34 793 Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met de opname van een taakomschrijving voor commissievoorzitters

Nr. 4 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Vastgesteld 8 november 2017

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om de gestelde vragen te beantwoorden en op de gemaakte opmerkingen in te gaan.

Inleiding

De leden van de fractie DENK hebben het voorstel met interesse bestudeerd en hebben enkele opmerkingen en vragen.

Algemeen

De leden van de fractie DENK vinden het belangrijk dat er in Nederland een transparante en rechtvaardige parlementaire democratie is en dat zoveel mogelijk politieke besluitvorming in alle openheid en eerlijkheid plaatsvindt.

Deze leden vragen waarom de commissie voor de werkwijze de Kamer bij dit voorstel heeft gevraagd een zogenaamd «blanco verslag» uit te brengen. Wat waren de overwegingen om dit te doen? Vindt de commissie dit nog steeds een verstandig verzoek of is het bij nader inzien wonderlijk om de Tweede Kamer juist als het over haar eigen werkwijze gaat te vragen om af te zien van opmerkingen en vragen?

De commissie voor de Werkwijze heeft in haar vergadering van 27 september jl. besloten het onderzoek en de behandeling van de conceptregeling in handen te stellen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Dit conform de gebruikelijke procedure ingeval de commissie voor de Werkwijze zelf een voorstel tot aanpassing van het Reglement initieert. De achterliggende gedachte hierbij is duidelijk; een andere dan de indienende commissie neemt het onderzoek en de behandeling van het voorstel ter hand, de Kamer wordt aldus maximaal de gelegenheid geboden tot het maken van opmerkingen en het stellen van vragen over de voorgestelde regeling.

Zoals te doen gebruikelijk bij regelingen, en in voorkomende gevallen ook wetsvoorstellen, die in omvang en reikwijdte eenvoudig zijn, slechts technische aanpassingen behelzen, dan wel eerder in andere gremia (bijvoorbeeld het presidium) aan de orde zijn geweest, is bij de bespreking van de behandeling van de conceptregeling door de commissie van Binnenlandse Zaken van ambtelijke zijde in overweging gegeven een blanco verslag uit te brengen. In de noot op de agenda van de procedurevergadering is daarbij abusievelijk een relatie gelegd met de indiener van de regeling, te weten de commissie voor de Werkwijze.

Tijdens de procedurevergadering van 5 oktober jl. heeft de commissie Binnenlandse Zaken besloten in principe een blanco verslag uit te brengen. Zoals gebruikelijk worden fracties vervolgens, alvorens het blanco verslag daadwerkelijk wordt vastgesteld, gedurende korte tijd (minimaal één week) de gelegenheid gegeven inbreng te leveren. Op basis hiervan is de inbrengdatum voor het verslag over de conceptregeling door de commissie Binnenlandse Zaken vastgesteld op donderdag 26 oktober, 14.00 uur.

De leden van de fractie DENK zouden bij het takenpakket van de commissievoorzitters graag expliciet vermeld zien dat de voorzitters er verantwoordelijk voor zijn dat commissieleden op een gelijke manier worden behandeld, en dat willekeur te alle tijde dient te worden voorkomen zodat bijvoorbeeld het betoog van het ene lid niet wordt beperkt terwijl een ander lid wel de ruimte kreeg om extra te spreken. Staat de commissie open voor zo’n clausule van gelijke behandeling of is zij bereid deze zelf toe te voegen, aangezien een dergelijke passage op dit moment in het Reglement van Orde ontbreekt?

Artikel 36, lid 1 van het Reglement bepaalt dat alleen de leden van een commissie besluiten nemen. Het zijn dan ook de leden die, uiteraard binnen de kaders van het Reglement van Orde, op basis van deze bepaling afspraken maken over de interne werkwijze en procedures in de commissie, waaronder het vaststellen van de spreektijd per fractie voor een debat. In de voorliggende conceptregeling bepaalt lid e van artikel 26a expliciet dat de commissievoorzitter toeziet op de uitvoering van door de commissie genomen besluiten. Lid b van artikel 26 a bepaalt bovendien dat de commissievoorzitter belast is met de naleving van het Reglement van Orde. Daarmee biedt artikel 26a volgens de commissie voor de Werkwijze voldoende waarborgen om als lid in gesprek te kunnen gaan met een commissievoorzitter indien het lid meent dat niet gehandeld wordt op basis van door de commissie genomen besluiten dan wel wordt ingegaan tegen bepalingen uit het Reglement van Orde.

De leden van de fractie DENK lezen dat het een taak van de commissievoorzitter wordt om een jaarplan op te laten stellen. Deze leden zouden graag nadere uitleg krijgen over wat er met zo’n jaarplan wordt bedoeld.

De Kamer heeft, op basis van het rapport van de Klankbordgroep Versterking van de Kennis- en Onderzoeksfunctie van de Tweede Kamer «Kennis is macht» (KVKO, november 2016) bepaald dat Kamercommissies meer gestructureerd te werk gaan bij het bepalen van hun informatie- en kennisbehoefte, middels het opstellen van een jaarplanning. In deze jaarplanning (met een bijstelling halverwege) legt een commissie vast welke informatie of activiteiten nodig zijn om haar controlerende, wetgevende en agenderende taken goed in te vullen. Een belangrijke randvoorwaarde voor het succesvol werken aan de hand van een jaarplanning is actieve betrokkenheid van de leden zelf bij de te verrichten activiteiten.

Ook vragen deze leden wat de rol is van de commissieleden bij het opstellen van zo’n jaarplan. Kunnen de commissieleden bijvoorbeeld zelf suggesties voor onderdelen van het jaarplan doen? Kan een commissievoorzitter vervolgens in alle transparantie aangeven welke wensen wel en welke wensen niet zijn meegenomen en waarom?

Zoals bovenstaand aangegeven zijn het de leden van een commissie die voorstellen doen ten behoeve van het opstellen van het jaarplan en actief betrokken zijn bij de uitvoering van de activiteiten uit dit plan. Vanzelfsprekend denkt de integrale staf van een commissie in dit proces proactief mee en is beschikbaar voor het leveren van gewenste ondersteuning. Na vaststelling door de commissies zal het jaarplan, met daarin de geselecteerde onderwerpen inclusief de wijze van behandeling, openbaar worden gemaakt.

Voorts willen de leden van de fractie DENK weten of het mogelijk is de kleinere fracties tegemoet te komen door ze jaarlijks recht op (bijvoorbeeld) 2 onderzoekverzoeken te geven, zodat de versterking van de kennispositie van de Kamer niet alleen wordt vormgegeven door de grote partijen maar ook door de vaak interessante minderheidsvisies van de kleinere partijen.

Commissies krijgen, op basis van het rapport Kennis is Macht (zie eerder) uit wat nu nog het centraal beheerde Kennis- en onderzoeksbudget vormt, een budget voor eigen onderzoek, dat extern kan worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door een onderzoeksbureau of door de wetenschap. Commissies kunnen er ook voor kiezen dit budget in te zetten om tijdelijk extra inhoudelijke ondersteuning, bijvoorbeeld vanuit de wetenschap, aan de staf toe te voegen voor analyse of inhoudelijke ondersteuning op een specifiek onderwerp. Keuzes over de inzet van dit budget worden door commissies in de jaarplanning gemaakt. Dit is het moment waarop fracties hun voorstellen voor de aanwending van het onderzoeksbudget aan de commissie kenbaar kunnen maken.

Daarnaast zijn in het kader van de versterking van de kennis- en informatiepositie van leden en fracties de volgende processen in gang gezet:

  • Concentreren van de dienstverlening rondom commissies;

  • werken door commissies met meer gestructureerde werkwijze (jaarplan);

  • de dienstverlening aan leden dichtbij, integraal en herkenbaar organiseren;

  • regelmatig kwaliteit en tevredenheid meten;

  • regelmatig verbeteren van informatie- en kennisproducten.

Voorst vragen deze leden of het mogelijk is om niet alleen het jaarplan zelf te evalueren, maar ook het functioneren van de commissievoorzitter, analoog aan het jaarlijkse debat met de Kamervoorzitter over de zogenaamde «Raming». Is het niet logisch dat ook de commissievoorzitters eens per jaar kritisch, dan wel lovend, kunnen worden ondervraagd over hun functioneren?

Zoals aangegeven, maken de leden van een commissie afspraken over hun interne werkwijze en procedures, uiteraard binnen de kaders van het Reglement van Orde. Indien binnen commissies behoefte bestaat om, bijvoorbeeld jaarlijks, terug te kijken op de uitvoering van het jaarplan, de daarbij verrichte werkzaamheden en op het eigen functioneren, inclusief het optreden van de commissievoorzitter, kunnen zij daartoe, op voorstel van een of meer leden, besluiten.

De leden van de fractie DENK zouden eveneens graag zien dat de commissievoorzitters op een vergelijkbare manier als de Kamervoorzitter worden gekozen, dus met meer mogelijke kandidaten die allemaal in een brief en in een commissiedebat aangeven wat hun beweegredenen en voornemens zijn.

Artikel 26, lid 1 van het Reglement van Orde bepaalt dat, analoog aan de wijze waarop de Kamer haar Voorzitter kiest een, commissie uit haar midden een voorzitter kiest. Elk lid van een commissie kan zich voor deze functie verkiesbaar stellen en diens interesse, indien wenselijk, via een brief aan de commissie kenbaar maken. Indien commissies dat wensen kunnen zij ervoor kiezen de kandidaten zich middels een debat te laten presenteren. Het staat een lid van een commissie vrij een dergelijk procedurevoorstel voor het kiezen van een voorzitter in te brengen en voor te leggen aan de overige leden van de commissie.

Daarnaast willen de leden van DENK graag weten waar Kamerleden terecht kunnen als zij klachten over de Kamervoorzitter of over een commissievoorzitter hebben. Is het gezien de macht van de voorzitters (het ontnemen van het woord van democratisch gekozen volksvertegenwoordigers) niet van het allergrootste belang om bij klachten tot een goede en onafhankelijke en transparante klachtenafwikkeling te komen? De leden van DENK zien bij zo’n onafhankelijke klachtenafwikkeling ook mogelijkheden voor het bestuderen van beeldmateriaal (bijna alle Kamerdebatten worden immers uitgezonden en opgenomen), en ziet een voorbeeld bij het profvoetbal en de experimenten met een Video Assistent Referee.

Mocht een lid zich in een debat niet kunnen vinden in een beslissing van de Kamervoorzitter dan wel een commissievoorzitter, dan geeft artikel 56 van het Reglement van Orde hem of haar de mogelijkheid het woord te vragen over een persoonlijk feit of het woord te vragen over de orde.

Voorts kan ieder lid schriftelijk voorstellen om een of meer bepalingen van het Reglement te herzien (artikel 153). Voorstellen voor de aanpassing of verbetering van de interne werkwijze en procedures binnen een commissie, kunnen worden voorgelegd aan de leden van de betreffende commissie.

Ingeval van integriteitskwesties kent de Kamer sinds maart 2015 een vertrouwenspersoon tot wie leden zich kunnen wenden voor advies. Deze vertrouwenspersoon heeft een permanente aanstelling en is geen Kamerlid. De taak van de vertrouwenspersoon is te adviseren over integriteitskwesties in de brede zin van het woord, zoals over openbaarmaking van belangen, nevenfuncties, etc.

De commissie voor de Werkwijze meent op basis van het bovenstaande dat er voldoende mogelijkheden zijn voor leden om klachten en/of voorstellen tot verbetering van de werkwijze van de Kamer of commissies, aan de orde te kunnen stellen.

De voorzitter van de commissie, Arib

De griffier van de commissie, Franke

Naar boven