34 808 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141), alsmede in verband met de uitvoering van verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PbEU 2015, L 141) (Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn)

E NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN1

Vastgesteld 4 juni 2018

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Implementatie vierde anti-witwasrichtlijn (34.808) en de memorie van antwoord. Zij hebben hierover de volgende vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de gedeeltelijke beantwoording van haar vragen. Zij stellen de beantwoording van enkele essentiële vragen zeer op prijs.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben naar aanleiding hiervan nog een vraag aan de regering.

Hoofdpunten van het wetsvoorstel

Cliëntenonderzoek

De leden van de fractie van D66 lezen in de memorie van antwoord dat onder andere banken voor het verrichten van een incidentele transactie voor een politiek prominent persoon toestemming moeten hebben van een lid van het hoger leidinggevend personeel (senior management). Deze leden vragen of het hierbij gaat om zowel ontvangsten als betalingen van 15.000 euro of meer. Ook vragen zij of er eenmalig dan wel telkens opnieuw toestemming voor incidentele transacties gevraagd moet worden aan het senior management, en of deze toestemming op dezelfde wijze noodzakelijk is voor familieleden en naasten van politiek prominenten. Verder vragen de leden van de fractie van D66 of deze toestemming een handtekening van het senior management vergt en of dit betekent dat het senior management zich persoonlijk in deze transacties moet verdiepen.

Het verplichte onderzoek naar incidentele transacties van politiek prominenten omvat ook het doel van de transactie, zo constateren de leden van de fractie van D66. Deze leden vragen welke soorten doelen hier worden onderscheiden, en of dit ook betekent dat politiek prominente personen en hun naasten bij het opnemen van een (groot) contant bedrag moeten aangeven wat zij daarmee gaan doen.

Deze leden vragen of het klopt dat het minimumbedrag in de Wwft en het Uitvoeringsbesluit Wwft 2008 is verhoogd van 15.000 naar 25.000 euro omdat in de praktijk verdachte zaken het laatstgenoemde bedrag te boven gaan, en dat de administratieve lasten daardoor aanzienlijk zijn gedaald. Zo ja, hoe beoordeelt de regering de grens van 15.000 euro in het voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de fractie van de PVV menen dat – ondanks nadrukkelijke vragen in die richting – tot nog toe door de regering op geen enkele wijze duidelijk of zelfs maar aannemelijk is gemaakt waarom de focus van de wet Nederlandse politiek prominente personen (ppp’s) betreft. Is er enige, ook maar enigszins aannemelijke, aanwijzing dat hier, in tegenstelling tot bij talloze andere risicogroepen die men zou kunnen benoemen, sprake is van een verhoogd risico op witwassen? Waarom, zo vragen de leden van de PVV-fractie, ligt de focus niet op bijvoorbeeld mensen met een dubbel paspoort of bijvoorbeeld op mensen die al een veroordeling op dit gebied hebben?

Als bij invoering van deze wet een ppp naar beste vermogen zijn gegevens aan een bank heeft overlegd en de betreffende bank vindt dat naar haar overtuiging in redelijkheid onvoldoende, wiens redelijkheid geldt dan, zo vragen de leden van de PVV-fractie aan de regering. Wat kan de ppp anders doen dan een klacht indienen bij het Klachteninstituut financiële dienstverlening (Kifid), waarop de reactie per definitie veel te laat zal komen? Komt er een fonds voor ppp’s die op deze wijze onterecht in de goot belanden, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van antwoord dat op hun vraag welke feiten ten grondslag liggen aan de veronderstelling dat de genoemde groepen personen met een prominente publieke functie en hun familieleden een hoog risico vormen met betrekking tot witwassen van geld en het financieren van terrorisme, de regering antwoordt dat dit zo in internationale afspraken is vastgelegd. Deze leden zijn van mening dat dit geen adequaat antwoord is. Het gaat hier over Nederlandse wetgeving en daarom willen deze leden weten welke feiten ten grondslag liggen aan de veronderstelling dat er bij deze Nederlandse functionarissen en hun familieleden een verhoogd risico op witwassen of het financieren van terrorisme is. Zijn er voorbeelden bekend dat mensen uit deze groepen betrokken waren bij een van deze misdaden? Daarbij wijzen deze leden erop dat het hier niet gaat om corruptie in het algemeen, maar specifiek om de genoemde twee vormen.

