34 775 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2018

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 juli 2018

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft op 6 februari 2018 een brief gestuurd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat inzake de stand van zaken van de gerappelleerde toezeggingen aan de Eerste Kamer.

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving heeft op 25 juni 2018 verzocht om een spoedige reactie op het in februari 2018 verzonden toezeggingenrappel.

De Minister heeft op 5 juli 2018 gereageerd via twee separate brieven1.

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving2 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Den Haag, 6 februari 2018

De Eerste Kamer maakt halfjaarlijks de stand van zaken op ten aanzien van de toezeggingen die door de bewindspersonen aan deze Kamer zijn gedaan. In verband met het aantreden van het nieuwe kabinet maak ik graag van de gelegenheid gebruik om u – eenmalig – ter informatie een volledig overzicht aan te bieden van de openstaande of deels voldane toezeggingen die door uw ambtsvoorganger zijn gedaan. Ook toezeggingen met een onbepaalde termijn zijn in dit overzicht opgenomen.

Doordat de portefeuilles van de bewindspersonen bij het aantreden van het nieuwe kabinet opnieuw zijn vastgesteld, kan het voorkomen dat een toezegging niet correct is geadresseerd. Indien dit het geval is, verneemt de Kamer dit uiteraard graag.

Daarnaast treft u ter verificatie het gebruikelijke halfjaarlijkse overzicht aan van de openstaande en deels voldane toezeggingen waarvan de termijn op 1 januari 2018 is verstreken.

Beide overzichten, die deels samen kunnen vallen, zijn terug te vinden via de volgende links:

Teneinde een geactualiseerd overzicht aan de verantwoordelijke commissie(s) voor te kunnen leggen, verneemt de Kamer eventuele correcties en een prognose van de termijnen waarop de toezeggingen zullen worden nagekomen, graag vóór vrijdag 16 maart 2018. Deze prognose betreft daarbij voornamelijk de toezeggingen waarvan de deadline reeds is verstreken.

De Eerste Kamer tracht de toezeggingenregistratie zo actueel mogelijk te houden en is er derhalve bij gebaat als brieven, nota’s, wetsvoorstellen en dergelijke, waarin aan een toezegging aan de Eerste Kamer wordt voldaan, rechtstreeks naar deze Kamer worden gezonden, onder vermelding van het registratienummer.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Den Haag, 25 juni 2018

Bij brief van de Eerste Kamervoorzitter, d.d. 6 februari 2018, is u het gebruikelijke halfjaarlijkse rappel toezeggingen aangeboden. Daarbij is gevraagd vóór 16 maart 2018 eventuele correcties en een prognose van de termijnen waarop de toezeggingen zullen worden nagekomen, door te geven. Tot op heden heeft de Kamer formeel geen reactie op dit rappel mogen ontvangen. Dit verbaast de leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving des te meer, nu slechts twee toezeggingen waren gerappelleerd. Via ambtelijke weg is overigens wel een reactie gegeven op het rappel, namelijk per e-mail gericht aan de staf van de Eerste Kamergriffie. Dit is echter niet de gebruikelijke wijze van communiceren tussen de Eerste Kamer en bewindspersonen als het gaat om het beantwoorden van een toezeggingenrappel.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving verzoeken u uw reactie op het toezeggingenrappel dan ook zo spoedig mogelijk toe te sturen door middel van een brief gericht aan de Eerste Kamervoorzitter, mede gelet op het feit dat het volgende toezeggingenrappel (van juli 2018) binnen enkele weken verzonden zal worden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, J.E.A.M. Nooren

BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2018

Tijdens het debat met de Commissie voor Koninkrijksrelaties op 19 december 2011 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu toegezegd een financiële bijdrage te willen leveren aan de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland en aan de riolering op Bonaire. Hij heeft tevens toegezegd uw Kamer over de effecten van deze financiële bijdrage te informeren.

Naar aanleiding van deze toezegging is in overleg met de eilanden gekozen voor enerzijds subsidie op de drinkwatertarieven, anderzijds voor verbetering van de drinkwatervoorziening en de aansturing hiervan. Dit heeft mede vorm gekregen in de vorm van de Wet elektriciteit en drinkwater BES.

Nu de laatste 3 jaar een subsidie is verstrekt op de drinkwater tarieven, de wet in werking is getreden en er enige ervaring is opgedaan met de nieuwe structuur hecht ik eraan uw Kamer mee te nemen in mijn ervaringen.

Drinkwatervoorziening Caribisch Nederland

Een goede drinkwatervoorziening is van groot belang voor de volksgezondheid,

het welzijn en de welvaart van Caribisch Nederland. Door de geringe bevolkingsomvang, het ontbreken van grote zoetwatervoorraden en het insulaire karakter zijn de kosten voor de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland beduidend hoger dan in Europees Nederland.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet elektriciteit en drinkwater BES (1 juli 2016) is de governance van de drinkwatervoorziening weliswaar verbeterd, maar is er sprake van een onvoorziene sterke stijging van de drinkwatertarieven in Caribisch Nederland, onder andere door de stijgende elektriciteitstarieven. Deze sterke prijsstijging zet de toegankelijkheid tot de drinkwatervoorziening onder druk, met name voor kwetsbare kleinverbruikers. Voor de korte termijn is om deze reden subsidie beschikbaar gesteld om de drinkwatervoorziening voor eenieder in Caribisch Nederland zoveel mogelijk te borgen. Voor de toegankelijkheid tot de drinkwatervoorziening op de korte tot middellange termijn werk ik aan een beperkte reparatie van de Wet elektriciteit en drinkwater BES, gericht op verbetering van de samenhang, beheersbaarheid en governance in het kader van de kosten, tarieven en subsidie.

Inmiddels is de drinkwatervoorziening op Bonaire en op Saba aanzienlijk verbeterd, al blijven de tarieven een knelpunt. De drinkwaterproductie op Bonaire is gemoderniseerd, en het personeel is opgeleid om met moderne apparatuur te kunnen werken. Op Saba is door het openbaar lichaam en met subsidie van het Ministerie van IenW een drinkwatertransportleiding aangelegd van de waterfabriek in de haven naar de hoger gelegen dorpen. Voor de opslag zijn in deze dorpen drinkwateropslag bassins gebouwd. Hierdoor is ook in de droge periode voldoende drinkwater op Saba beschikbaar en tegelijkertijd is de prijs van het drinkwater gehalveerd.

Op Sint Eustatius loopt het eiland nog tegen achterstallig onderhoud van de drinkwatervoorziening aan, waardoor nog geen efficiencywinst gehaald kan worden.

Alles bij elkaar is – dankzij de inzet op de eilanden zelf, de subsidie die de afgelopen jaren is verstrekt en de investering in materiaal en opleiding – de drinkwaterkwaliteit en -kwantiteit van de voorziening op Caribisch Nederland aanzienlijk verbeterd. Ik zal me inspannen om de eilanden te faciliteren waar nodig is om drinkwater toegankelijk en betaalbaar te houden.

Riolering Bonaire

Jaarlijks bezoeken tienduizenden toeristen Bonaire vanwege de mooie koraalriffen en zijn een belangrijke bron van inkomsten voor het eiland. Deze toeristen zorgen in combinatie met de groeiende bevolking van Bonaire voor een toenemende hoeveelheid afvalwater, die jaar na jaar ongezuiverd op zee werd geloosd. Hierdoor is het koraal kwantitatief en kwalitatief sterk achteruitgegaan.

Om de achteruitgang van het koraal te stoppen is in 2010 met subsidie van de Europese Commissie en een aanvullende subsidie vanuit mijn ministerie gestart met de bouw van een rioleringssysteem en een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Sinds medio 2014 wordt het afvalwater gezuiverd, waarmee de lozing van ongezuiverd afvalwater in zee sterk is afgenomen en het koraal zich kan herstellen.

Aan de Europese subsidieverlening is de voorwaarde verbonden dat Bonaire een afvalwaterheffing invoert en daarnaast het gezuiverde afvalwater verkoopt voor irrigatie van (hotel)tuinen en landbouwgewassen. De ambitie is dat met deze inkomsten de exploitatie van de RWZI op den duur volledig gedekt kan worden. In de tussenliggende periode draag ik met een basissubsidie bij aan de exploitatie van de RWZI. Ik ben met Bonaire in gesprek over de invoering van de afvalwaterheffing.

Een afschrift van deze brief heb ik aan de voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2018

Bij deze beantwoord ik de vragen van de leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, zoals geformuleerd in uw brief met kenmerk 162471.03u, welke zij stellen naar aanleiding van mijn brief, d.d. 8 februari 2018, waarbij ik de Kamer het rapport van de Evaluatie Tarievenwet Commissie m.e.r. heb aangeboden en mijn brief, d.d. 13 april 2018, waarin ik de vragen van uw Kamer beantwoord zoals geformuleerd in brief met kenmerk 162471.02u. Tevens beantwoord ik bij deze de motie 34.287 (T02445 en T02446) van mevrouw Vos.

Op 8 februari 2018 heb ik u het rapport van de Evaluatie Tarievenwet Commissie m.e.r. toegestuurd. Ten behoeve van deze evaluatie is uitgebreid met de Commissie m.e.r. gesproken, onder meer over de (hoeveelheid) onafhankelijke toetsingen die gedaan zijn in het kader van project-MER’en. De resultaten van deze gesprekken zijn meegenomen in het evaluatierapport. Daarmee is tegemoet gekomen aan de motie van mevrouw Vos. De Commissie m.e.r. heeft daarnaast op 24 november 2017 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin zij onder meer aangeeft het beeld met betrekking tot de ontwikkeling van de kwaliteit van MER te herkennen. Ook gaat de Commissie m.e.r. in op de conclusie van het onderzoek dat het aantal adviesaanvragen terugloopt en de redenen daarvan, inclusief het effect van de tariefstelling waarvan de Commissie aangeeft dat die voor haar zeer herkenbaar is. Met deze brief geeft de Commissie m.e.r. haar oordeel over de (resultaten van de) evaluatie.

In motie nr. 34.287, T02446 verzoekt mevrouw Vos mijn voorganger om de periodieke evaluaties van de Omgevingswet en de Commissie voor de m.e.r. aan te passen zodat gevolgd kan worden hoe vaak en in welke gevallen een onafhankelijke toets door de Commissie voor de m.e.r. plaatsvindt. Na twee jaar zal geëvalueerd worden wat de effecten zijn van het niet langer verplicht stellen van een onafhankelijke kwaliteitstoets in geval van complexe projecten. Door het uitstel van de invoering van de Omgevingswet tot 1 januari 2021 is deze evaluatie op dit moment niet aan de orde. Desalniettemin is vooruitlopend op de invoering van de omgevingswet en deze specifieke evaluatievraag het bureau Ynformed gevraagd onderzoek te doen naar de karakteristieken van MER-plichtige projecten. Dit bureau is gevraagd een methodiek te ontwikkelen die dergelijke projecten middels machine learning technieken kan herkennen. Dat is nodig omdat bepaald moet worden welke complexe projecten in de huidige situatie wel MER-adviesplichtig geweest (zouden) zijn en dat in de nieuwe situatie niet zijn. Dergelijke projecten moeten getraceerd worden om de vragen te kunnen beantwoorden over (wenselijke) advisering door de Commissie m.e.r. Ynformed is tot de conclusie gekomen dat het praktisch onmogelijk is om met de huidige data dergelijke projecten te traceren. Als niet geïdentificeerd kan worden welke projecten in de oude situatie wel MER-adviesplichtig zouden zijn en in de nieuwe situatie niet, kan de vraag op deze wijze niet geëvalueerd worden. Uiteraard kan wel worden vastgesteld hoeveel complexe projecten een onafhankelijke kwaliteitstoets door de Commissie m.e.r. hebben laten doen.

Wellicht ten overvloede merk ik op dat het ontbreken van een MER-adviesplicht voor een project niet betekent dat er geen toereikend onderzoek wordt gedaan naar milieueffecten. Het houdt wel in dat het traject via de Commissie m.e.r. niet doorlopen hoeft te worden, op vrijwillige basis kan dat echter wel gebeuren. In geval er onenigheid bestaat over de kwaliteit van het MER is het daarbij uiteindelijk aan de bestuursrechter om zich hierover een oordeel te vormen.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen mij of ik hun conclusie deel dat een groter aantal milieueffectrapporten (hierna: MER’en) de procedure van politieke besluitvorming ingaat zonder onafhankelijke beoordeling door de Commissie, met het risico op een groeiend aantal, niet aan het licht gekomen, tekortkomingen.

Het is altijd mogelijk dat er tekortkomingen zijn in milieueffectrapporten die niet zijn beoordeeld door de Commissie en ik acht het mogelijk dat dit risico toeneemt door de toename van het aantal MER’en dat niet door de Commissie wordt getoetst. Echter, er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal MER’en dat niet wordt voorgelegd aan de Commissie en er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat een toenemend aantal projecten bij de bestuursrechter struikelt vanwege tekortkomingen in het MER.

Gebaseerd op de cijfers over de kwaliteit van de MER’en bij gemeenten, provincies en het Rijk concluderen de leden van de PvdA- en Groenlinks-fractie dat dit gegeven duidt op een structureel hoog kwaliteitstekort van MER’en gemaakt door gemeenten, hetgeen volgens hen dringend om een oplossing vraagt. Bovendien geven de leden van de genoemde fracties aan dat het percentage MER’en met onvoldoende informatie is gestegen. Hierbij is echter niet aangegeven of het hierbij gaat om kleine, middelgrote of grote tekortkomingen. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om te zorgen voor een goede MER, waar ik niet in wil treden. Er zijn geen aanwijzingen dat er een toename is in het aantal gemeentelijke projecten dat struikelt over de MER voor de rechter. Wel kunnen gemeenten en andere bevoegde gezagen – naast advisering door de Commissie m.e.r. tegen kostprijs – gebruik maken van de diensten en het advies van Infomil, welke door het Rijk bekostigd wordt.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie geven aan dat het aantal vrijwillige adviesaanvragen door gemeenten is afgenomen van achttien in 2015 en 2016 naar dertien in 2017. Zij zijn van mening dat dit duidt op voortzetting van de negatieve trend in het kader van de gewenste betrokkenheid van de Commissie. Gezien het geringe aantal vrijwillige adviezen waar het over gaat, waarbij niet duidelijk is of dat een eenmalige inzinking betreft of een structurele trend, is er op dit moment voor mij geen reden om maatregelen te nemen. Wel zal ik blijven volgen hoe de vrijwillige adviesaanvragen over MER’en zich over de tijd ontwikkelen en ingrijpen als blijkt dat op vrijwillige basis geen of weinig adviesaanvragen meer gedaan worden bij de Commissie en dit invloed heeft op de kwaliteit van de lokale of regionale besluitvorming.

Met betrekking tot de kosten van adviezen door de Commissie die gemeenten moeten betalen is het belangrijk te kijken naar de relatieve kosten van een MER ten opzichte van de totale kosten van een project dat voorligt. Voor kleine projecten betalen gemeenten het lage tarief, voor grotere projecten wordt het basistarief betaald. In verhouding tot de totale projectkosten behoort dit geen struikelblok te zijn voor gemeenten. Bovendien kunnen deze kosten verdisconteerd worden in de projectkosten en verhaald worden op de ontwikkelaar.

Met betrekking tot de uitwerking en het instrumentarium van en eventuele pilots voor de Omgevingswet staat mijn ministerie voor het onderdeel milieueffectrapportages in nauw contact het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Vanzelfsprekend wordt gekeken hoe de overgang van het huidige stelsel naar de Omgevingswet in 2021 op een goede wijze kan plaatsvinden. Tot de Omgevingswet in werking treedt, is het huidige stelsel van wet- en regelgeving van toepassing. Daarvoor ben ik verantwoordelijk. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is verantwoordelijk voor de Omgevingswet en daarmee ook voor pilots die gedaan worden in het kader van de Omgevingswet.

Ik ben het met de leden van de PvdA- en GroenLinks fractie eens dat het voor een stabiele bedrijfsvoering van organisaties wenselijk is om inzicht te hebben in de toekomstige vraag naar producten (in dit geval adviesaanvragen). Het is verstandig de komende jaren de ontwikkeling van de adviesvragen in de gaten te houden. Er is op dit moment geen aanleiding om aan te nemen dat de Commissie de komende jaren niet voldoende kritische massa behoudt. Nu ingrijpen zou voorbarig zijn, maar ik blijf wel in goed contact met de Commissie over de ontwikkeling van de adviesaanvragen de komende jaren en daarmee de robuustheid van de Commissie. Indien de robuustheid of de basisstructuur van de Commissie onzeker wordt, zal ik hierover in overleg met de Commissie treden.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Deze twee brieven zijn tevens afzonderlijk gepubliceerd als Brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (34 089 / 32 473, G) en als onderdeel van een verslag van een nader schriftelijk overleg (29 383, P).

X Noot
2

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Vos (GL), P. van Dijk (PVV), Atsma (CDA), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD) (vice-voorzitter), N.J.J. van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Nooren (PvdA) (voorzitter), Pijlman (D66), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV),Van der Sluijs (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA).

Naar boven