Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2018
Naar aanleiding van het verzoek van het lid Emiel van Dijk (PVV) gedaan tijdens het
ordedebat op 19 april jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 76, Regeling van Werkzaamheden),
ga ik in deze brief in op het bericht van de Telegraaf over een ongeval met een dienstpistool
bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB).
Ik wil onderstrepen dat veiligheid bij Defensie altijd voorop staat. Het ongelukkige
voorval in maart 2017 waarbij een militair van de Marechaussee zichzelf heeft getroffen,
heeft zich voorgedaan bij het in de holster plaatsen van het dienstpistool. Het schot
ging af omdat de knop van het aantrekkoord van de jas in de trekkerbeugel kwam. Gelukkig
maakt de betrokken militair het inmiddels weer goed.
Het dragen van dit type jas tijdens het schieten, is na dit voorval verboden. Het
uitgevaardigde verbod geldt zowel voor eigen aangeschafte (vergelijkbare) jassen als
voor de door Defensie verstrekte jassen. Van het voorval is bij de Inspectie SZW melding
gemaakt door de Koninklijke Marechaussee.
De Inspectie SZW heeft het Ministerie van Defensie geadviseerd om de persoonlijke
uitrusting, voor wat betreft de verstrekte jassen, nader te onderzoeken. Het Kleding-
en Persoonsgebonden Uitrusting Bedrijf (KPU) is een onderzoek gestart naar de toedracht
van het incident. Het betreffende type jas wordt vooralsnog niet meer door het KPU-bedrijf
verstrekt.
Op 20 april jl. zijn er door de PVV fractie schriftelijke vragen gesteld over dit
ongeval. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Justitie
en Veiligheid en ik zullen de antwoorden op deze vragen op een later moment aan uw
Kamer doen toekomen.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser