34 775 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018

Nr. 53 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DEN HUL

Ontvangen 28 november 2017

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Aan het opschrift wordt toegevoegd: en wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

II

In de beweegreden wordt na «van het Rijk behoren» ingevoegd: alsook dat het noodzakelijk is de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aan te passen teneinde te kunnen voorzien in dekking voor meer middelen voor werkdrukvermindering en salaris voor leraren in het voortgezet onderwijs.

III

Na artikel 3 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

In de Wet op de loonbelasting 1964 vervalt in artikel 31a, tweede lid, onderdeel e.

Artikel 3b

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12b, eerste volzin, wordt «7/H» vervangen door: 10/H.

B

In artikel 12be, eerste lid, onderdeel b, wordt 18/H vervangen door: 15/H.

IV

De begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 3 Voortgezet onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 700.000 (x € 1.000).

Toelichting

Ouders willen er zeker van zijn dat hun kind het beste onderwijs en voldoende aandacht in de klas krijgt. Leraren willen zich gewaardeerd voelen en moeten er zeker van zijn dat ze in de gelegenheid worden gesteld om dat onderwijs en die aandacht te leveren.

Teveel leraren staan nu onder te grote werkdruk, waarbij niet alleen het onderwijs maar ook het persoonlijk welzijn van veel leraren in het geding is. De salarispositie van leraren is o.a. door een jarenlange nullijn vanuit het kabinet Rutte I ook onder druk gezet. En dat terwijl er tekorten zijn en nog grotere tekorten aan leraren dreigen.

De kamer heeft eerder uitgesproken te streven naar een maximaal aantal lesuren van twintig per (fulltime) docent in het voortgezet onderwijs en acht dagdelen voor een fulltime docent in het primair onderwijs (motie Van Meenen / Ypma – kamerstuk 31 293-315). Daarvoor is het nodig om nu eerste stappen voor die lestaakverlaging te zetten. Ook de verbetering van de salarispositie is nodig; de eerste stap voor 270 mln. extra voor lerarensalarissen in het po op verzoek van de PvdA is een begin, evenals de 450 mln (vanaf 2021) voor werkdrukvermindering in het po.

De begroting OCW voor 2018 en het regeerakkoord voorzien echter niet in voldoende en meer middelen voor werkdrukvermindering en salaris, in zowel po als vo, ondanks een breed levende wens in de Kamer.

Dit amendement voegt daarom extra middelen toe om een significante extra stap te maken in het voortgezet onderwijs. Hiermee wordt aan leerlingen en ouders meer zekerheid voor het allerbeste onderwijs geboden en krijgen leraren meer waardering en verlaging van de werkdruk. De indiener laat het daarbij aan de leraren vanuit de betreffende onderwijssector om deze middelen zelf te prioriteren en verdelen via afspraken.

Van goed onderwijs voor onze kinderen en gewaardeerde leraren met ruimte en voldoende tijd worden we allemaal beter. Daarbij kiest de indiener met dit amendement voor mensen boven multinationals.

Van den Hul

Naar boven