Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2017
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken een reactie op de
brief van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. De vaste commissie verzocht
om een reactie op het bericht dat een Turkse journalist niet in staat zou zijn om
van Duitsland naar Amsterdam af te reizen in verband met een internationaal arrestatiebevel
uitgevaardigd door Turkije. Deze brief werd ingezonden op 25 oktober 2017.
Ik ben bekend met de berichtgeving over dhr. Dündar. Mij is op dit moment geen informatie
bekend waaruit blijkt dat tegen dhr. Dündar een internationaal aanhoudingsverzoek
is uitgevaardigd door de Turkse autoriteiten.
Het uitvaardigen van verzoeken via INTERPOL kanalen is aan voorwaarden verbonden die
onder meer zijn vastgelegd in de Constitutie van de organisatie. Een van de voorwaarden
is dat de INTERPOL organisatie, daarin begrepen haar leden, werkt in lijn met de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens, en niet bijdraagt aan de vervolging of bestraffing
van feiten van politieke, militaire, religieuze of raciale aard. Onder meer een onafhankelijke
commissie beoordeelt binnen INTERPOL of daarvan sprake is. Verzoeken tot signalering
van personen die zijn bedoeld voor het opsporen van verdachten wegens dergelijke feiten
mogen door het INTERPOL Secretariaat Generaal niet worden gehonoreerd. Wanneer een
dergelijk verzoek niettemin toch zou worden gehonoreerd, dan kan INTERPOL daar door
betrokkenen en de leden op worden gewezen met het verzoek om maatregelen te treffen.
Aan een buitenlands aanhoudingsverzoek of signalering dat Nederland via INTERPOL kanalen
bereikt, wordt niet automatisch gevolg gegeven: deze worden per geval zelfstandig
beoordeeld alvorens deze worden ingevoerd in het nationale opsporingsregister. Indien
er aanwijzingen zijn dat het gaat om een persoon die Nederland niet zal uitleveren,
wordt het verzoek niet geregistreerd en kan de persoon in kwestie ongehinderd Nederland
in- en uitreizen. Hiermee acht ik het voldoende gewaarborgd dat op Nederlands grondgebied
geen misbruik kan plaatsvinden van het INTERPOL-systeem.
Mocht een internationaal aanhoudingsverzoek worden uitgevaardigd door de Turkse autoriteiten,
dan zal deze door het INTERPOL Secretariaat Generaal en Nederland op zijn merites
worden beoordeeld met inachtneming van het hierboven uiteengezette afwegingskader
en de wettelijke vereisten.
Resolutie 2161 (2017) van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa wijst
op de mogelijkheid van misbruik van dit communicatiekanaal door de aangesloten landen,
door – kort gezegd – op valse gronden om de aanhouding van een persoon of om informatie
over een persoon te verzoeken.
De aan de lidstaten gerichte oproep tot waakzaamheid voor misbruik van de communicatiekanalen
en databases van INTERPOL, die de Parlementaire Assemblee in de resolutie heeft opgenomen,
onderschrijf ik volledig. Verder ligt het in de eerste plaats op de weg van het INTERPOL
Secretariaat Generaal om te reageren op de delen van de resolutie die gericht zijn
aan INTERPOL.
Graag wijs ik er op dat INTERPOL onder meer een beveiligd communicatiekanaal en andere
politiesamenwerkingsinstrumenten beschikbaar stelt voor nationale politiediensten,
maar zelf geen bevoegdheden uit kan oefenen in één van de aangesloten landen. Ik heb
reeds toegelicht dat in Nederland waakzaam wordt omgegaan met inkomende internationale
signaleringen of aanhoudingsverzoeken. Elk aangesloten land heeft een eigen toetsingskader
om op basis van een internationaal aanhoudingsverzoek of signalering al dan niet over
te gaan tot aanhouding van de gezochte persoon. Daarbij worden ook verplichtingen
voortvloeiend uit internationale mensenrechtenverdragen in acht genomen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus