Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 januari 2018
Bij de regeling van werkzaamheden van 18 januari 2018 (Handelingen II 2017/18, nr.
41) heeft de Tweede Kamer verzocht om een brief over het bericht «Onthoofde pop achtergelaten
bij Emir Sultan Moskee in Noord»1. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
In de nacht van woensdag 17 op donderdag 18 januari 2018 is bij de islamitische stichting
Emir Sultan in Amsterdam Noord een onthoofde pop achtergelaten met daarbij een dreigbrief.
De stichting heeft aangifte gedaan. De politie deed los van de aangifte al onderzoek
vanwege de ernst van het incident.
Met grote afkeer heb ik kennisgenomen van deze gebeurtenis en de ondersteunende reacties
van onder andere een extreemrechtse groep op sociale media op deze gebeurtenis. Uit
strafrechtelijk onderzoek moet blijken wie bij deze actie betrokken is geweest. Dergelijke
gebeurtenissen hebben impact op de (lokale) moslimgemeenschap en daarbuiten.
De gebeurtenis in Amsterdam is opnieuw een voorbeeld van agressie tegen islamitische
instellingen in de vorm van intimidatie, bedreiging, bezettingen, vernielingen en/of
vandalisme. Rechts-extremistische dreiging – en de mogelijke escalatie daarvan – wordt
scherp in de gaten gehouden. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen voor een terroristische
geweldsdreiging van anti-islamitische, extreemrechts en rechts-extremistische groepen
tegen islamitische instellingen of personen in Nederland. Zoals gemeld in het Dreigingsbeeld
Terrorisme Nederland 46 van de NCTV zijn in het huidige klimaat gewelddadige acties
van gewelddadige eenlingen of kleine, snel geradicaliseerde groepen tegen islamitische
doelen niettemin voorstelbaar2.
Het kabinet zet in op het verkleinen van spanningen, de opsporing en vervolging van
daders van strafbare feiten, de veiligheid van moskeeën, de bestrijding van discriminatie
en de aanpak van rechts-extremisme. Daarom vind ik korte lijnen tussen gemeente, politie
en de islamitische gemeenschap van groot belang om incidenten snel te kunnen melden
en hier adequaat op te reageren. De reactie op de gebeurtenis binnen de gemeenschap
in Amsterdam en de contacten met gemeente en politie onderstrepen dat een goede samenwerking
op het gebied van veiligheid van moskeeën essentieel is. Ik vind het van groot belang
dat binnen alle gemeenten deze samenwerking proactief wordt aangegaan3.
Samen zetten we alles op alles om in de toekomst dit soort incidenten te voorkomen.
Discriminatie, intimidatie en bedreiging van groepen mensen moet te allen tijde hard
worden aangepakt.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus