voor het kalenderjaar waarin de aftrek, bedoeld in het eerste lid, voor het eerst geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op die woning.

  • 7. Het vijfde en zesde lid vinden geen toepassing indien de zonder toepassing van het vijfde en zesde lid op grond van artikel 3.112 voor het kalenderjaar vastgestelde eigenwoningwaarde lager is dan de eigenwoningwaarde die volgt uit de toepassing van het vijfde of zesde lid.

B

Aan artikel 10.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid, tweede volzin, worden het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag berekend door de te vervangen bedragen te vermenigvuldigen met de uitkomst van de formule: 1 + (96% x (tabelcorrectiefactor – 1)).

C

Na artikel 10a.18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a.19 Overgangsbepaling eigenwoningwaarde

  • 1. De eigenwoningwaarde, bedoeld in artikel 3.112, van de woning van de belastingplichtige die op 31 december 2018 recht had op de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, bedoeld in artikel 3.123a, of degene die op die datum zijn partner was op die datum recht had op die aftrek, wordt gesteld op de voor het kalenderjaar 2018 vastgestelde eigenwoningwaarde van de woning die op 31 december 2018 zijn eigen woning, bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, is.

  • 2. Artikel 3.123a, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het eerste lid is mede van toepassing op de partner van een belastingplichtige als bedoeld in het eerste lid.

II

Na artikel III worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA

In de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt met ingang van 1 januari 2049 artikel 10.1, derde lid.

ARTIKEL IIIB

De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt met ingang van 1 januari 2019 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.32 wordt «artikel 10a.18» vervangen door «artikel 10a.19» en wordt «Artikel 10a.19» vervangen door: Artikel 10a.20.

B

In artikel 3.33 wordt «artikel 10a.19» vervangen door: artikel 10a.20.

Toelichting

Met dit amendement wordt bewerkstelligd dat de grondslag voor de vaststelling van het eigenwoningforfait in bepaalde gevallen niet de voor het belastingjaar geldende eigenwoningwaarde (WOZ-waarde) is, maar wordt bevroren op de eigenwoningwaarde van het belastingjaar die van toepassing was in het jaar waarin een belastingplichtige of zijn (toenmalige) fiscale partner voor het eerst recht had op de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, de zogenoemde Hillen-aftrek.

Omdat in het eerste jaar dat er recht op Hillen-aftrek bestaat voor dat jaar bevriezing van de voor dat jaar geldende eigenwoningwaarde geen effect heeft, blijft bevriezing in dat jaar achterwege. Dit betekent dat als een belastingplichtige of zijn fiscale partner in 2019 voor het eerst recht heeft op Hillen-aftrek, in dat jaar de voor dat jaar geldende eigenwoningwaarde wordt gehanteerd en in 2020 en latere jaren in afwijking van de voor 2020 of een later jaar geldende eigenwoningwaarde de eigenwoningwaarde voor het jaar 2019 wordt gehanteerd. De bevriezing van de eigenwoningwaarde geldt per woning. Wanneer een belastingplichtige op enig moment verhuist naar een andere eigen woning gaat als uitgangspunt de eigenwoningwaarde voor die andere eigen woning gelden. Als de belastingplichtige of zijn fiscale partner in het jaar van verhuizing nog steeds recht heeft op de Hillen-aftrek wordt voor dat jaar de WOZ-waarde van de nieuwe eigen woning gehanteerd en geldt deze WOZ-waarde ook voor de daaropvolgende jaren waarin de belastingplichtige in de woning woont. Heeft de belastingplichtige of zijn fiscale partner door de verhuizing geen recht op Hillen-aftrek meer, dan vindt er (tijdelijk) geen bevriezing van de eigenwoningwaarde plaats en wordt steeds de voor het betreffende jaar geldende eigenwoningwaarde gehanteerd. Als in enig jaar wel weer recht op Hillen-aftrek ontstaat dan wordt voor dat jaar en de daaropvolgende jaren waarin de belastingplichtige in die woning woont de eigenwoningwaarde bevroren op de eigenwoningwaarde van dat jaar.

Er is een overgangsbepaling opgenomen voor de belastingplichtige die zelf, of van wie de fiscale partner, reeds in 2018 recht heeft op de Hillen-aftrek. Voor deze belastingplichtige en zijn fiscale partner geldt dat de vanaf het jaar 2019 te hanteren eigenwoningwaarde wordt bevroren op de eigenwoningwaarde die op 31 december 2018 geldt voor de woning die op dat moment de eigen woning is.

De budgettaire derving die samenhangt met dit amendement bedraagt € 446 miljoen en wordt gedekt door op het bedrag van de arbeidskorting vanaf 2019 96% in plaats van 100% van de inflatiecorrectie toe te passen. Vanaf 2049 wordt op het bedrag van de arbeidskorting weer 100% van de inflatiecorrectie toegepast.

Van Rooijen

Naar boven