34 775 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018

Nr. 30 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2017

Allereerst wil ik benadrukken dat voor ongewenst gedrag geen plek is binnen de krijgsmacht. Alle medewerkers van Defensie – vrouwen, mannen, burgers en militairen – moeten hun werk in een veilige omgeving kunnen doen. Defensie heeft de plicht daarvoor zorg te dragen. Iedereen moet zich vrij voelen gedragingen en situaties te melden die niet in een veilige werkomgeving thuishoren. Defensie moet melders verwelkomen en slachtoffers ondersteunen. Hierbij moeten zij erop kunnen vertrouwen dat Defensie actie onderneemt bij meldingen en ontoelaatbaar gedrag bestraft. Ik zal niet schromen de daders van ernstige misdragingen te ontslaan. Hierover mag bij niemand twijfel bestaan.

Ik stel vast dat recente berichten over misdragingen en de wijze waarop Defensie met meldingen is omgegaan wel twijfel hebben doen ontstaan over die veilige werkomgeving. Om die reden heb ik besloten tot onafhankelijk extern onderzoek naar de wijze waarop invulling wordt gegeven aan die veilige omgeving en hoe deze verbeterd kan worden. Het onderzoek gaat hierbij in op de meldingsbereidheid, het meldingssysteem en de nazorg van slachtoffers. Dit onderzoek zal de komende maanden worden uitgevoerd. Indien blijkt dat het meldingssysteem niet optimaal functioneert, zal ik nadere maatregelen treffen, waarbij de mogelijkheid van een onafhankelijk meldpunt in de overwegingen zal worden betrokken. Ook laat ik een extern feitenonderzoek doen naar deze specifieke zaak. Hierna ga ik in op de door de vaste commissie voor Defensie genoemde punten.

In reactie op het schokkende relaas in de Volkskrant van 2 november jl., dat tevens de aanleiding is van het verzoek van de vaste commissie voor Defensie om deze brief, heb ik de beschreven gebeurtenissen defensie-onwaardig en onacceptabel genoemd. Dit geldt niet alleen in dit specifieke geval maar onder alle omstandigheden.

De commissie vraagt voorts of in dit geval de slachtoffers onder druk zijn gezet om te zwijgen. Laat ik voorop stellen dat het op geen enkele manier de bedoeling is medewerkers te beletten melding te maken of aangifte te doen van laakbaar gedrag of strafbare feiten.

De uitspraak van betrokken militairen dat zij niet met derden mochten spreken berust naar alle waarschijnlijkheid op de standaardformulering van het hoorverslag: «De onderzoekers hebben uitgelegd dat ik in het belang van de zuiverheid van het onderzoek en ter voorkoming van beïnvloeding en onrust geen enkele mededeling mag doen aan, of op enige wijze contact op mag/mogen nemen met derden en/of medewerkers van Defensie betreffende het onderzoek.» Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat de melders, de onderzochten en getuigen elkaar tijdens een onderzoek over en weer benaderen en beïnvloeden. Tijdens de hoorzitting heeft de onderzoekscommissie betrokkenen een toelichting gegeven op de gang van zaken rondom het onderzoek. Gelet op de onduidelijkheid die kan ontstaan, zullen de regels worden aangepast zodat er niet langer sprake kan zijn van misverstanden hierover.

De vaste commissie voor Defensie vraagt mij ook in te gaan op het feit dat bij het gesprek met de Commissie van Huishoudelijk Onderzoek een militair uit de betrokken compagnie zou hebben genotuleerd. De SG-aanwijzing A/989 stelt eisen aan de onderzoekers maar niet aan de notulist. Het was echter zonder meer beter geweest om een notulist van een andere eenheid in te schakelen. De SG-aanwijzing zal op dit punt worden aangepast om dit soort situaties voortaan te voorkomen.

Ten slotte verzocht de commissie mij in te gaan op het feit dat de Commissie van Huishoudelijk Onderzoek (CvHO) klachten over het zijn ondergeplast als «niet aannemelijk» zou hebben gekwalificeerd. De CvHO heeft een aantal incidenten onderzocht, waaronder het onder de douche over de melder heen urineren, als onderdeel van pestgedrag. De CvHO was van oordeel dat de verklaringen van de melders lijnrecht tegenover die van de andere groepsleden stonden, waardoor de CvHO tot het oordeel kwam dat het «niet aannemelijk» was dat er sprake was van structureel pestgedrag. Voor alle duidelijkheid: Ik acht dergelijk gedrag onacceptabel.

Tot slot

Onlangs heeft uw Kamer een beleidsreactie ontvangen op het OvV-rapport inzake Ossendrecht (bijlage bij Kamerstuk 34 775 X, nr. 16). De beleidsreactie inzake het ongeval in Kidal komt begin 2018. De commissie-Van der Veer is reeds begonnen met haar onderzoek. Dit onderzoek gaat vooral over de fysieke veiligheid. Het onafhankelijke externe onderzoek en het feitenonderzoek zijn meer gericht op de sociale veiligheid. Deze onderzoeken samen zullen de bouwstenen leveren voor de veilige werkomgeving.

Minister Bijleveld-Schouten en ik zullen in het eerste kwartaal van 2018 een samenhangend beeld schetsen van de bevindingen en de aanbevelingen in de genoemde onderzoeken. Wij zullen voorts uiteenzetten welke conclusies wij trekken en welke aanpak ons voor ogen staat.

Intussen heb ik de hoofden van de defensieonderdelen er op gewezen dat normoverschrijdend gedag niet wordt getolereerd en dat daar streng tegen wordt opgetreden.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

Naar boven