34 801 Wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege het tijdelijk aanhouden van afgescheiden vermogens door fuserende bedrijfstakpensioenfondsen en regels voor fusie en splitsing (Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te regelen dat fuserende verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen tijdelijk afgescheiden vermogens kunnen aanhouden en dat pensioenfondsen de instemming van de toezichthouder nodig hebben voor fusie of splitsing;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In paragraaf 5.1 wordt na artikel 114 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 114a. Fusie of splitsing

  • 1. Een pensioenfonds dat over wil gaan tot fusie of splitsing, behoeft daarvoor de voorafgaande instemming van de toezichthouder. Verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen die voornemens zijn te fuseren en die na de fusie als verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds tijdelijk afgescheiden vermogens willen aanhouden als bedoeld in artikel 123a, behoeven daarvoor de voorafgaande instemming van de toezichthouder.

  • 2. Aan de instemming kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de belangen die deze wet beoogt te beschermen.

  • 3. De aanvraag van instemming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

  • 4. Verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen als bedoeld in het eerste lid, tweede zin, dienen naast de gegevens, bedoeld in het derde lid, bij de toezichthouder een fusieplan in dat is vastgesteld in overeenstemming met het georganiseerde bedrijfsleven dat de verplichtstellingen voor de bedrijfstakpensioenfondsen die willen fuseren heeft aangevraagd.

  • 5. In het fusieplan, bedoeld in het vierde lid, staat in ieder geval een:

    • a. motivering voor het aangaan van de fusie en de noodzaak tot het tijdelijk aanhouden van afgescheiden vermogens;

    • b. onderbouwing van de samenhang tussen de bedrijfstakken van de fuserende verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen;

    • c. toelichting op en onderbouwing van de wijze waarop in maximaal vijf jaar wordt overgegaan tot een financieel geheel; en

    • d. beschrijving van de bedrijfsvoering van het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds na de fusie en beschrijving van de wijze waarop wordt gesplitst in maximaal twee jaar indien overgang naar een financieel geheel niet slaagt.

  • 6. Een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds dat tijdelijk afgescheiden vermogens aanhoudt als bedoeld in artikel 123a, heeft na de fusie een verplichtgestelde werkingssfeer en, indien van toepassing, een vrijwillige werkingssfeer die gelijk zijn aan de verplichtgestelde werkingssferen en de vrijwillige werkingssferen van de gefuseerde bedrijfstakpensioenfondsen.

  • 7. De toezichthouder stemt in, tenzij het pensioenfonds niet voldoet aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald of de toezichthouder van oordeel is dat de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden onvoldoende zijn gewaarborgd.

  • 8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel over onder meer de procedure en het fusieplan.

B

Na artikel 123 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 123a. Fusie verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen

  • 1. In afwijking van artikel 123, eerste lid, kan een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds, dat is ontstaan door fusie van maximaal vijf verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen met ieder een beheerd vermogen van niet meer dan € 25 miljard en met samenhangende bedrijfstakken, tijdelijk, voor een periode van maximaal vijf jaar, een afgescheiden vermogen aanhouden voor iedere vermogenskring indien dit noodzakelijk is ter overbrugging van verschillen in dekkingsgraad.

  • 2. De werkingssfeer van een vermogenskring als bedoeld in het eerste lid, betreft de pensioenregelingen die voor de fusie waren ondergebracht bij een of bij een aantal van de maximaal vijf bij de fusie betrokken, verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen.

  • 3. De toezichthouder kan op aanvraag van het verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds, gedaan in overeenstemming met het georganiseerde bedrijfsleven dat de verplichtstelling voor het bedrijfstakpensioenfonds heeft aangevraagd, de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, eenmaal verlengen indien het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds aantoont in de periode van vijf jaar niet op verantwoorde wijze tot een financieel geheel te kunnen komen. De verlenging kan worden verleend voor maximaal:

    • a. een jaar, indien het verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds aantoont in dit jaar alsnog op verantwoorde wijze tot een financieel geheel te komen; of

    • b. twee jaar, indien dit nodig is om het verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds te splitsen.

  • 4. Een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds dat afgescheiden vermogens aanhoudt beschikt over voldoende fusievermogen.

  • 5. Een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds dat afgescheiden vermogens aanhoudt kan alleen een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die onder de niet verplichtgestelde werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt, indien ten aanzien van deze werkgever wordt voldaan aan de criteria, bedoeld in artikel 121, onderdeel a, b of c.

  • 6. Zolang een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds afgescheiden vermogens aanhoudt is hetgeen is bepaald bij of krachtens:

    • a. de artikelen 25, eerste lid, onderdeel j en k, 28, derde lid, en 125a, van overeenkomstige toepassing op ieder afgescheiden vermogen;

    • b. de artikelen 63b, vijfde lid, laatste zin, 80, tweede lid, laatste zin, 115, eerste, tweede, derde, zesde, achtste en negende lid, 115b, eerste, tweede en derde lid, 123, tweede, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor collectiviteitkring vermogenskring wordt gelezen; en

    • c. artikel 146, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel die onder meer betrekking hebben op de aanvraag voor de verlenging en het fusievermogen.

C

Artikel 125a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

D

In artikel 176, eerste lid, wordt «113, 115» vervangen door «113, 114a, 115» en wordt «120, eerste tot en met derde lid, 125» vervangen door «120, eerste tot en met derde lid, 123a, 125.

ARTIKEL II

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4a, negende lid, wordt «met betrekking tot de kosten» vervangen door: met betrekking tot dit artikel over onder meer de kosten.

B

Na artikel 113a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 113b. Fusie of splitsing

  • 1. Een beroepspensioenfonds dat over wil gaan tot fusie of splitsing, behoeft daarvoor de voorafgaande instemming van de toezichthouder.

  • 2. Aan de instemming kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de belangen die deze wet beoogt te beschermen.

  • 3. De aanvraag van instemming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

  • 4. De toezichthouder stemt in, tenzij het beroepspensioenfonds niet voldoet aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald of de toezichthouder van oordeel is dat de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden onvoldoende zijn gewaarborgd.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel over onder meer de procedure.

C

In artikel 171, eerste lid, wordt «113, 114» vervangen door: 113, 113b, 114.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL IV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven