34 789 Wijziging van Wet op het financieel toezicht en de Wet op de economische delicten in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PbEU 2016, L 171) (Wet uitvoering verordening financiële benchmarks)

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 20 oktober 2017

De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Bartman

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wet uitvoering verordening financiële benchmarks. Deze leden hebben eerder het gesjoemel met LIBOR en EURIBOR (financiële benchmarks) sterk veroordeeld. Ook hebben zij hier eerder al een motie over ingediend. Het is goed dat er nu meer zaken worden geregeld voor de financiële benchmarks, teneinde problemen in de toekomst te voorkomen. Wat is het verschil tussen de nu voorliggende wet en hetgeen eerder is geregeld in de Wijzigingswet financiële markten 2015 via een nota van wijziging, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Wat is er ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de verordening, in bijvoorbeeld de triloog, aangepast? Wat was daarvan de reden? In hoeverre heeft dit de wetgeving complexer gemaakt dan nodig is?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Zij hebben vooralsnog geen verdere vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot uitvoering van de verordening financiële benchmarks en erkennen met de regering dat het nodig is de integriteit, de betrouwbaarheid en de geschiktheid van financiële benchmarks te verbeteren. Deze leden zien in dit wetsvoorstel dat er voornamelijk voorwaardenscheppende maatregelen genomen worden teneinde goed te kunnen handhaven, dat ondersteunen zij. De leden van de SP-fractie vragen hoe het mogelijk is, dat er voor beheerders van benchmarks zo weinig toezicht is geweest. Hoe kijkt de regering terug op het feit dat het mogelijk was om zonder vergunningplicht zulke belangrijke instrumenten te kunnen beheren en inhoudelijk te bepalen? Zijn er nog onderdelen binnen de financiële sector die sterker toezicht en een voorwaardenscheppend kader nodig hebben? De leden van de SP-fractie vragen de regering een uitgebreide toelichting te geven.

De leden van de SP-fractie missen het mededingingsrecht in het wetvoorstel en zij zullen voorstellen doen teneinde die op te nemen in de reikwijdte van de wet. Zij hopen op een positieve reactie van de regering.

2. De verordening financiële benchmarks

De leden van de VVD-fractie vragen welke ontwikkelingen de regering ziet in de deelname van partijen aan cruciale benchmarks? Wat is daarvan de oorzaak? Hoe draagt de voorliggende verordening daar positief of negatief aan bij? Waarom is het toepassingsbereik van de verordening zo breed? Wat is het verschil tussen benchmarks en indices? Welke negatieve gevolgen heeft c.q. kan de verordening en de wetswijziging hebben, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat een lichter regime voor op transactiedata gebaseerde benchmarks (zoals AEX) niet volstaat. Ook daarin is misbruik, unilateraal of gecoördineerd, goed mogelijk. Zij vragen de regering daarom bovenstaande suggesties zeker van toepassing te verklaren in dit «lichter regime». Kan de regering voorts expliciteren wat een cruciale benchmark is?

De leden van de SP-fractie vragen de regering dat wanneer benchmarks, de onderliggende markten, de contribuanten en de beheerders erg van elkaar verschillen, hoe de toezichthouder aan de juiste informatie komt.

3. Wijziging Nederlandse regelgeving

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) krijgt de bevoegdheid, personen de bevoegdheid te ontzeggen teneinde bepaalde functies in een beheerder van een benchmark te vervullen, merken de leden van de VVD-fractie op. Om welke functies gaat het en wanneer kan de AFM daartoe besluiten?

Klopt het, dat er feitelijk een verbod is op het gebruiken van een niet-geregistreerde benchmark in een financieel product, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen wanneer het Besluit uitvoering verordening financiële benchmarks ten behoeve van de wijzigingen in het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo) gereed is. Wat komt er in dat besluit te staan?

De leden van de VVD-fractie vragen voorts hoe het derden beleid eruit ziet. Wat is de inzet van de regering voor de afspraken met het Verenigd Koninkrijk als het gaat om dit onderwerp? Waar zijn de belangrijke financiële benchmarks in zijn algemeenheid «gevestigd» en in het bijzonder de financiële benchmarks als LIBOR en EURIBOR? Hoe gaat het als een financiële benchmark uit Hongkong hier ook gebruikt gaat worden? Welke regelgeving is daarop van toepassing?

Voor de leden van de SP-fractie telt het voorkomen van fraude en manipulatie zwaar, omdat de gevolgen voor de gehele economie groot zijn. Zij vragen de regering te erkennen dat bij de beruchte fraudezaken ook sprake was van kartelvorming. De Europese Commissie heeft immers een aantal banken vervolgd vanwege kartelvorming in de Libor-affaire. De leden van de SP-fractie missen in dit wetsvoorstel de erkenning van het risico op misbruik in de vorm van gecoördineerde prijsbepaling. Zodra met elkaar concurrerende ondernemingen samen prijzen bepalen en dat geldt veel breder dan dit bancaire geval, ligt het risico op de loer van coördinatie ten nadele van klanten – en uiteindelijk consumenten. De leden van de SP-fractie vragen de regering daarom de wet op twee punten aan te scherpen.

  • Kan in de vergunningseisen expliciet worden opgenomen dat de inrichting van de wijze waarop de benchmark tot stand komt zodanig wordt vormgegeven dat een zo klein mogelijk risico ontstaat op misbruik in samenspanning zoals bedoeld in artikel 6 MW?

  • Kan bij het toezicht op de naleving uitdrukkelijk ook toezicht op eventueel misbruik in samenspanning/kartelvorming zoals bedoeld in artikel 6 MW, worden opgenomen?

De leden van de SP-fractie gaan er dan vanuit dat de gedragscode van de beheerder onderdeel is van de vergunningsaanvraag. Zij vragen de regering om een expliciete vermelding. Hoe kan de regering de toezichthouder het doel van een benchmarkverklaring laten vaststellen in geval van onderlinge afspraken tussen partijen? De leden van de SP-fractie vragen de regering of de toezichthouder niet veeleer actief onderzoek moet doen naar de aard van de benchmark en de onderzoeksresultaten publiceren teneinde misbruik van de benchmark te voorkomen

De directe aanleiding voor dit wetsvoorstel en de Europese verordening zijn de grote rentemanipulaties zoals bij LIBOR en EURIBOR. De leden van de SP-fractie zien het als een positieve stap dat er mogelijkheden komen om personen tijdelijk uit hun functie te zetten. Zij vragen waarom dit tijdelijk is. Zijn er voor de regering ook situaties denkbaar waarbij geldt dat iemand een permanente uitsluiting van een functie krijgt? Deze leden hebben het in het verleden betreurd dat er enkel boetes zijn opgelegd en er geen strafvervolging heeft plaatsgevonden. Zij vragen de regering uiteen te zetten waarom boetes of hogere boetes zouden leiden tot minder misbruik van benchmarks? Welk wetenschappelijk bewijs is hiervoor?

Het opnemen van de vergunningsverplichtingen in de Wet economische delicten zien de leden van de SP-fractie als een logische stap. Kan de regering aangeven of zij een voorkeur heeft voor bestuursrechtelijke of strafrechtelijke vervolging en hoe zij de samenwerking van het OM en de AFM ziet? Gaan zij in de toekomst samen afstemmen hoe de vervolging gaat verlopen en welke criteria wegen mee om te voorkomen dat er bijvoorbeeld geen strafvervolging meer mogelijk is als er al bestuursrechtelijk is opgetreden? Erkent de regering dat er situaties zijn waarin strafvervolging de voorkeur heeft boven bestuursrechtelijke boetes? Zo ja, in welke situaties? In welke mate moet het vertrouwen van de samenleving geschokt zijn om via het strafrecht op te treden? Kan de regering een overzicht geven van de capaciteit (in fte’s) bij het OM aangaande financiële delicten en het aantal zaken dat zij de afgelopen jaren heeft onderzocht en voor de rechter heeft gebracht?

4. Gevolgen voor het bedrijfsleven

De leden van de VVD-fractie merken op dat er geen additionele administratieve lasten of nalevingskosten zijn bovenop de verordening. Maar wat zijn de administratieve lasten of nalevingskosten van de verordening? Kan de Tweede Kamer te zijner tijd worden geïnformeerd ten aanzien van de vraag hoeveel partijen uiteindelijk een aanvraag doen? Zo nee, waarom niet? In hoeverre is het tarief van de AFM van 175 euro/uur marktconform? Waarop is dit tarief gebaseerd? Kan een onderbouwing van dit tarief worden gegeven, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

5. Consultatie

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er geen verduidelijking kan worden gegeven en wordt verwezen naar de Europese Commissie en ESMA, aangezien de AFM toch de toezichthouder in Nederland is en straks ook duidelijkheid moet kunnen verschaffen?

ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL IV

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de implementatiedatum van 1 januari 2018 nog haalbaar is. Wat zijn de gevolgen als de implementatiedatum niet wordt gehaald?

Naar boven