34 775 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2018

Nr. 27 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 juli 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 13 maart 2018 inzake de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) subsidies (Kamerstuk 34 775 IX, nr. 17) en over de brief van 22 juni 2017 inzake het rapport interdepartementale beleidsonderzoek «IBO Subsidies: robuust en proportioneel» (Kamerstuk 34 550 IX, nr. 25).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Van Zuilen

1.

Bestaan er overzichten van alle subsidies die de centrale en lokale overheden verstreken? Zo nee, bent u voornemens dergelijke lijsten samen te stellen?

De subsidies die door de rijksoverheid worden verstrekt worden sinds 2014 openbaar gemaakt op https://www.rijksfinancien.nl/rijkssubsidies. Het Ministerie van Financiën coördineert de jaarlijkse aanlevering van data door de departementen. De departementen zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de dataset voor hun eigen begrotingshoofdstuk. Vanaf Verantwoordingsdag 2018 is de open dataset visueel gemaakt om de toegankelijkheid te vergroten.

Lokale overheden verantwoorden de subsidies via het jaarverslag. Veel gemeenten en provincies maken subsidieoverzichten vrijwillig openbaar.

2.

Kan een overzicht worden samengesteld van alle ontvangers van rijkssubsidies?

Dit overzicht wordt reeds sinds 2014 openbaar gemaakt op https://www.rijksfinancien.nl/rijkssubsidies. Vanaf verantwoordingsdag 2018 is dit overzicht ook visueel gemaakt, zodat het toegankelijker is geworden. Vanzelfsprekend gelden de beperkingen die op grond van de privacywetgeving hiervan op toepassing zijn.

3.

Kan zo helder mogelijk worden uitgelegd aan welke sectoren de meeste subsidies worden verstrekt?

In de open data voor Rijkssubsidies wordt een uitsplitsing gemaakt per begrotingshoofdstuk, per beleidsartikel en per subsidieregeling.

 

Sectoren waaraan de meeste subsidies worden verstrekt (2016);

afgemeten naar:

Begrotingsartikelen

Beleidsartikelen

Subsidieregelingen

1

XIII Ministerie van EZK

€ 1.639 miljoen

EZK, «Een doelmatige en duurzame energievoorziening»

€ 1.154 miljoen

EZK, SDE+

€ 614 miljoen

2

XVI Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

€ 1.083 miljoen

VWS, «Zorgbreed beleid»

€ 408 miljoen

BZ, Subsidieregeling BZ 2006

€ 613 miljoen

3

XVII het Ministerie van Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

€ 993 miljoen

EZK, «Een sterk innovatievermogen» € 351 miljoen.

VWS, Kaderregeling VWS-subsidies

€ 414 miljoen

4.

Kan het totaal aan subsidies dat door de rijksoverheid wordt verstrekt worden uitgesplitst per sector?

In de weergave van de open data voor Rijkssubsidies wordt een uitsplitsing gemaakt per begrotingshoofdstuk, per beleidsartikel en per subsidieregeling. Ook kan er op het niveau van de ontvanger worden gezocht naar partijen die subsidie krijgen en voor welk bedrag zij dat krijgen.

5.

Hoeveel subsidie wordt aan marktpartijen verstrekt?

6.

Hoeveel subsidie wordt ontvangen door multinationals?

8.

Welke tien non-profit organisaties hebben cumulatief de hoogste subsidies ontvangen van het Rijk in 2016?

9.

Welke tien organisaties met winstoogmerk hebben cumulatief de hoogste subsidies ontvangen van het Rijk in 2016?

In beginsel is het beleidsdoel dat wordt nagestreefd leidend, niet wie de ontvanger is. In de open data worden onderscheiden: de naam van het ministerie, de naam van het beleidsartikel, het artikelnummer, de naam van de ontvanger, het uitgekeerd bedrag subsidie per eindontvanger, het totaalbedrag voor de subsidieregeling en het totaalbedrag voor het beleidsartikel. Als de naam van de marktpartij/multinational/non-profit-organisatie/organisatie met winstoogmerk bekend is, dan kan in de open data worden gezocht of hieraan subsidie is betaald. Aangezien in de dataset deze kenmerken niet zijn geregistreerd kan hierop niet worden gefilterd.

Wel is het mogelijk om een algemeen overzicht te geven van de cumulatief grootste subsidieontvangers. Hieronder staan de 20 grootste ontvangers. In de top 10 staan vooral geaggregeerde gegevens onder een noemer met verwijzing naar «organisaties in de provincie». Ook RVO.nl, uitvoeringsorganisatie voor veel subsidieregelingen, staat hoog in deze lijst. Dit betreft bedragen die door RVO worden doorgezet als subsidie. Het betreft hier specifiek de subsidie voor de Regeling Praktijkleren van OCW.

 

Ontvanger

Bedrag

1

Organisatie in provincie Noord-Holland / Wind op Zee

€ 375.772.793

2

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

€ 188.451.000

3

Organisatie in provincie Groningen / Friesland / Drenthe / Overijssel

€ 96.253.942

4

Organisatie in provincie Flevoland

€ 85.851.837

5

Eurpean Space Agency (ESA)

€ 81.860.000

6

X1

€ 69.927.582

7

Organisatie in provincie Noord-Brabant

€ 67.819.804

8

Organisatie in provincie Noord-Brabant / Zeeland / Zuid-Holland

€ 59.979.876

9

ECN

€ 40.000.000

10

Organisatie in provincie Zuid-Holland

€ 39.199.241

11

STG NATIONAAL PROGRAMMA GRIEP

€ 36.582.000

12

IKNL

€ 35.303.511

13

Stichting NEF

€ 35.000.000

14

OXFAM NOVIB

€ 33.613.061

15

ROC Leiden

€ 32.522.000

16

NOC * NSF

€ 31.242.943

17

IDH THE SUSTAINABLE TRADE INITIATIVE

€ 30.877.981

18

Stichting TKI HTSM

€ 30.266.000

19

Energieonderzoek Centrum Nederland

€ 30.011.000

20

STG BEVOLKINGSONDERZOEK MIDDEN WEST

€ 29.239.671

X Noot
1

In de open data worden natuurlijke personen wegens privacy redenen met een X aangegeven. De subsidie aan natuurlijke personen is in dit overzicht gecumuleerd.

7.

Hoeveel subsidies worden door de rijksoverheid verstrekt en hoe groot is de gemiddelde subsidie?

Op basis van de open data voor 2016 is er door de rijksoverheid in totaal € 4.851.993.687 aan subsidies uitgegeven, opgedeeld in 23552 betalingen2. Op basis van deze gegevens was de gemiddelde betaling in 2016 € 206.012,–.

10.

Hoeveel subsidies worden door lokale overheden verstrekt en welk deel daarvan wordt verstrekt door provincies en gemeenten?

11.

Hoeveel subsidies (aantal en bedrag) zijn in 2016 verstrekt door provincies?

12.

Hoeveel subsidies (aantal en bedrag) zijn in 2016 verstrekt door gemeenten?

In het IBO onderzoek is op basis van CBS-cijfers voor 2014 vastgesteld dat het gaat om een totaalbedrag van zo’n € 2,5 miljard dat door provincies en gemeenten wordt verstrekt aan subsidies. Het gaat voor gemeenten om een bedrag van € 952 miljoen. De rest wordt verstrekt door provincies, gemeenschappelijke regelingen en waterschappen. Een specifieke uitsplitsing in die groep of een informatie over hoeveelheid subsidies in aantallen is hierbij niet gemaakt.

Op basis van CBS-cijfers hebben provincies in 2016 1,4 miljard euro verstrekt (inclusief waterschappen en gemeenschappelijke regelingen). Er is geen informatie beschikbaar op basis waarvan het aantal door de provincies verstrekte subsidies inzichtelijk wordt gemaakt. Wel zijn er individuele provincies die open data beschikbaar stellen over de subsidies. In 2016 is voor € 937 miljoen euro aan subsidie verstrekt door gemeenten.3 Het aantal subsidies dat door gemeenten wordt verstrekt is niet opgenomen in de CBS data.

13.

Kan een uitsplitsing gegeven worden van de subsidies naar omvang van de toegekende subsidie? Welke ministeries geven relatief grote subsidies en welke ministeries relatief kleine?

Op basis van de open data kunnen subsidies worden uitgesplitst naar omvang van betalingen4. In de onderstaande tabel zijn per ministerie het totale subsidiebedrag en het aantal betalingen weergeven uit 2016. Op basis hiervan is ook een gemiddelde betaling berekend.

Ministerie

Totaal bedrag (x1000)

Aantal betalingen

Gemiddelde betaling (x 1.000)

EZK

€ 1.611.946

10.192

€ 158

VWS

€ 1.083.880

4.967

€ 218

BHOS

€ 584.673

2.979

€ 196

OCW

€ 657.599

1.586

€ 414

SZW

€ 137.721

588

€ 234

BZ

€ 57.315

237

€ 242

IenW

€ 91.793

2.699

€ 34

WenR1

€ 83.077

20

€ 4.153

JenV

€ 62.281

188

€ 331

BZK

€ 121.462

66

€ 1.840

DEF

€ 28.502

18

€ 1.583

FIN

€ 732

2

€ 366

X Noot
1

Met de komst van het nieuwe kabinet is er geen aparte begroting W&R meer, maar is deze opgenomen in de BZK begroting.

14.

Hoe veel subsidie gaat er naar instanties of personen die zich buiten Nederland bevinden? Op welke ministeries gebeurt dit vooral?

Informatie hierover wordt niet specifiek bijgehouden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor buitenlands beleid en geeft de meeste subsidies uit aan personen en instanties die zich buiten Nederland bevinden.

15.

Kan een lijst gegeven worden van subsidies die in het laatste jaar beëindigd zijn?

Bij de rijksbegroting publiceert elk departement ieder jaar een overzicht van alle subsidieregelingen. In de laatste kolom staat altijd de einddatum van deze regeling. Hieronder staan de in 2017 geëindigde subsidie(regelingen) volgens de rijksbegroting. De subsidieregelingen die met een «*» zijn aangegeven zijn na evaluatie voortgezet.

  • Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners – International Union for the Conservation of Nature (IUCN) – BZ

  • Bevorderen sociaaleconomische structuur – Subsidie Caribisch Nederland – BZ

  • Meldpunt Kinderporno – JenV*

  • SMVP – JenV

  • Oorlogsgravenstichting – BZK*

  • Kenniscentrum Europa decentraal – BZK*

  • Subsidieregeling Politieke partijen – BZK*

  • Nationaal Comité 4 en 5 mei – BZK*

  • Pro Demos – BZK*

  • Stichting Verbond Sectorwerkgevers (VSO) – BZK*

  • Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) – BZK*

  • Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam – BZK*

  • Regeling Onderwijsvoorzieningen jongeren met een handicap (UWV) – OCW*

  • Regeling Onderwijs in het buitenland (Stichting NOB) – OCW*

  • WOOS: Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs- OCW*

  • WPO: Academische ziekenhuizen en SBD’s voor onderwijs aan zieke leerlingen – OCW*

  • WOOS: Goed Worden, Goed Blijven (PO-Raad) – OCW

  • WOOS: Q voor besturen (PO Raad)- OCW

  • Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom – OCW*

  • Loopbaanoriëntatie – OCW*

  • Nationale Jeugdraad – OCW

  • Regeling versterken samenwerking lerarenopleidingen en scholen – OCW

  • Programma ondernemerschap – OCW

  • Stichting Protestants Interkerkelijk Thuisfront – DEF

  • Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront – DEF

  • Stichting Nederlandse Veteranendag – DEF*

  • Multicultureel netwerk Defensie – DEF

  • Stichting Veteranen Platform – DEF*

  • Stichting Veteraneninstituut – DEF*

  • Stichting Nationale Taptoe – DEF*

  • Stichting de Basis (Maatschappelijk werk voor veteranen) – DEF*

  • Universiteit van Amsterdam (leerstoel militair recht) – DEF*

  • Stichting Maritiem Kenniscentrum – DEF*

  • Stichting Gasturbine Onderwijs – DEF

  • Stichting Phantasy in Blue – DEF*

  • Stichting Historische Vlucht – DEF*

  • SWoon NLDA – DEF*

  • ASL BISL Foundation – DEF*

  • Wapen- en dienstvakverenigingen – DEF

  • Subsidieregeling KDC (Bijdrage Knowledge Development Centre) – IenW*

  • Regeling Bijdrage onderwerken graanresten – IenW*

  • Tijdelijke subsidieregeling kennismakingsstages scheepvaart – IenW

  • Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart – IenW*

  • EU-project NANoReg – IenW

  • MKB Innovatieregeling Topsectoren (MIT) – EZK*

  • Toeslag Topconsortia Kennis en Innovatie – EZK*

  • Topsector Energie tenderregeling energie-innovatie – EZK*

  • Energieakkoord – EZK*

  • Investeringsregeling energiebesparing (IRE), na 2017 Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw (EHG) – EZK*

  • Subsidie marktintroductie energie-innovaties (glastuinbouw) (MEI) – EZK*

  • Brede weersverzekering – EZK *

  • Kwaliteit arbeidsverhoudingen – SZW

  • Subsidieregeling publieke gezondheid – VWS*

  • Subsidieregeling donatie bij leven – VWS*

  • Regeling palliatieve terminale zorg – VWS*

  • Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg – VWS*

  • Opleiding tot verpleegkundig specialist/physician assistant – VWS*

  • Subsidieregeling opleidingen publieke gezondheidszorg 2013–2017 – VWS*

  • Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg – VWS*

  • Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan – VWS*

  • Beleidsregels vergoeding bijzondere transitiekosten Jeugdwet – VWS*

  • Starters International Business (SIB) – Internationaal ondernemen – BHOS

  • IDF Infrastructuurfonds voor de MOL’s – BHOS

  • Dutch Good growth Fund – BHOS

  • Experimenten en kennisoverdracht op het gebied van betaalbaarheid wonen – WenR*

  • Woonconsumentenorganisaties (Stg. VAC-punt Wonen en Woonbond) – WenR*

  • Experimenten en kennisoverdracht wonen – WenR*

  • Beleidsprogramma energiebesparing – WenR*

  • Beleidsprogramma bouwregelgeving – WenR*

  • Beleidsprogramma woningbouwproductie – WenR*

  • Subsidie A&O-fonds – WenR*

16.

Kan een lijst gegeven worden van nieuwe subsidies die afgelopen jaar toegekend zijn met een omvang van meer dan tien miljoen euro?

Alle subsidies van boven de € 10 miljoen die in 2017 direct vanuit de departementen zijn toegekend staan in onderstaande tabel weergegeven. Hierbij is het totaalbedrag van de toegekende subsidie opgenomen, voor de gehele looptijd van de subsidie. De looptijd kan per subsidieregeling verschillen.6

Ministerie

Regeling/ontvanger

Bedrag (x 1.000)

BZ/BHOS

Handel investeringen

€ 13.500

BZ/BHOS

Vrede en Veiligheid

€ 17.500

BZ/BHOS

Voedselzekerh. Water

€ 29.706

BZ/BHOS

Voedselzekerh. Water

€ 16.313

BZ/BHOS

Voedselzekerh. Water

€ 21.498

BZ/BHOS

Voedselzekerh. Water

€ 59.000

BZ/BHOS

Handel investeringen

€ 15.040

BZ/BHOS

Voedselzekerh. Water

€ 16.228

BZ/BHOS

Voedselzekerh. Water

€ 13.660

BZ/BHOS

Handel investeringen

€ 34.100

BZ/BHOS

Voedselzekerh. Water

€ 19.006

BZ/BHOS

Handel investeringen

€ 24.177

SZW

Stichting Leergeld Nederland

€ 13.440

BZK

Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel

€ 20.000

JenV

Vereniging Vluchtelingen Werk Nederland

€ 10.017

EZK

Subsidie netbeheer op zee Borssele en Hollandse Kust

€ 4.000.000

EZK

Aanvullende subsidie DUO-2017 (niet bekostiging, wel voorschot)

€ 15.718

EZK

Subsidie NLR – Deelnemingen B.V.

€ 18.437

EZK

Verrekening 2017 met Landbouwleerlingen aan vo-scholen (OCW) en mavo-leerlingen aan AOC's (LNV) (Min.v.OCW vorderingsnr.2017–010 en 2017–011)

€ 26.635

EZK

WR 2018 (DLO 2018) Subsidieverlening Wageningen Research 2018

€ 145.000

EZK

subsidie NWO-TTW

€ 23.712

VWS

Kaderregeling VWS-subsidies

€ 40.129

VWS

Kaderregeling VWS-subsidies

€ 38.018

VWS

Subsidieregeling Publieke Gezondheid

€ 37.464

VWS

Kaderregeling VWS-subsidies

€ 35.843

VWS

Kaderregeling VWS-subsidies

€ 32.479

VWS

Subsidieregeling Publieke Gezondheid

€ 29.856

VWS

Subsidieregeling Publieke Gezondheid

€ 27.918

VWS

Subsidieregeling Publieke Gezondheid

€ 27.057

VWS

Subsidieregeling Publieke Gezondheid

€ 23.622

VWS

Kaderregeling VWS-subsidies

€ 17.476

VWS

Subsidieregeling Publieke Gezondheid

€ 13.871

VWS

Kaderregeling VWS-subsidies

€ 13.591

VWS

Subsidieregeling Publieke Gezondheid

€ 12.201

VWS

Kaderregeling VWS-subsidies

€ 11.618

VWS

Subsidieregeling Bijzondere Transitiekosten Jeugdwet

€ 11.269

VWS

Kaderregeling VWS-subsidies

€ 11.184

Toelichting

  • Alle andere departementen hebben aangegeven in 2017 geen subsidies van boven de 10 miljoen euro hebben toegekend.

