34 775 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2018

Nr. 60 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2018

Bij brief van 8 maart 2018 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken mij verzocht om een reactie – en voor het AO democratische vernieuwing van 14 maart aanstaande – op het bericht dat de Amsterdamse initiatief- en referendumcommissie heeft geadviseerd dat er geen burgerraadpleging kan worden gehouden over de nieuwe burgemeester van Amsterdam. Graag voldoe ik aan dit verzoek.

De initiatief- en referendumcommissie onder voorzitterschap van prof. dr. W.J.M. Voermans, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden, is tot de conclusie gekomen dat de voorstellen van het volksinitiatief «Wij willen onze burgemeester kiezen!» in strijd zijn met de Gemeentewet, alsmede met de Verordening op het burgerinitiatief, het volksinitiatief en het referendum. Het college van burgemeester en wethouders heeft dit oordeel overgenomen en de gemeenteraad van Amsterdam daarover bij brief van 6 maart 2018 geïnformeerd. Het college wijst er daarbij op dat het de gemeenteraad vrij staat te bespreken op welke andere wijze de ingezetenen van Amsterdam kunnen worden betrokken bij de procedure om te komen tot een aanbeveling voor de benoeming van de burgemeester.

Artikel 131 van de Grondwet bepaalt dat de burgemeester bij koninklijk besluit wordt benoemd. Artikel 61 van de Gemeentewet geeft hier een uitwerking aan. De procedure is als volgt. De gemeenteraad stelt in overleg met de commissaris van de Koning een profielschets vast. Hierna stelt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de vacature open in de Staatscourant en kunnen alle Nederlanders solliciteren. De commissaris maakt een selectie van geschikte kandidaten, welke hij voorlegt aan de vertrouwenscommissie. De vertrouwenscommissie, welke is samengesteld door en uit de gemeenteraad, overlegt met de kandidaten; ook kan zij met andere dan de door de commissaris geselecteerde kandidaten spreken. De vertrouwenscommissie komt vervolgens met een advies aan de gemeenteraad, betreffende een conceptaanbeveling van twee kandidaten. Uiteindelijk is het de gemeenteraad die de aanbeveling vaststelt, met inbegrip van de volgorde van de kandidaten. Op de procedure rust geheimhouding; alleen de naam van de als eerste aanbevolen kandidaat wordt openbaar gemaakt (artikel 61c Gemeentewet). De Minister van BZK volgt in de voordracht tot benoeming aan de Koning in principe de volgorde van de aanbeveling van de raad, tenzij zwaarwegende gronden aanleiding tot afwijking geven. Daarbij moet gedacht worden aan een integriteitsprobleem – de AIVD en de Belastingdienst verrichten naslag op de voor te dragen kandidaat – en «kennelijke ongeschiktheid». Door de kwaliteitswaarborgen die in de procedure zijn ingebouwd, en dan met name de rol van de commissaris van de Koning (als rijksorgaan), komt het in de praktijk niet voor dat de Minister hoeft af te wijken. Daarmee is de voorkeur van de raad feitelijk doorslaggevend.

Van 2001 tot en met 2008 bestond de mogelijkheid dat de raad, voordat de aanbeveling werd vastgesteld, twee kandidaten in een raadplegend burgemeestersreferendum aan het oordeel van de kiezers kon voorleggen. Deze mogelijkheid is uiteindelijk met zeer brede steun van beide Kamers afgeschaft.1 Er is slechts acht keer van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, waarbij bovendien niet in alle gevallen aan de opkomstdrempel was voldaan en in twee gevallen twee kandidaten van dezelfde politieke partij het tegen elkaar opnamen. Bij de afschaffing is gemotiveerd dat de procedure in de Gemeentewet een uitputtende regeling is, en dat met het afschaffen van het raadplegend burgemeestersreferendum de wetgever heeft beoogd gemeenten geen autonome ruimte te laten om alsnog zelf hierin te voorzien. De profielschetsvergadering is de formele start van de wettelijke procedure. Vanaf dat moment geldt het kader van de Gemeentewet en is er geen ruimte voor lokale initiatieven. Het is om voornoemde redenen dat een burgemeestersreferendum thans wettelijk gezien niet mogelijk is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 31 393, nr. 3.

Naar boven