34 810 Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het inrichten van een fonds voor niet verhaalbare noodzakelijke kosten voor de continuïteit en kwaliteit van protocollen en voor de vergoeding van de kosten voor toezicht en tuchtrechtspraak

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 22 maart 2018

1. Hoofdpunten wetsvoorstel

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de in het verslag aan het woord zijnde fracties. Er is inbreng geleverd door de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en SP. Op de gestelde vragen en opmerkingen ga ik graag in. Hierbij houd ik zoveel mogelijk de indeling en de volgorde van het verslag aan, met dien verstande dat vergelijkbare vragen waar mogelijk bij de beantwoording samengenomen zijn. De vragen zijn op de volgorde van het verslag genummerd. Deze nummering staat tussen haakjes vermeld.

De leden van de CDA-fractie geven aan dat zij zijn te spreken over de mate waarin de sector is betrokken bij de totstandkoming van het wetsvoorstel. Er is inderdaad intensief overleg gevoerd met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). De KNB is duidelijk voorstander van dit wetsvoorstel en hecht er veel belang aan, zoals ook blijkt uit haar brief van 21 november 2017 aan uw Kamer. Problemen rond de kosten die gemoeid kunnen zijn met het op orde brengen van protocollen, hebben tot de constatering geleid dat voor protocollen uit het bestaande wettelijk stelsel onvoldoende blijkt wie hiervoor de eindverantwoordelijkheid moet dragen. De discussie daarover wordt met dit wetsvoorstel beslecht en ik waardeer het dat de KNB zo uitvoerig haar steun voor het wetsvoorstel aan uw Kamer heeft laten blijken. Dit ook in antwoord op de vraag (22) van de leden van de SP-fractie naar aanleiding van de genoemde brief. Deze vraag raakt de kern van het wetsvoorstel: geschillen over verantwoordelijkheid voor noodzakelijke kosten als gevolg van problemen met een protocol, moeten niet in de weg staan aan een goede en tijdige belegging van een protocol van een notaris die defungeert. Het belangrijkste doel van het wetsvoorstel is, zoals ook door de leden van de D66-fractie wordt benadrukt, om met de inrichting van een wettelijk fonds de goede ambtsbediening door notarissen te bevorderen en daarmee het maatschappelijk vertrouwen in het notariaat te verstevigen. Het fonds kan tevens bijdragen aan een effectieve inning van de bijdrage van de beroepsorganisatie in de kosten van toezicht en tuchtrecht. Er zijn door verschillende fracties vragen over de doorberekening van deze kosten gesteld. Bij de beantwoording hiervan wordt een aantal keer verwezen naar hetgeen hierover is gezegd bij de behandeling van het voorstel voor de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen.1 Deze wet is op 1 januari 2018 in werking getreden.

2. Kwaliteitsfonds

(1) De leden van de CDA-fractie vragen naar het aantal notarissen dat uit het ambt is ontslagen als gevolg van, al dan niet financiële, problemen en in hoeverre hierbij sprake is van een toename. Hoewel het in totaal niet om grote aantallen per jaar gaat, is er wel sprake van een duidelijke toename. In de periode 2015–2017 zijn in totaal 12 notarissen door de tuchtrechter uit het ambt ontzet. In de jaren vóór 2015 zat het gemiddelde van ontzettingen op één per jaar. (4) Ook vragen de leden van de CDA-fractie hoe vaak het voor komt dat een notaris tekorten op de derdenrekening niet kan aanvullen en om welke bedragen het jaarlijks gaat. Hier gaat het, zo heeft de KNB aangegeven om gemiddeld 1 à 2 gevallen per jaar. De KNB meldt daarbij op basis van de eerdere ervaringen met het Voorzieningenfonds in de afgelopen 10 jaar, dat er gemiddeld sprake is van een schadelast van € 650.000 euro per jaar voor tekorten op derdengeldrekeningen.

(2) De leden van de D66-fractie vragen of het wetsvoorstel kan worden aangevuld met de maatstaf tot vaststelling van de bijdrage die notarissen moeten leveren aan het kwaliteitsfonds. Deze maatstaf is bewust niet in het voorstel opgenomen. De verantwoordelijkheid tot vaststelling van de financiële bijdragen die notarissen moeten leveren voor de taken van hun beroepsorganisatie ligt op grond van de Wet op notarisambt (Wna) bij de KNB. De wettelijke taak van de KNB omvat mede de zorg voor de eer en het aanzien van het notarisambt. De KNB draagt, zo bepaalt artikel 87, eerste lid, van Wna, alle kosten die uit de uitvoering van de haar door de Wna opgedragen taken voortvloeien. In dit wetsvoorstel wordt de KNB, in aanvulling op reeds bestaande taken, opgedragen een financieel vangnet te creëren voor de noodzakelijke kosten om een protocol (het dossier van de door een notaris verleende akten) van een notaris op orde te brengen en tevens zekerheid te bieden voor tekorten op de wettelijk verplichte derdenrekening van de notaris. Met een dergelijk fonds wordt de goede notariële dienstverlening verder gegarandeerd. Er is in dit wetsvoorstel gekozen voor de verplichte instelling van een fonds, omdat het binnen de beroepsgroep niet mogelijk is gebleken om onverplicht tot het creëren de nodige financiële zekerheid over te gaan. Met het vaststellen van deze noodzaak heeft de regering echter niet willen regelen in welke mate de verschillende beroepsbeoefenaren moeten bijdragen. Deze bevoegdheid is aan het bestuur van de KNB gelaten. Hierbij is overwogen dat het bestuur het belang van de voldoende vulling van het fonds voor de beroepsgroep boven eventuele individuele ondernemersbelangen zal laten prevaleren en het beste zicht heeft op de wijze waarop de bijdragen redelijkerwijs moeten worden bepaald. Ik verwacht – de leden van de CDA-fractie vragen (6) hier naar – daarom ook geen onoverkomelijke problemen bij het opstellen van de voorwaarden en de vulling van het fonds ten gevolge van het (individuele) ondernemersbelang van de notaris.

(3) De leden van de SP-fractie willen weten hoe vaak notarissen weigeren een zwevend protocol te accepteren en waarom dit steeds vaker gebeurt. Wat gebeurt er op het moment dat een zwevend protocol niet wordt geaccepteerd, zo vragen deze leden. De laatste jaren was het soms erg moeilijk een opvolger of waarnemer bereid te vinden lastige protocollen over te nemen. Het is echter nog niet voorgekomen dat een zwevend protocol definitief is geweigerd en ook geen waarnemer kon worden gevonden. Het beheer van het protocol moet altijd bij een notaris worden belegd, het stelsel van de Wna voorziet hierin. Als het protocol niet aan een notaris kan worden overgedragen is het beheer van het protocol en de daaruit voorvloeiende notariële dienstverlening in het geding. Het kwaliteitsfonds beoogt deze situatie te voorkomen en continuïteit van de notariële dienstverlening te waarborgen. Toewijzing van het protocol aan een individuele beroepsbeoefenaar moet in enkele gevallen financieel kunnen worden ondersteund. Dit is in het belang van de gehele beroepsgroep en de cliënten van het notariaat.

(5) De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt omgegaan met notarissen die te kwader trouw tekorten op de derdenrekening laten ontstaan en of zij aansprakelijk worden gesteld voor de schade die hierdoor ontstaat. Voor deze situatie is reeds een regeling getroffen in de Wna. Artikel 25, derde lid, van de Wna stelt dat een notaris verplicht is een tekort in het saldo van de derdenrekening terstond aan te vullen, en dat hij ter zake daarvan persoonlijk aansprakelijk is, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) houdt steeds toezicht op de bewaringspositie van de derdengeldrekeningen en dient bij verwijtbare gebreken op grond van zijn handhavingsbeleid een klacht in bij de tuchtrechter. 2 Het is vaste lijn in de tuchtrechtspraak voor het notariaat dat een negatieve bewaringspositie dient te leiden tot een ontzetting uit het ambt, tenzij er omstandigheden zijn die tot een afwijking van dat standpunt kunnen leiden.3 Het uitgangspunt bij tekorten op de derdengeldrekening is – ook bij goeder trouw – zodoende altijd de individuele verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de notaris. Dit wordt met dit wetsvoorstel benadrukt door te codificeren dat elke notaris zijn ambt voor eigen rekening en risico uitoefent. Als een notaris echter geen verhaal meer biedt, moet het in te richten fonds hiervoor een oplossing bieden ten behoeve van de goede ambtsbedeling en de belangen van cliënten die daarmee zijn gemoeid.

(6) De leden van de SP-fractie vragen aan welke eisen een notaris moet voldoen om voor een uitkering uit het fonds in aanmerking te komen. Alleen notarissen die zijn aangewezen het protocol van een overleden, gedefungeerde of een zich buiten het arrondissement gevestigde notaris over te nemen, of als waarnemer op te treden, komen voor vergoeding van niet verhaalbare en noodzakelijke kosten voor een goede ambtsuitoefening in aanmerking. Te denken valt aan kosten die een waarnemer of opvolger moet maken om het protocol op orde te brengen, zoals het herstellen van gemaakte fouten door de voorganger en het wegwerken van achterstanden, bijvoorbeeld in het royeren van hypotheekakten. Bij tekorten op de derdenrekeningen behartigt de waarnemer tevens de belangen van cliënten, bijvoorbeeld door beslag in persoon te leggen bij de geschorste of ontzette notaris.

De voorwaarden voor uitkeringen uit het fonds in aanmerking te komen moeten in een door het bestuur van de KNB op te stellen reglement nader worden bepaald. Het voorgestelde artikel 88a, derde lid, draagt het bestuur van de KNB op een dergelijk reglement op te stellen

(7 en 8) De leden van de CDA-fractie vragen of al duidelijk is wat de omvang van het fonds zal zijn en hoe ervoor gezorgd wordt dat de verdere vulling van het fonds in de toekomst niet leidt tot flink hogere kosten bij de cliënten van de notarissen. (11) De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts, zo begrijp ik, welke kosten voor notarissen en gerechtsdeurwaarders op grond van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen worden doorberekend en hoe hoog die zijn en wat daar voor notarissen nog bij komt met de kosten voor het fonds op grond van deze wet. Zoals is aangegeven tijdens de parlementaire behandeling van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen, wordt er van uitgegaan dat de doorberekening leidt tot een kostenverhoging van ca. € 1.514 per lid van de KNB. Het is aan de KNB om een redelijk omslagstelsel voor de doorberekende kosten vast te stellen. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om deze kosten via het in te richten fonds bij de leden te innen. De omvang van het fonds moet in dat geval in ieder geval gelijk zijn aan de jaarlijkse kosten voor toezicht en tuchtrecht.

Daarnaast is de verwachting dat jaarlijks uit het kwaliteitsfonds gemiddeld € 700.000 moet worden geput voor vergoeding van de kosten die moeten worden gemaakt om protocollen weer op orde te brengen en cliënten te compenseren bij tekorten op de derdenrekening. De KNB is voornemens de door te berekenen kosten via een heffing op de akten bij de notarissen in rekening te brengen. Dat betekent dat notarissen die meer akten verlijden een hogere nota van de KNB ontvangen.

(12) De leden van de GroenLinks-fractie verzoeken de regering aan te geven in hoeverre deze kosten kunnen worden doorberekend aan consumenten. Deze leden vragen welke effecten dit zal hebben op de motivatie om hun private verhoudingen juridisch adequaat te regelen. De notaris mag de kosten die samenhangen met zijn ambtsuitoefening als ondernemer doorberekenen aan zijn cliënt. Het is aan de KNB om dit nader te reguleren. Uiteraard heeft de KNB hierbij oog voor het feit dat de heffing per akte niet drempelverhogend voor cliënten moet uitwerken. Dat is immers ook in het belang van het notariaat zelf.

Voor gerechtsdeurwaarders geldt dat op basis van de per 1 januari 2018 ingevoerde wet een kostenstijging werd verwacht van ca. € 1.618 per lid.4 Inmiddels kan ik melden dat de begrotingen voor 2018 van het BFT en de tuchtrechters zijn ingediend en dat op basis hiervan kan worden aangenomen dat de verwachte kostenverhoging in verband met toezicht en tuchtrecht voor notarissen een realistische inschatting was. Voor gerechtsdeurwaarders komen er op grond van dit wetsvoorstel geen verdere kosten bij, maar geldt wel dat vanwege met name een krimp in de beroepsgroep de door te berekenen kosten van toezicht en tuchtrecht per gerechtsdeurwaarder hoger zullen uitvallen dan voorzien.

(9) In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie waarom de beroepsgroep niet onverplicht tot het instellen en vullen van een fonds is gekomen, merk ik op dat het probleem waar de KNB zich zonder wettelijke borging voor gesteld ziet niet zo zeer het instellen van het fonds is, maar de mogelijkheid om dit met ledenbijdragen gevuld te krijgen en te houden. Zoals ook in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven, is het (individuele) ondernemersbelang van de notaris binnen de beroepsgroep een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Het bestuur van de KNB heeft dan ook aangegeven dat onderlinge solidariteit voor de langere termijn op dit punt niet vanzelfsprekend is. Dit betekent dat er een duidelijke taak moet liggen voor de publiekrechtelijke beroepsorganisatie waarbij het bestuur van de KNB de mogelijkheid heeft de leden tot vulling van het fonds te verplichten.

(10) De leden van de VVD-fractie vragen of niet reeds bij de totstandkoming van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen kon worden voorzien dat het inrichten van een fonds nuttig kan zijn. Het klopt dat tijdens de behandeling van het voorstel voor deze wet met de KNB reeds gesprekken zijn gevoerd over diens wens om de mogelijkheid te krijgen de kosten voor toezicht en tuchtrecht via een fonds te voldoen. Voor de regering stond de noodzaak hiertoe echter niet aanstonds vast. Ondertussen is sinds in ieder geval 2015 duidelijk geworden dat aanvullende maatregelen die de continuïteit van de notariële dienstverlening waarborgen geboden zijn. De mogelijkheid van betaling van de kosten van toezicht en tuchtrecht via een fonds is in dit wetsvoorstel wat dat betreft aanvullend getroffen en niet de belangrijkste reden van dit voorstel.

3. Financiële gevolgen en administratieve lasten

(14) De leden van de VVD-fractie vragen of dit wetsvoorstel ook gevolgen heeft voor andere juridische beroepsgroepen, zoals de gerechtsdeurwaarders. Het is van belang goed onderscheid te maken tussen de kosten die voortvloeien uit dit wetsvoorstel en de kosten die aan de juridische beroepen worden doorberekend op grond van de op 1 januari 2018 in werking getreden Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen. Uit het onderhavige wetsvoorstel vloeien voor gerechtsdeurwaarders géén kosten voort. Dit wetsvoorstel wijzigt niets voor deze beroepsgroep. Het voorziene kwaliteitsfonds voor het notariaat dient primair als vangnet voor de financiering van bepaalde kosten die kunnen ontstaan bij de overname of waarneming van protocollen en ter dekking van tekorten op de derdenrekeningen van notarissen. Datzelfde fonds kan, de leden van de SP-fractie (20) vragen hier naar, door de KNB worden gebruikt om te voorzien in de kosten voor toezicht en tuchtrecht. Het belangrijkste doel voor de instelling van het fonds is daarin echter niet gelegen. Dat neemt niet weg dat de KNB heeft verzocht om het voorstel zo in te richten dat het daarvoor ook kan worden gebruikt. Aan deze wens is tegemoet gekomen.

Bij de gerechtsdeurwaarders speelt de problematiek van «probleemprotocollen» zoals in het notariaat niet. Dit ook in antwoord op de vragen (15, 17 en 23) van de leden van de fracties van VVD, CDA en SP die willen weten waarom in dit wetsvoorstel geen regeling voor gerechtsdeurwaarders is opgenomen over de doorberekening van het toezicht en het tuchtrecht en of de regering het mogelijk acht dat de gerechtsdeurwaarders ten gevolge van dit wetsvoorstel hogere kosten moeten maken en hoe die kosten mogelijk aan de klant worden doorberekend. In artikel 78, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet is bepaald dat bij verordening regels kunnen worden gesteld over de doorberekening aan haar leden van de kosten die de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) maakt in verband met de uitoefening van toezicht en tuchtrechtspraak. Een dergelijke verordening is nog niet in werking getreden, maar dit staat er niet aan in de weg dat de gerechtsdeurwaarders als ondernemers aan hun klanten kosten in rekening brengen waarvan zij redelijkerwijs weten dat zij die in het komende jaar zullen maken. Tussen gerechtsdeurwaarders en hun opdrachtgevers geldt marktwerking en vrije prijsvorming. Het is – zoals ook is toegelicht tijdens de parlementaire behandeling van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen – de verantwoordelijkheid van de beroepsorganisatie om te zorgen voor voldoende middelen om de kosten voor toezicht en tuchtrecht aan de Staat te voldoen. In antwoord op de vraag (13) van de leden van de GroenLinks-fractie naar de financiële gevolgen voor schuldenaren bij de doorberekening van kosten door de Staat aan de gerechtsdeurwaarders meld ik het volgende: In het algemeen geldt dat de kosten voor schuldenaren voor de inzet van een gerechtsdeurwaarders wettelijk gemaximaliseerd zijn in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. De kosten voor toezicht en tuchtrecht zijn hierin niet meegenomen. De gerechtsdeurwaarder kan deze kosten wel in rekening brengen aan zijn opdrachtgever. Van rechtstreekse financiële gevolgen voor de schuldenaar, ten gevolge van de wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen is dus geen sprake. (18) Naar aanleiding van de klacht van de KBvG dat gerechtsdeurwaarders gebonden zijn aan langlopende contracten met cliënten en daarom niet zomaar onverwachte kostenstijgingen kunnen verwerken, merk ik op dat het voorstel van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen is ingediend op 6 februari 2015, op 7 december 2016 tot wet is verheven en de inwerkintreding bovendien een jaar is uitgesteld. De beroepsorganisaties hebben zich mijns inziens voldoende kunnen voorbereiden op het feit dat zij over 2018 de kosten van toezicht en tuchtrecht aan de Staat moeten voldoen.

4. Consultatie

(19) De leden van de D66-fractie vragen of de gemaakte keuze in dit wetsvoorstel om de KNB de mogelijkheid te geven voor het voldoen van de kosten van de beroepsgroep aan de Staat voor het toezicht en tuchtrecht via een fonds volgens het principe van «gelijke monniken, gelijke kappen» ook maatgevend is voor de Advocatenwet en de Gerechtsdeurwaarderswet. Dat is niet het geval. Hoewel bij de wetgeving voor de juridische beroepen harmonisatie als uitgangspunt geldt, is hier een regeling getroffen die alleen voor het notariaat geldt. De KNB heeft tijdens de parlementaire behandeling van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen duidelijk gemaakt dat het haar voorkeur heeft de verschuldigde kosten te voldoen via een fonds. De toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft hierop aangegeven dat deze wens in samenspraak met de KNB in een apart wetsvoorstel wordt uitgewerkt.5 Uiteraard zijn de Nederlandse orde van advocaten en de KBvG over de mogelijkheden van een fonds voor hun organisaties en het uiteindelijke wetsvoorstel geconsulteerd. Zij hebben aangegeven zelf geen behoefte te hebben aan een bijzondere voorziening in de vorm van een fonds en zullen aan de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen uitvoering moeten geven door middel van een hun leden bindende verordening tot betaling van een bijdrage aan de kosten.

(21) De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de toevoeging «in ieder geval» in het voorgestelde artikel 88a, eerste lid, betekent dat de KNB de vrijheid heeft om ook voor andere zaken een bijdrage te vragen aan de beroepsgroep. De toevoeging «in ieder geval» is bedoeld om duidelijk te maken dat er ruimte is om de kosten van toezicht en tuchtrecht via het fonds te voldoen. De grondslag voor het heffen van een bijdrage voor deze kosten van de leden van de KNB ligt echter niet in artikel 88a Wna, maar in het nieuw voorgestelde artikel 87, tweede lid. De KNB kan geen andere bijdragen heffen dan in de wet zijn opgenomen. Daarbij geldt dan wel de algemene regel uit artikel 87, eerste lid, van de Wna, waarin is bepaald dat ter dekking van alle kosten die voortvloeien uit de uitvoering van de aan de KNB door de wet opgedragen taken, zij van haar leden jaarlijks bijdragen kan heffen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken 34 145 en Stb. 2016, 500.

X Noot
2

Gepubliceerd in Stct. 2016, nr. 65892.

X Noot
3

Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:TNORAMS:2016:32 (Kamer voor het notariaat Amsterdam, beslissing van 13 oktober 2016 in de zaak met nummer 598711/NT 15-89 OJ).

X Noot
4

Kamerstukken I, 2015/16, 34 415, C, p. 4.

X Noot
5

Handelingen I, 2016/2017 nr. 9-5, p. 9–10.

Naar boven