  • Uitvoeringsorganisatie RVO heeft in 2017 de meeste nieuwe subsidies van meer dan tien miljoen euro toegekend (122 keer, waarvan 119 vanuit het programma Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) en 3 vanuit het programma Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI)).

17.

Hoeveel subsidies zijn er verstrekt in het kader van e-health in de zorg, aan wie zijn die verstrekt en om welke bedragen ging het?

In 2016 is op basis van het beleidskader subsidiëring e-mental health voor een bedrag van € 1.000.000 aan subsidies verstrekt. Aan NICTIZ is in 2016 voor een totaalbedrag van € 5.349.000 aan subsidie verstrekt voor uiteenlopende activiteiten op het gebied van e-health in de zorg. Daarnaast is aan ECP voor de e-healthweek € 142.244 verstrekt en € 268.414,14 verstrekt aan stichting de nieuwe GGZ voor «E health ontsloten; uitwerking van een e-community 2016»».

18.

Hoeveel subsidies zijn er verstrekt aan zorginstellingen? Waarvoor en hoe hoog waren die subsidies?

Bijna alle subsidies van het Ministerie van VWS worden verstrekt aan zorginstellingen. De onderstaande tabel is opgesteld op basis van de inschatting van de departementen welke subsidies aan zorginstellingen worden verleend. Er wordt echter niet specifiek bijgehouden of een subsidieontvanger een zorginstelling is.

Ministerie

Regeling

Bedrag (x 1.000)

VWS

Stageplaatsen zorg II

€ 107.881

VWS

Opleidingen jeugd GGZ

€ 845

VWS

Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg

€ 194.025

VWS

Publieke gezondheidszorgopleidingen is aan veelal GGD-en

€ 16.172

VWS

Bijzondere transitiekosten Jeugdhulp

€ 42.000

VWS

Huisvestingslasten jeugdzorg plus

€ 14.200

VWS

Transitieregeling medisch specialisten

€ 1.120

VWS

In standhouden van de expertisefunctie zintuiglijk gehandicapten

€ 21.967

VWS

Subsidieregeling Abortusklinieken

€ 15.913

Ministerie

Regeling

Doel

Bedrag (x 1.000)

DEF

Regeling Defensiesubsidies

Zorg in het kader van het veteranenbeleid

€ 3.600

SZW

Regeling Cofinanciering Sectorplannen

De subsidies worden niet direct verleent aan zorginstellingen. De RCSP-subsidie wordt verleend aan Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en samenwerkingsverbanden van arbeidsorganisaties. Zij voeren de projecten uit voor de arbeidsmarktsectoren, waaronder de sector zorg.

€ 13.171

OCW

Wet op het Primair Onderwijs (artikel 180)

Zie toelichting

€ 2.100

OCW

Regeling Lerarenbeurs en zij-instroom

Zie toelichting

€ 68

OCW

Regeling Pilot zomerscholen

Zie toelichting

€ 16

OCW

Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

Zie toelichting

€ 40

Toelichting OCW en niet in de tabel opgenomen departementen:

  • Het Ministerie van OCW registreert niet of een subsidieontvanger een zorginstelling is, maar het is mogelijk dat zorginstellingen ook onderwijs verzorgen en in die hoedanigheid een subsidie van het Ministerie van OCW krijgen. Voorbeelden hierbij zijn academische ziekenhuizen of instellingen voor jeugdzorg die tevens speciaal onderwijs verzorgen. Dergelijke ontvangers van subsidies zijn verwerkt in de tabel.

  • Het Ministerie van EZK en de uitvoeringsorganisatie RVO registreren niet of een subsidieontvanger een zorginstelling is en heeft daarom hierover geen gegevens.

  • De andere departementen hebben geven aan geen subsidies verstrekt te hebben aan zorginstellingen.

19.

Hoeveel subsidies zijn er verstrekt aan onderwijsinstellingen? Waarvoor en hoe hoog waren die subsidies?

Het Ministerie van OCW verstrekt de meeste subsidies aan onderwijsinstellingen. De onderstaande tabel is opgesteld op basis van de inschatting van de departementen welke subsidies aan onderwijsinstellingen worden verleend. Er wordt echter niet specifiek bijgehouden of een subsidieontvanger een onderwijsinstelling is.

Ministerie

Regeling

Bedrag (x 1.000)

OCW

Wet op het Primair Onderwijs (artikel 180)

€ 2.100

OCW

Regeling Lerarenbeurs en zij-instroom

€ 82.000

OCW

Regeling lente- en zomerscholen

€ 8.800

OCW

Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo

€ 8.000

OCW

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

€ 38.000

OCW

Open en online onderwijs

€ 700

OCW

Projecten regionale arbeidsmarktproblematiek

€ 700

OCW

Verankering academische opleidingsschool

€ 1.100

OCW

Versterking samenwerken lerarenopleidingen en scholen

€ 17.000

OCW

Programma erfgoed en ruimte

€ 42

OCW

De regeling Specifiek cultuurbeleid

€ 21

De andere departementen geven de volgende subsidies aan onderwijs instellingen.

Ministerie

Regeling

Doel

Bedrag (x 1.000)

BZK

Experimenten en kennisoverdracht wonen

 

€ 755

DEF

Regeling Defensiesubsidies

verzorgen van een leerstoel militair recht

€ 74

SZW

Regeling Cofinanciering Sectorplannen

projecten gericht op medewerkers in de sector onderwijs

€ 4.099

IenW

Urban Futures Studio

oprichting en ontwikkeling van de Urban Futures Studio van de faculteit Geowetenschappen

€ 1.500

BZ

Goed functionerende internationale instellingen

Zie toelichting

€ 27

BZ

Bescherming en bevordering van mensenrechten

Zie toelichting

€ 110

BZ

Goede internationale samenwerking bevordering veiligheid

Zie toelichting

€ 50

BZ

Inzetten Publieksdiplomatie om beeld Nederland in buitenland te versterken

Zie toelichting

€ 105

BHOS

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid

Zie toelichting

€ 14

BHOS

Versterkte private sector en verbetering investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

Zie toelichting

€ 1.348

BHOS

Toename van voedselzekerheid

Zie toelichting

€ 4.770

BHOS

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

Zie toelichting

€ 190

BHOS

Duurzaam gebruik van hulpbronnen en tegengaan van klimaatverandering

Zie toelichting

€ 1.874

BHOS

Toename opleiding professionals en versterking onderwijsinstellingen

Zie toelichting

€ 14.801

BHOS

Overig armoedebeleid

Zie toelichting

€ 50

VWS

Wmo werkplaatsen

 

€ 2.573

VWS

Opleiding tot verpleegkundig specialist/physician assistent

 

€ 22.227

VWS

Vaccinatie stageplaatsen

 

€ 4.086

Toelichting BZ, BHOS en niet genoemde departementen:

  • Het Ministerie van BZ heeft aan 5 organisaties subsidies verstrekt waaraan uit de omschrijving van de organisatie is te herleiden dat deze organisatie een onderwijsinstelling is. De subsidies zijn verstrekt op basis van vier regelingen die in de tabel zijn opgenomen.

  • Het Ministerie van BHOS heeft aan 29 organisaties subsidies verstrekt waaraan uit de omschrijving van de organisatie is te herleiden dat deze organisatie een onderwijsinstelling is. De subsidies zijn verstrekt op basis van zeven regelingen die in de tabel zijn opgenomen.

  • De andere departementen geven aan geen subsidies verstrekt te hebben aan onderwijsinstellingen.

20.

Zijn er subsidies teruggevorderd? Zo ja, door welk ministerie en op grond waarvan?

21.

Hoe vaak worden subsidies teruggevraagd?

Bij de beantwoording van deze vragen is aangesloten bij de terminologie van de Algemene Wet bestuursrecht. Dit betekent dat waar gevraagd wordt naar «terugvragen» is uitgegaan van «terugvorderen».

In 2016 zijn er in totaliteit door alle departementen ongeveer 1500 subsidies teruggevorderd. Het Ministerie van OCW heeft 575 terugvorderingen gedaan. Het Ministerie van BZK heeft sinds de start van het Expertise Commissie Subsidies (ECS) toegang tot een uitgebreide centrale administratie, waaruit gegevens over de verstrekte subsidies kunnen worden ontleend. Sinds de instelling van ECS is bij vier subsidiedossiers de subsidie volledig subsidie teruggevorderd. RVO.nl, dat de meeste EZK-subsidies uitvoert maar ook meerdere subsidies voor andere departementen, geeft aan in 2016 een totaal van 636 keer subsidies teruggevorderd te hebben. Het Ministerie van IenW heeft één subsidie teruggevorderd. Het Ministerie van JenV heeft zes keer een subsidie teruggevorderd. In alle gevallen waren de subsidies lager vastgesteld op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten. Het Ministerie van BZ heeft in 2016 ongeveer 50 keer een (deel van de) subsidie teruggevorderd. Alle andere departementen hebben in 2016 geen subsidies teruggevorderd. Het Ministerie van VWS heeft in 2016 228 subsidies lager vastgesteld en daarom teruggevorderd.

Het Ministerie van Defensie heeft geen subsidies teruggevorderd. Genoemde redenen voor het terugvorderen zijn:

  • Het gesubsidieerde project is goedkoper uitgevoerd dan aanvankelijk was begroot.

  • Er is structureel niet voldaan aan de verplichtingen en voorwaarden van de subsidieverlening.

  • Er is een hoger voorschotbedrag uitbetaald dan de uiteindelijke realisatie op het project.

  • De vooraf afgesproken en per beschikking vastgelegde resultaatverplichtingen zijn niet gerealiseerd.

  • Onderdelen van de toegekende (project)subsidie zijn niet uitgevoerd of hebben geen doorgang gevonden.

  • Het subsidieproject is in het geheel niet uitgevoerd.

  • de begrotingsverdeling tussen samenwerkingspartners valt anders uit. Dit kan leiden tot een terugvordering bij een partner van de subsidieontvanger terwijl dit oorspronkelijk op het totaaldossier niet nodig zou zijn.

  • Faillissementen van partijen

22.

Hoe vaak wordt een subsidie omgezet in een lening?

Er zijn geen subsidies omgezet in een lening.

23.

Hoe vaak worden subsidies onder voorbehoud toegekend?

Bijna alle subsidies worden door de departementen onder voorbehoud toegekend. Hierdoor kan achteraf aan de hand van verantwoordingsinformatie worden vastgesteld dat de subsidie is aangewend voor het doel waarvoor hij werd toegekend. Een klein gedeelte van de subsidies, voornamelijk subsidies voor bedragen minder dan € 25.000, worden conform de rijksbrede aanwijzingen voor subsidieverstrekking, zonder voorbehoud verleend in die zin dat de subsidie direct op basis van de aanvraag is vastgesteld. Voor alle subsidies wordt vooraf een risico-inschatting gemaakt en op steekproefbasis gecontroleerd achteraf.

Het Ministerie van BZ en BHOS hebben voorafgaand de financiering een beoordelingsprocedure van de subsidieaanvraag alvorens tot financiering wordt overgegaan. Uit deze beoordeling kan voortkomen dat een aantal extra voorwaarden worden gesteld aan de toekenning van een subsidie. Deze worden dan in een subsidiebeschikking opgenomen. Er is daarbij geen sprake van onder voorbehoud toekennen van subsidies.

24.

Hoeveel organisaties zijn er die namens de overheid subsidies of projecten verdelen aan veldpartijen of marktpartijen?

Uitvoeringsorganisaties RVO (vallend onder het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat) en DUS-I (vallend onder het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) zijn de grootste verstrekkers van subsidies in 2016. Andere organisaties die subsidies namens de rijksoverheid uitgeven zijn:

  • DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs),

  • Nuffic

  • Fonds Podiumkunsten

  • Fonds voor Cultuurparticipatie

  • Nederlands Filmfonds

  • Mondriaanfonds

  • Stimuleringsfonds Creatieve industrie

  • UWV

  • Mediafonds

  • Stimuleringsfonds voor de Journalistiek

  • NWO

  • ZonMW

  • ZIN

  • NTS

  • Referendumcommissie

  • Vier aangewezen managementautoriteiten voor het Europese structuurfonds EFRO (gemeente Rotterdam, Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN), Provincie Gelderland en Provincie Noord Brabant).7;

  • Uitvoering van Beleid (UvB) (tot 1 januari 2018 Agentschap SZW)

  • Prorail (uitvoering van de Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten)

  • CCV (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid)

  • Voice Global

  • Netherlands Space Office (NSO)

  • FMO NV

25.

Waarom is geen inventarisatie van de subsidies van verschillende overheden uitgevoerd als onderdeel van het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)? Bent u bereid dit alsnog te doen?

26.

Waarom is geen inventarisatie van de subsidies van verschillende overheden uitgevoerd, zoals aangekondigd in de taakopdracht van het IBO, en is in plaats daarvan gekozen voor een steekproef van subsidies en bespreking met enkele medeoverheden en een uitvoeringsorganisatie?

In het IBO onderzoek is op basis van CBS-cijfers voor 2014 vastgesteld dat het gaat om een totaalbedrag van zo’n € 2,5 miljard wat door provincies en gemeenten wordt verstrekt. Het gaat voor gemeenten om een bedrag van € 952 miljoen. De rest wordt verstrekt door provincies, gemeenschappelijke regelingen en waterschappen. Het doel van dit IBO was om (waar nodig) handvatten te leveren om de besluitvorming rond rijkssubsidies verder te verbeteren. Niet de inzet van subsidies door andere overheden was onderwerp van onderzoek, maar de vraag of departementen in hun ex ante analyse samenhang vooraf hebben afgewogen. Uit het IBO blijkt dat departementen daadwerkelijk naar samenhang hebben gekeken waar dit mogelijk een rol kan spelen.

27.

Klopt het dat de steekproef alleen gevraagd heeft of er ex ante nagedacht is over samenhang met subsidiemaatregelen van verschillende overheden, maar niet of er getoetst is of er samenhang is met subsidiemaatregelen van verschillende overheden?

Voor de steekproef is gevraagd of er ex ante analyse is gemaakt van eventuele samenhang en/of dubbeling met subsidiemaatregelen van verschillende overheden. In de beantwoording zien we dat er ook (adequate) maatregelen worden genomen als dit het geval is, bijvoorbeeld door afspraken met de betreffende overheden.

28.

Klopt het dat we nog steeds geen integrale analyse hebben of er samenloop bestaat tussen subsidiemaatregelen van verschillende overheden?

29.

Bent u van plan een integrale analyse te maken van samenloop van het subsidie-instrumentarium van het Rijk met andere overheden? Zo nee, waarom niet?

30.

In hoeverre is een integrale analyse van samenloop van het subsidie-instrumentarium van het Rijk met andere overheden nog wenselijk?

Het IBO maakt geen integrale analyse van samenloop tussen alle subsidies van verschillende overheden, maar stelt vast dat departementen een analyse maken van samenloop bij de totstandkoming van nieuwe subsidieregelingen en dat bij de verstrekking van subsidies waarborgen worden ingebouwd zoals een anti-cumulatiebepaling. Ook gelden voor het subsidie-instrument evaluatieverplichtingen, zodat samenloop ook achteraf in de evaluatie van een subsidie kan worden vastgesteld.

De eventuele samenloop tussen subsidies wordt gemaakt in de specifieke context van de beleidsopgave die ten grondslag ligt aan een subsidie. Daar zijn geen algemene uitspraken over te doen. Een integraal overzicht geeft – als momentopname – transparantie/inzichtelijkheid. Meer inzichtelijkheid is op zichzelf goed, maar wordt veel bestendiger bereikt door het toenemend beschikbaar maken van open data. De beschikbaarheid van open data is voor subsidies aanzienlijk en wordt steeds aanzienlijker. Tegen deze achtergrond is een integrale analyse niet gepland.

31.

In hoeverre is het mogelijk dat het geconstateerde gebrek aan zicht op de subsidieregelingen en andere instrumenten van decentrale overheden bij de departementen zorgt voor minder effectief vormgegeven subsidieregelingen?

32.

In hoeverre zijn er risico’s voor de beleidseffectiviteit en de rechtmatigheid van incidentele subsidies van departementen, als gevolg van het gebrek aan zicht op de subsidieregelingen en andere instrumenten van decentrale overheden?

33.

Is in het IBO onderzocht in hoeverre overzicht over subsidies bij decentrale overheden nodig of wenselijk is om rechtmatigheidsrisico’s op te sporen?

Op basis van het IBO blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat subsidieregelingen hierdoor minder effectief zijn vormgegeven. Voor nieuwe subsidies wordt vooraf een risicoanalyse gemaakt door het departement. De precieze inrichting en de te stellen voorwaarden worden hierop gebaseerd. Uit het IBO blijkt dat departementen daadwerkelijk naar samenhang hebben gekeken waar dit mogelijk een rol kan spelen. Bovendien is er verantwoording vanuit de ontvanger naar het verstrekkende departement en kunnen ook achteraf maatregelen worden genomen als er op dit vlak niet aan de voorwaarden wordt voldaan door de ontvanger.

Het IBO geeft geen aanwijzingen dat er voor de opsporing van rechtmatigheidsrisico’s voor de rijkssubsidies behoefte is aan een overzicht van de subsidies bij decentrale overheden. In dit opzicht is het van belang om te realiseren dat een subsidie voor een specifieke activiteit wordt toegekend – en dat rechtmatigheidsrisico’s op dit gedetailleerde niveau beter door middel van verantwoording en/of accountantsonderzoek kan worden beoordeeld. Meer transparantie – door middel van betere open data – kan de handhaving weliswaar helpen om te bepalen wanneer moet worden doorgevraagd; voor het daadwerkelijk vaststellen of gebruikers voor exact hetzelfde doel subsidie ontvangen is dat niet toereikend.

34.

In hoeverre is het geconstateerde gebrek aan zicht bij de rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) op het beleid van decentrale overheden een beperking voor de handhaving van de rechtmatigheid van cumulatie van subsidieontvangsten?

35.

Is het mogelijk dat door het gebrek aan zicht bij RVO op het beleid van decentrale overheden onrechtmatigheden niet worden opgespoord, die met een meer volledig overzicht wel zouden worden opgespoord? Kunt u aangeven of de risico’s verschillen voor de verschillende handhavingsregimes binnen het uniform subsidiekader (USK)?

36.

Hebben alle uitvoeringsorganisaties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van subsidieregelingen op rijksniveau waarborgen voor de handhaving met betrekking tot subsidiecumulatie equivalent aan die van RVO?

In het IBO staat dat RVO EU subsidies goed in beeld heeft en daarover transparant wordt geïnformeerd. Dit geldt in mindere mate voor de subsidieverstrekking door medeoverheden. De geringere transparantie van subsidieverstrekking voor medeoverheden heeft enerzijds te maken met de veelheid aan gemeenten. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een rijkssubsidie samenhang vertoont met subsidies in enkele gemeenten in Limburg, maar niet voor de rest van Nederland. Daarnaast heeft het te maken met de complexiteit ten aanzien van de doelen, zoals in het IBO beschreven. Dit betekent dat de (reeds gaande) ontwikkeling naar meer en meer open data en daarmee transparantie de handhaving weliswaar kan helpen om te bepalen wanneer moet worden doorgevraagd; voor het daadwerkelijk vaststellen of gebruikers voor exact hetzelfde doel subsidie ontvangen is dat niet toereikend.

Indien er mogelijk sprake is van ongewenste cumulatie, vraagt RVO.nl bij de subsidieaanvraag of er door dezelfde instantie ook elders subsidie is verkregen of dat dezelfde instantie voornemens is dat te doen. De verantwoordelijkheid om door te geven of er ook elders een subsidie is aangevraagd of dat men voornemens is dat te doen ligt bij de aanvrager, RVO.nl kan dit controleren. Het gaat hierbij wel uitsluitend om gevallen van ongewenste subsidiecumulatie. Niet alle subsidiecumulatie is echter ongewenst; het kan zelfs de bedoeling zijn dat er vanuit meerdere partijen subsidie wordt ontvangen.

Voor nieuwe subsidies wordt vooraf een risicoanalyse gemaakt door het departement. De precieze inrichting en de te stellen voorwaarden worden hierop gebaseerd. Uit het IBO blijkt dat departementen daadwerkelijk naar samenhang hebben gekeken waar dit mogelijk een rol kan spelen. Bovendien is er verantwoording vanuit de ontvanger naar het verstrekkende departement en kunnen ook achteraf maatregelen worden genomen als er op dit vlak niet aan de voorwaarden wordt voldaan door de ontvanger. Het USK kent drie verantwoordingsregimes – afhankelijk van de hoogte van het bedrag. Naarmate het subsidiebedrag hoger is geldt een zwaarder verantwoordingsregime met meer controle.

De waarborgen voor subsidiecumulatie zijn alleen relevant als er een kans is op samenhang, voor veel beleidsterreinen is dat niet het geval. Sommige departementen geven aan dat zij bepalingen hierover opnemen in de subsidieregeling zodat dit bij de uitvoering altijd wordt meegenomen. Ook blijkt dat meerdere uitvoeringsorganisaties vergelijkbare waarborgen hanteren. Voorbeelden hiervan zijn: UvB (dienstonderdeel van het Ministerie van SZW), ZonMw (ZBO van het Ministerie van VWS), Prorail (valt onder het Ministerie van IenW).

37.

Waarom formuleert het IBO geen aanbevelingen en neemt u geen maatregelen met betrekking tot de samenhang van subsidies met het beleid van decentrale overheden, terwijl uit het IBO blijkt dat beleidsdepartementen en de betrokken uitvoeringsorganisatie hier weinig zicht op hebben?

Uit het IBO blijkt dat departementen daadwerkelijk naar samenhang hebben gekeken waar dit mogelijk een rol kan spelen. Bovendien is er verantwoording vanuit de ontvanger naar het verstrekkende departement en kunnen ook achteraf maatregelen worden genomen als er op dit vlak niet aan de voorwaarden wordt voldaan door de ontvanger. Het huidige systeem, zoals hierboven (vraag 34, 35 en 36) staat beschreven, voldoet. Derhalve zijn maatregelen niet nodig.

38.

Kan de samenhang tussen subsidies van verschillende overheden worden verbeterd door open data?

39.

In hoeverre kan de samenhang tussen subsidies van verschillende overheden worden verbeterd door de publicatie van open data, zoals door de rijksoverheid reeds sinds 2014 wordt gedaan op http://opendata.rijksbegroting.nl?

De meerwaarde van open data van verschillende overheden ligt in de vergroting van de transparantie van het beleidsinstrument subsidies. Benadrukt moet worden dat samenhang op zichzelf geen probleem hoeft te zijn: één partij kan en mag ontvanger zijn van meerdere subsidies. Het gaat er om dat een partij niet voor dezelfde activiteit verschillende subsidies ontvangt. In de open data zie je weliswaar welke partijen ontvangen – en op basis van welke regeling dit is – maar niet gespecificeerd naar de activiteiten van de subsidieontvanger. Wel kan het helpen bepalen waar doorvragen wenselijk is.

40.

In hoeverre wordt na de verstrekking van subsidie gekeken of deze terechtkomt waarvoor deze is bedoeld? Hoe geschiedt deze controle en door wie gebeurt dit?

De controle en verantwoording van subsidies is vanuit een proportionaliteitsoogpunt onderverdeeld in drie arrangementen gespecificeerd naar de grootte van de subsidie. Het eerste verantwoordingsarrangement geldt voor subsidies tot € 25.000 en rust op grote mate op risico-inschatting vooraf, en risicogeoriënteerde controle op de verantwoording over de prestatie achteraf. De controle berust voor een groot deel op wat de subsidieontvanger voor- en achteraf verklaart en is vooral gericht op de controle of de activiteit is geleverd, in plaats van verantwoording op kosten.

Het tweede verantwoordingsarrangement geldt voor subsidies tussen de € 25.000 en € 125.000. De verantwoording gaat over de prestaties die zijn geleverd en of die overeenkomen met de prestatievoorwaarden die vooraf met de subsidieontvanger zijn afgesproken. De controle is vooral gericht op de controle of de prestatie is geleverd, in plaats van verantwoording op kosten.

Het derde verantwoordingsarrangement geldt voor subsidies vanaf € 125.000. Gezien het proportionaliteitsbeginsel worden de grootste subsidies aan de meeste controles en verantwoording onderworpen. Hierbij geldt de verantwoording over zowel de gemaakte kosten als de prestaties van de subsidie.

Verder wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of de verantwoording correspondeert met de feitelijke toestand. De omvang en inrichting van de steekproef is gekoppeld aan de risicoanalyse. Uiteindelijk geeft ADR een oordeel over de rechtmatigheid ervan.

41.

In welke zin was de gekozen werkgroepvoorzitter van het IBO onafhankelijk, zoals in de taakopdracht werd voorzien?

De werkgroepvoorzitter van het IBO is conform de criteria en procedures aangaande IBO’s aangezocht en benoemd door de voorzitter van de ACH, in overleg met Financiën en het vakdepartement. Uitgangspunt daarbij is geen betrokkenheid of belang, wel affiniteit met het beleidsveld.

42.

Waarom hebben geen externe deskundigen aan de werkgroep van het IBO deelgenomen?

Het CPB zat in de werkgroep als onafhankelijke deskundige in de zin van de RPE. Bovendien zijn er in het kader van dit onderzoek twee expertpanels gehouden met o.a. externe deskundigen van Algemene Rekenkamer, Adviescollege toetsing regeldruk, Centraal Planbureau, DUS-I.

43.

Hoe verhouden de acties die u inzet in reactie op het IBO subsidies zich tot de operatie Inzicht in kwaliteit, bijvoorbeeld in relatie tot meer samenwerking en het vergroten van kennis over evalueren?

De samenhang tussen de aanbevelingen van het IBO subsidies en de operatie Inzicht in Kwaliteit is afgestemd. Zodra de operatie op volle gang draait wordt hierop aangesloten. De acties vanuit het IBO en die vanuit Inzicht in Kwaliteit worden onderling op elkaar afgestemd.

44.

Hoe zorgt u dat de verschillende rijksbrede initiatieven op het thema «beter evalueren» op elkaar aansluiten?

De effectiviteit van beleid, waaronder subsidies, speelt een belangrijke rol bij de operatie inzicht in kwaliteit. Daarbij verzorgt het Ministerie van Financiën bij de Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering ook een specifieke opleiding voor ex ante en ex post evaluatie van subsidies, en draagt hiermee bij aan beter subsidiebeheer. De werkzaamheden worden doorlopend met elkaar afgestemd.

45.

Hoe beoordeelt u in het kader van de denkrichtingen van de operatie Inzicht in kwaliteit de in het IBO geadviseerde lijn om bij subsidie-evaluaties meer te differentiëren naar omvang van de subsidie en, als variant, of deze subsidie incidenteel of structureel van aard is?

De differentiatie gaat over het proportioneel inzetten van het evaluatie-instrument bij subsidieregelingen. De afwegingen of inspanning voor een evaluatie dient in verhouding te staan tot het financiële belang van de subsidie en hetgeen de evaluaties opleveren. Bovendien wordt de mogelijkheid geboden om gemotiveerd af te wijken van het toepasselijke evaluatieregime (pas-toe-of-leg-uit-principe). Dit sluit aan bij de richting flexibiliteit en maatwerk binnen de operatie Inzicht in Kwaliteit, waarbij er aandacht is voor het flexibel inzetten van evaluatie-instrumenten en er ruimte is voor maatwerk bij departementen.

In het IBO wordt naast de voorkeursvariant om het evaluatieregime te koppelen aan het bedrag een variant gedifferentieerd wordt naar het type subsidie. In dat geval zouden incidentele subsidies onder het lichtere regime worden geplaatst. Hierdoor zou een extra criterium worden ingevoegd. Deze variant wordt door het kabinet niet overgenomen omdat de differentiatie naar één criterium eenvoudiger is.

46.

Hebben de opstellers overwogen de rapportage over subsidies aan de Tweede Kamer te uniformeren, zodat een overzicht ontstaat van de beoogde robuustheid en doeltreffendheid?

De wijze waarop departementen over subsidies rapporteren wordt via de rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) geüniformeerd. Uniformering van de evaluaties van subsidies verloopt via de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en de Awb.

47.

Zijn tijdens het IBO subsidieregelingen gevonden waarbij het Integraal Afwegingskader (IAK) doorlopen had moeten worden, maar waarvoor dit niet of niet voldoende is gebeurd? Zo ja, welke conclusies trekt u daaruit, bijvoorbeeld ten aanzien van de controle door het Ministerie van J&V?

Het beeld is dat in de meeste gevallen het IAK wordt toegepast. In het IBO zijn de ex ante beleidsafwegingen van 48 subsidie(regelingen) onderzocht, waarbij er in vijf gevallen het IAK niet doorlopen is. Redenen bij deze vijf gevallen zijn dat het ging om voortzetting van bestaand beleid en/of dat het ging om de invulling van een reeds bestaande financieringsrelatie in een andere juridische vorm.

48.

Vindt u het wenselijk dat het IAK breder wordt toegepast bij de instelling van subsidies dan op het moment het geval is, bijvoorbeeld ten aanzien van ministeriële regelingen en incidentele subsidies? Zo ja, wat ziet u als de wenselijke toepassing en hoe gaat u dit stimuleren?

Bij de ex ante besluitvorming worden de vragen van het IAK over het algemeen goed doorlopen. Wel is gebleken dat er vaker een afweging kan worden gemaakt van de proportionaliteit van de met de subsidieregeling te maken kosten afgezet tegen de verwachte baten (het beoogde effect van de subsidieregeling). Om dit te stimuleren wordt er aandacht aan besteed in de opleidingsmodule «Subsidies» aan de Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering.

49.

Hoe verhoudt de mate waarin momenteel bij het instellen van subsidies ex ante effectanalyses worden uitgevoerd zich tot het wettelijke vereiste uit artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016, om bij alle voorstellen, voornemens en toezeggingen een toelichting op te nemen waarin niet alleen wordt ingegaan op de doelstellingen en de doeltreffendheid, maar ook de doelmatigheid die wordt nagestreefd?

Artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016, die met ingang van 1 januari 2018 van toepassing is, ziet toe op voorstellen die in de ministerraad of in de Kamers der Staten-Generaal aan de orde worden gesteld. Veel subsidies zijn echter vervat in ministeriële regelingen – en behoren tot de ministeriële bevoegdheid. Daarmee gaat die analyse voor de subsidies niet langs de ministerraad en/of Tweede Kamer. Wel is de voorhangprocedure verplicht voor zover subsidieregelingen worden verlengd, opgevolgd of langer duren dan 5 jaar. Daarnaast wordt in de regel bij elke subsidieregeling in de algemene toelichting ingegaan op de genoemde elementen.

50.

In hoeverre wordt de voorgestelde leidraad beoogd ook toepasselijk te zijn op subsidies die per beschikking, in plaats van per wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB) of ministeriële regeling worden ingesteld? Zo u dit beoogt, waarom neemt u deze dan op in het IAK, dat volgens het IBO vaak niet wordt geconsulteerd bij dergelijke subsidies?

Subsidiebeschikkingen hebben altijd een wettelijke grondslag. Het IAK richt zich op de regelgeving, niet op de beschikkingen. Het is de bedoeling om de ex ante afweging als in de leidraad beschreven geschikt te maken voor wetten, AMvB’s en ministeriële regelingen. De leidraad zal actief onder de aandacht worden gebracht in de opleidingsmodule «Subsidies» aan de Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering en via de «dedicated groups» binnen de departementen. Bij de ex ante besluitvorming worden de vragen van het IAK over het algemeen goed doorlopen en dat is daarom een logische plek om in op te nemen.

51.

Wat betekent het in de praktijk, wanneer de voorgestelde leidraad niet in de regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) wordt vastgelegd, maar buiten beschouwing kan worden gelaten, bijvoorbeeld wanneer de politieke context daarom vraagt? Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze subsidie vooraf en achteraf?

Het is natuurlijk altijd mogelijk om politiek te kiezen om een subsidie door te zetten – ook als deze volgens een beoordeling niet doeltreffend of doelmatig is.

52.

Is het optioneel ex ante effectanalyses openbaar te maken? Zo nee, waarom is één van de elf aangetroffen ex ante effectanalyses niet openbaar gemaakt?

Het is niet verplicht om ex ante effectanalyses openbaar te maken.

53.

Is het denkbaar dat wordt besloten geen ex ante effectanalyse te maken voor gevallen waarbij het beschikbaar stellen van een subsidie voortkomt uit een politieke wens, zoals beschreven op pagina 25 van het IBO, dan wel deze effectanalyse niet openbaar te maken? Hoe wordt dit voorkomen met het huidige systeem van checks en balances?

Genoemde redenen voor het achterwege blijven van een ex ante effectanalyse zijn tijdsdruk, voortzetting bestaand instrument, kosten van het maken van deze analyse en problemen met betrekking tot de voorspelbaarheid. Het is denkbaar dat een toezegging aan de Kamer zorgt voor tijdsdruk. In dat geval zitten de checks-and-balances in de democratische controle van het parlement. Het parlement kan immers ook besluiten om pas in te stemmen met de inzet van het instrument nadat een effectanalyse is gemaakt.

54.

Zal uit de bedrijfsvoeringsparagrafen van de jaarverslagen blijken of alle departementen daadwerkelijk invulling hebben gegeven aan het «vier ogen» principe bij de ex ante afweging ten aanzien van subsidies?

Ja. De interne departementale checks and balances binnen het beleidsproces worden transparant gemaakt door eens per vijf jaar de Tweede Kamer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het departementaal jaarverslag te informeren over de interne organisatie en hoe met verschillende subsidies (omvang en type) wordt omgegaan.

55.

Waarom formuleert het IBO geen aanbevelingen en kondigt u geen acties aan met betrekking tot de volledigheid en accuraatheid van de subsidiebijlagen, ondanks de bevindingen van het IBO op dit punt? Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat deze informatie in de toekomst zal verbeteren, ook in het licht dat de Algemene Rekenkamer in 2011 al constateerde dat het subsidieoverzicht niet volledig was?

Gezien de bevindingen ten aanzien van de subsidiebijlage adviseert de werkgroep de inzichtelijkheid van de bijlage te verbeteren – en ik heb op dit punt de rijksbegrotingvoorschriften al aangepast zodat dit is gerealiseerd.

56.

In hoeverre worden als gevolg van de beperking van de evaluatieverplichting tot subsidies als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 4:23, subsidies niet geëvalueerd waarbij dit wel toegevoegde waarde zou hebben? Wat is de financiële omvang van de grootste subsidies in deze categorie?

De evaluatieverplichting wordt beperkt, maar niet afgeschaft. Niet evalueren waar dit wel toegevoegde waarde zou hebben is niet aan de orde.

57.

Hoeveel informatie over doeltreffendheid en doelmatigheid moest in een evaluatie zijn opgenomen om mee te tellen als evaluatie die «volledig» voldoet aan de betreffende eisen uit de RPE? In hoeverre zijn de op deze manier verkregen percentages vergelijkbaar met de percentages waar de Algemene Rekenkamer toe kwam in haar onderzoek uit 2011?

Bij de opzet van het onderzoek is zoveel mogelijk aangesloten op de methode zoals de Algemene Rekenkamer in 2011 heeft gebruikt. In de telling wordt geturfd of er een uitspraak is over doeltreffendheid en doelmatigheid – een inhoudelijke beoordeling ervan is niet gemaakt.

58.

Welke subsidies worden niet geëvalueerd? Welke ministeries betreft dit en om welke subsidiebedragen gaat dit?

Een excel met het volledige overzicht is als open data gepubliceerd op rijksbegroting.nl (afgeronde IBO's). Zie: http://www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/beleidsonderzoek/overzicht-afgeronde-ibos

59.

Bestaat er bij beleidsevaluaties van subsidies een kengetal waarmee een relevante indicatie van de mate van doeltreffendheid en/of doelmatigheid wordt aangegeven? Indien nee, waarom niet? Kan een dergelijk kengetal ontwikkeld worden? Indien nee, waarom niet?

In de evaluatiepraktijk is het vaak moeilijk om dit toe te schrijven aan één specifiek instrument (subsidie) omdat dit slechts één van de instrumenten uit het beleidsinstrumentarium is die wordt ingezet.

60.

Is iets te zeggen over de mate waarin methodologische belemmeringen de belemmerende factor waren voor het percentage evaluaties waarin een uitspraak kon worden gedaan over doelmatigheid en doeltreffendheid?

Het Sira onderzoek naar de evaluaties van subsidies geeft als belangrijke bevinding dat de doelmatigheid en doeltreffendheid, alsmede de (on)mogelijkheden deze vast te stellen in evaluatierapporten vaak niet of beperkt aan de orde is. In de evaluatierapporten ontbreekt vaak een methodologische toelichting op hetgeen niet en hetgeen wel kon worden vastgesteld.

61.

Waarom is in slechts 14% van de evaluaties een uitspraak gedaan over de mogelijkheid de doelmatigheid en doeltreffendheid van een subsidie vast te stellen, terwijl in een beduidend groter percentage van de evaluaties uitspraken wordt gedaan over de doeltreffendheid en doelmatigheid?

De vraag heeft betrekking op een vergelijking van verschillende stellingen uit het Sira-onderzoek. Enerzijds gaat het om de stellingen 3 en 4 waaruit blijkt dat respectievelijk 48% van de evaluaties beoogt de vraag te beantwoorden in hoeverre de subsidie doeltreffend is; en 25% beoogt de vraag te beantwoorden in hoeverre de subsidie doelmatig is. Anderzijds blijkt uit stelling 8 dat slechts 14% inzicht geeft in de (on)mogelijkheden om doeltreffendheid en/of doelmatigheid van de subsidie vast te stellen. De stellingen 3 en 4 hebben betrekking op de vraag of er inhoudelijke uitspraken worden gedaan over doelmatigheid/doeltreffendheid (artikel 2:1b RPE); stelling 8 gaat over de methodologie (artikel 2:1d RPE). Het verschil tussen beide scores betekent concreet dat er in een aantal evaluatierapporten wel staat of de subsidie doelmatig cq doeltreffend is; maar waarin niet expliciet is toegelicht hoe en waarom tot deze beoordeling is gekomen.

62.

Hoe is het mogelijk dat in 27% van de evaluaties niet blijkt welke subsidies worden geëvalueerd?

In geval van een brede instrumentenmix blijft in de beleidsdoorlichting vaak onbenoemd welke specifieke subsidie wordt geëvalueerd, terwijl in het subsidieoverzicht wel naar de beleidsdoorlichting wordt verwezen. Op dit punt zullen departementen in de beleidsdoorlichting de specifieke bevindingen voor subsidies worden benoemd. In de opleidingen zal dit worden geëxpliciteerd en onder de aandacht gebracht.

63.

Waarom wordt in de voorgestelde differentiatie van ex post evaluatieregimes gekozen voor de grensbedragen van 0,5 en 10 miljoen euro?

Door onderscheid te maken tussen kleine, gemiddelde en grote subsidies kan gerichter worden geëvalueerd. Er ontstaat minder evaluatiedruk voor kleine subsidies (doelmatigheid) en extra borging van de kwaliteit van evaluaties van grote subsidieregelingen door het betrekken van een onafhankelijke deskundige (kwaliteit).

De grensbedragen geven op basis van de ervaring van de afgelopen jaren een logische spreiding over de drie categorieën (klein, gemiddeld en groot), waarbij het merendeel van de subsidies in de middengroep valt. Ten opzichte van de huidige verplichtingen wordt geschat dat voor 27% van de subsidieregelingen een licht regime gaat gelden, voor 53% hetzelfde regime van toepassing blijft; en voor 19% de onafhankelijke deskundige erbij komt.

64.

Kunt u aangeven waarom u niet heeft gekozen voor de geopperde varianten voor het gedifferentieerde regime voor ex post evaluaties?

De IBO werkgroep heeft als aanbeveling aangegeven een voorkeur te hebben voor de gekozen variant. Deze variant is door zijn eenvoud ook het meest transparant en daarom heb ik voor die variant gekozen.

65.

Hoe wordt in de voorgestelde differentiatie van ex post evaluatieregimes omgegaan met meerdere kleine (al dan niet incidentele) subsidies die vallen binnen een bepaald beleidsprogramma?

Het is aan de departementen hoe ze hieraan invulling geven. Voorkeur is om in dergelijke gevallen te clusteren en de subsidie-evaluatie integraal te betrekken in de beleidsdoorlichting. In een beleidsdoorlichting moeten sowieso de subsidies aan de orde komen die op het artikel staan verantwoord.

66.

Zal in alle gevallen waarin wordt afgeweken van het voorgestelde regime voor ex post evaluatie, dit aan de Kamer worden gecommuniceerd, bijvoorbeeld op de wijze zoals op pagina 41 van het IBO wordt gesuggereerd?

Ja.

67.

Hoe wordt zicht gehouden op de mate waarin het «pas toe of leg uit» principe voor het gedifferentieerde regime leidt tot uitzonderingen? Is het mogelijk de Kamer hierover na enkele jaren te rapporteren?

Dit wordt jaarlijks gerapporteerd bij de subsidiebijlage, waarmee de Kamer jaarlijks direct toegang heeft tot de informatie over de uitzonderingen naar aanleiding van het «pas toe of leg uit» principe voor het gedifferentieerde regime.

68.

Is het efficiënt in alle departementen een «dedicated group» in te richten, terwijl sommige departementen weinig subsidies geven? Is overwogen deze departementen een beroep te laten doen op de «dedicated group» van een ander departement?

Voor de efficiëntie speelt schaalgrootte zeker een rol, voor de effectiviteit is de nabijheid binnen het eigen departement van belang. Het is aan ieder departement om hierin een optimale vorm te vinden waarin de «dedicated group» wordt ingericht. Hierbij is het zeker mogelijk dat departementen aansluiten op groepen van andere departementen. Zo hebben de DUS-I departementen gezamenlijk het I-ECS.

69.

Bent u voornemens in de interdepartementale kennisuitwisseling ook kennis over externe evaluatie een rol te geven, zoals aanbevolen door het IBO?

Ja, zowel in de opleidingsmodule als in de interdepartementale kennisuitwisseling speelt kennis over externe evaluaties een belangrijke rol.

70.

Hoe beoordeelt u de variant van rijksbrede of departementale raamcontracten voor externe evaluaties, zoals in het IBO als variant beschreven?

Ik heb kennis genomen van de voor en nadelen die de werkgroep voor deze variant ziet en constateer dat de werkgroep tot een afgewogen voorkeursvariant heeft besloten.

71.

Welke afspraken heeft het kabinet gemaakt met het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) over de regeldruk bij subsidieregelingen?

Met de ATR zijn werkafspraken gemaakt dat departementen bij de ex ante analyse van subsidies met kleine verstrekkingen gebruik kunnen maken van de expertise van ATR en de voorstellen hiertoe voor advies voorleggen.

72.

Aan hoeveel subsidies zit op dit moment automatisch een horizonbepaling? Zijn dat er meer geworden in de laatste jaren?

In de begrotingsbijlage staat, op nog een enkele uitzondering na, voor alle subsidieregelingen aangegeven wat de horizonbepaling is. Deze is vanaf 2012 ingevoerd en is inmiddels gemeengoed.

73.

Kan figuur 1 voor een langere periode (tien jaar) gegeven worden?

De eerste cijfers van de subsidie-uitgaven conform de Awb definitie zijn opgesteld in het Subsidieoverzicht Rijk 2010. Een langere reeks is op basis van beschikbare cijfers dus niet te maken.

74.

Bij welke hoogte van de subsidie staat het financiële belang van de subsidie niet in verhouding met hetgeen de evaluatie oplevert en behoeft zodoende geen goede ex ante en/of ex post evaluatie te worden gemaakt?

75.

Zijn er harde criteria, bijvoorbeeld de omvang van het subsidiebedrag, die bepalen wanneer het proportioneel is dat er een ex ante evaluatie, een monitoring en een ex post evaluatie plaatsvinden? Zo ja, wat is de omvang van dat subsidiebedrag?

Uitgangspunt voor ex post evaluaties wordt het gedifferentieerde regime, waarbij het evaluatie-instrument proportioneel wordt ingezet. Voor subsidies kleiner dan 0,5 miljoen euro geldt een lichter regime; voor subsidies tot 10 miljoen euro blijft het huidige evaluatieregime van toepassing en voor evaluaties boven 10 miljoen euro worden extra eisen gesteld. Ook voor het ex ante evalueren ligt een proportionele inzet van het evaluatie-instrument voor de hand. Dit betekent vooral dat de evaluaties uitvoeriger (bijvoorbeeld MKBA) worden naarmate het om grotere bedragen gaat; en summierder kunnen naarmate het bedrag geringer is.

76.

Waarom wordt de invulling van het principe «vreemde ogen» bij ex ante onderzoek overgelaten aan de verschillende departementen en is er geen uniform systeem?

De beleidsverantwoordelijkheid en daarmee ook de verantwoordelijkheid voor de ex ante afweging ligt bij departementen. Daarom is de invulling van het «vreemde ogen» principe logischerwijs departementale verantwoordelijkheid.

77.

Is er een ministerie die coördineert of inderdaad elk departement een duidelijk en zichtbaar aanspreekpunt heeft over evaluaties van subsidies?

Nee. Ieder departement is hiervoor zelf verantwoordelijk.

78.

Is het een optie om ook decentrale overheden, met name provincies en gemeenten met meer dan 100.000 inwoners te stimuleren om een duidelijk en zichtbaar aanspreekpunt in te stellen over evaluaties van subsidies?

De decentrale overheden hebben hun eigen autonomie. Indien zij deze aanbeveling willen overnemen dan zijn zij vrij dit te doen.

79.

Staat de opleidingsmodule «Subsidies» bij de Rijksacademie ook open voor medewerkers van decentrale overheden?

De opleidingsmodule is bedoeld voor beleidsmedewerkers van de rijksoverheid en de uitvoeringsorganisaties die onder de departementen vallen. Voor beleidsmedewerkers van decentrale overheden kan materiaal beschikbaar worden gesteld indien zij hier interesse in hebben.

80.

Wordt het netwerk van beleidsmedewerkers die evaluaties begeleiden en uitvoeren, dat het ministerie gaat opzetten, ook opengesteld voor beleidsmedewerkers van decentrale overheden?

Waar wenselijk kunnen beleidsmedewerkers van decentrale overheden met de juiste mensen in contact worden gebracht wanneer zij een specifieke vraag hebben over het begeleiden en uitvoeren van subsidies. Het netwerk van beleidsmedewerkers zoals het vanuit de aanbeveling uit het IBO is beoogd staat echter niet open voor beleidsmedewerkers van decentrale overheden.

81.

Een van de aanbevelingen uit het IBO is een kwalitatief goede ex ante toets; wordt bij de ex ante toets ook meegenomen of de subsidie concurreert met private of marktinitiatieven? Zo nee, waarom niet?

Een goede ex ante toets bevat een analyse of de subsidie concurreert met private en/of marktinitiatieven.

82.

Kunt u in een begrotingsreeks tonen wat de maximale afbouwsnelheid is van subsidies van het Rijk per begrotingshoofdstuk, rekening houdend met juridische en andere verplichtingen?

De maximale afbouwsnelheid wordt niet als zodanig bijgehouden en is ook lastig te definiëren. Zo loopt in de ontwerpbegroting 2018 voor het Ministerie van JenV de subsidie uitstapprogramma’s prostituees af van 1,5 mln in 2017 naar 0 in 2019. In het Regeerakkoord is besloten deze subsidie uit te breiden en te verlengen.

De maximale afbouwsnelheid van subsidies is afhankelijk van een aantal factoren. Ten aanzien van nieuwe individuele aanvragen voor incidentele subsidies geldt dat met onmiddellijke ingang zou kunnen worden besloten deze niet meer te honoreren. Voor lopende subsidies geldt dat de aangegane verplichting, zoals die is vastgelegd in de subsidiebeschikking, moet worden nagekomen. Voor subsidies met een structureel karakter (bijvoorbeeld instellingssubsidies) geldt dat de afbouwsnelheid per instelling moet worden afgestemd op de financiële problemen die afbouw van de subsidie voor de gesubsidieerde instelling oplevert. Op grond van jurisprudentie geldt dat deze periode enkele maanden tot enkele jaren kan bedragen. Voor subsidieregelingen geldt dat zij een maximale levensduur kennen van vijf jaar, en dat gedurende die levensduur subsidies kunnen worden verleend, die ook na expiratie van de regeling kunnen doorlopen.

83.

Waarom richten de verschillende departementen niet op dezelfde manier kennis over subsidies in, bijvoorbeeld in een subsidieportaal dat voor alle departementen gelijk is?

Ten aanzien van de uitvoering is er sprake van steeds meer concentratie naar doelgroepen bijvoorbeeld bij Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) (subsidies van VWS en OCW aan instellingen) en bij RVO (subsidies aan bedrijven en burgers). Subsidies verschillen in aard en omvang sterk per departementen. Dit maakt dat er geen one-size-fits-all benadering past. Wel is een van de aanbevelingen van het onderzoek om kennis actiever te delen – en dat wordt ook actief opgepakt. Zo wordt in september het eerste subsidie-bootcamp georganiseerd, om een vliegende start te geven aan de evaluaties (ex ante en ex post) die het komende jaar gepland staan.

84.

Waarom verschilt het opbouwen «van kennis op één punt» over subsidies per departement?

De aard en omvang van subsidies verschillen per departement. Dit maakt dat er geen one-size-fits-all benadering past. Wel is een van de aanbevelingen van het onderzoek om kennis actiever te delen – en dat wordt ook actief opgepakt. Zo wordt in september het eerste subsidie-bootcamp georganiseerd, om een vliegende start te geven aan de evaluaties (ex ante en ex post) die het komende jaar gepland staan.

85.

Waarom wordt in het IAK geen aandacht besteed aan de aanwezigheid van een goed geformuleerde («SMART») afrekenbare doelstelling?

Het IAK wijst expliciet op het formuleren van SMART doelstellingen indien het gaat om problemen met eenvoudige causale verbanden.

86.

Hoe kan bij afwezigheid van goed geformuleerde (SMART) afrekenbare doelstellingen een uitspraak worden gedaan over de doelmatigheid van enige subsidie?

Bij afwezigheid van een goed geformuleerde doelstelling kan door middel van kwalitatief onderzoek worden aangegeven in hoeverre een subsidie bijdraagt aan een (strategische) doelstelling. In de praktijk wordt soms ook achteraf de beleidstheorie gereconstrueerd, alhoewel een goede onderbouwing van de beoogde doelen en de bijdrage van de subsidie daaraan van te voren uiteraard de voorkeur geniet. In dit opzicht kan ook de inbreng van externe expertise, bijvoorbeeld door vreemde ogen, van meerwaarde zijn.

87.

Hoe vaak is er vastgesteld dat er door tijdsdruk niet mogelijk was om een ex ante effectanalyse te maken?

In het IBO is vastgesteld dat het in de onderzochte subsidies ging om één geval.

88.

Hoe vaak komt het voor dat de verwachte effecten van de subsidieregelingen lastig te zijn voorspellen, waardoor het niet mogelijk is een dergelijke analyse uit te kunnen voeren?

In het IBO is vastgesteld dat het in de onderzochte subsidies ging om vier gevallen.


X Noot
2

Verstrekte subsidies kunnen in delen uitbetaald worden. Het aantal betalingen is daarom groter dan het aantal verstrekte subsidies.

X Noot
3

De cijfers die het CBS publiceert over subsidieverstrekking door decentrale overheden is onderdeel van de Informatie voor derden (Iv3) data. Deze statistieken maken echter geen onderscheid tussen subsidies en bepaalde vormen van inkomensoverdrachten. Hierdoor is op landelijk niveau alleen een inschatting te maken van de budgettaire omvang van subsidieverstrekking op decentraal niveau. De CBS definitie van een subsidie op gemeentelijk niveau behelst alleen een subsidie aan marktproducenten. Om deze reden wordt een groot deel van de door gemeenten verstrekte subsidies gecategoriseerd onder «overige inkomensoverdrachten». Dit is een bredere categorie waarin gemeenten bijvoorbeeld ook uitgaven in het kader van de Participatiewet scharen.

X Noot
4

Verstrekte subsidies kunnen in delen uitbetaald worden. Het aantal betalingen is daarom groter dan het aantal verstrekte subsidies.

X Noot
6

Het bedrag wat er in 2017 daadwerkelijk is uitbetaald is gezien de vraag niet opgenomen in de tabel. Informatie over uitbetaalde bedragen is te vinden met de open data-set op www.rijksfinanciën.nl/rijkssubsidies.

X Noot
7

EZK verstrekt cofinanciering via de managementautoriteiten EFRO. Hierbij dient opgemerkt te worden dat EZK de EFRO programma’s in gezamenlijkheid met decentrale overheden uitvoert, waarbij het beheer op decentraal niveau is belegd (zie Tweede Kamer brief van 20 februari 2018 «Evaluatie rijkscofinancieringsregeling EFRO 2007–2013» waarin dit wordt toegelicht (Kamerstuk 21 501-08, nr. 706)).

Naar boven