Gevolgen van het wetsvoorstel

De leden van de fractie van D66 vragen naar de verwachte kosten voor (onder andere) banken in verband met de voornoemde vereiste goedkeuring van transacties. Zij vragen aan de regering of deze kosten aan de politiek prominenten en hun familieleden of naasten mogen worden doorberekend, en of banken politiek prominenten mogen weigeren vanwege de hogere kosten die zij voor hen moeten maken.

Verder vragen de leden van de D66-fractie of de vereiste toestemming ertoe kan leiden dat transacties van politiek prominenten vertraging kunnen oplopen. Zij geven als voorbeeld de telefonische overboeking naar de notaris op de dag van het tekenen van de leveringsakte van een koopwoning, of het verrichten van beleggingstransacties. Betekent het voorgestelde toestemmingsvereiste dat er een tempoverschil ontstaat tussen beleggingshandelingen van vrije-handrekeningen en overige rekeningen van politiek prominenten?

De leden van de fractie van de PVV verwijzen naar een artikel in de Volkskrant van 8 mei 20182, waarin enkele banken al aankondigen geen Nederlandse politici meer als klant te accepteren omdat er door deze wet te veel werk aan zit en te veel risico is mochten ze fouten maken. Ook de spaarbankdochter van ABN Amro, Moneyou, weigert om die reden politici en hun familieleden als klant. Kan de regering garanderen dat ppp’s straks überhaupt nog bij meer dan één bank kunnen bankieren?

Consultatie

Begrips- en reikwijdtebepalingen

Uit de categorie niet beantwoorde vragen van de leden van de PVV-fractie wensen deze leden nogmaals de volgende vraag te stellen aan de regering. Welke specifieke groepen personen of bedrijven behoren tot dezelfde of zwaardere risicoklasse als genoemde ppp’s en hebben dientengevolge een vergelijkbaar formulier, zoals door de SNS Bank verstuurd, toegezonden gekregen?

Artikelgewijze toelichting

H

De leden van de fractie van D66 lezen dat artikel 8 lid 8 van het wetsvoorstel bepaalt dat de maatregelen van lid 5 tot en met lid 7 van artikel 8 ook betrekking hebben op familieleden en naaste geassocieerden van politiek prominente personen. Deze leden vragen om een nadere toelichting op wie in het kader van dit voorstel tot de familieleden en naasten van de politiek prominente persoon behoren, wat hiervan de privacy-implicaties zijn, en hoe de regering in dit kader de proportionaliteit beoordeelt.

De aan het woord zijnde leden constateren dat in overweging 42 van de vierde anti-witwasrichtlijn wordt genoemd dat het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering door alle lidstaten als een zwaarwegend belang wordt erkend. Deze leden onderkennen dit belang, maar de maatregelen als bepaald in artikel 8 lid 8 van het wetsvoorstel zijn volgens de aan het woord zijnde leden zeer ingrijpend. Bovendien bepaalt artikel 8 lid 8 dat de maatregelen van lid 5 tot en met lid 7 van artikel 8 ook betrekking hebben op familieleden en naaste geassocieerden van politiek prominente personen. Kan de regering nader onderbouwen waarom zij de bepaling proportioneel acht?

Overig

De leden van de D66-fractie constateren dat een wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn reeds is aangenomen in het Europees Parlement ten behoeve van het bestrijden van witwasactiviteiten middels virtuele valuta gebaseerd op blockchaintechnologie. Zij vragen of het klopt dat in deze wijziging van de richtlijn wordt bepaald dat «custodian wallet providers» cliëntenonderzoek dienen te verrichten wanneer virtuele valuta worden verruild tegen reguliere valuta. Acht de regering deze voorgestelde wijziging van de richtlijn voldoende ter bestrijding van witwasactiviteiten van virtuele valuta, voor zover deze virtuele munten in toenemende mate gebruikt kunnen worden zonder omgewisseld te worden in reguliere valuta?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, De Grave

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), vac. (CDA) (vice-voorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Vac. (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA) (vice-voorzitter), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), Overbeek (SP)

X Noot
2

Y. Hofs, «Banken moeten corrupte politici en hun naasten opsporen, anti-witwaslijst verplicht», Volkskrant, 8 mei 2018.

Naar boven