34 775 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2018

Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID KOOIMAN

Ontvangen 1 december 2017

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In het opschrift wordt na «2018» ingevoegd: en wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964.

II

In de beweegreden wordt na «behoren» ingevoegd: en dat het wenselijk is om de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 te wijzigen.

III

Na artikel 3 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

In artikel 2.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt: als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 3b

Artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, vervalt: niet zijnde een tijdelijk verblijf als bedoeld in onderdeel e,.

2. In het tweede lid vervalt onderdeel e, onder verlettering van de onderdelen f tot en met i tot onderdelen e tot en met h.

3. In het zevende en achtste lid wordt «onderdeel g» vervangen door: onderdeel f.

IV

De begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1 gemeentefonds worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 300.000 (x € 1.000).

Toelichting

Met dit amendement investeert de indiener € 300 miljoen in de jeugdzorg. Er is de laatste jaren structureel fors bezuinigd op de jeugdzorg. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft aan dat in steeds meer gemeenten tekorten spelen en geeft aan dat het volstrekt onrealistisch is te veronderstellen dat gemeenten in staat zijn jeugdhulp toegankelijker te organiseren terwijl het budget onvoldoende meeloopt met de zorgvraag.

Het gevolg is dat er lange wachtlijsten ontstaan, kinderen die niet (tijdig genoeg) geholpen worden en niet (tijdig) de juiste zorg ontvangen. De dekking wordt gevonden door de gerichte vrijstelling voor extraterritoriale kosten, inclusief de 30%-regeling, af te schaffen. Bij aanname van dit amendement wordt uiteraard ook de bijbehorende lagere regelgeving aan deze wijzigingen aangepast. De geschatte opbrengst van deze maatregel is tenminste € 500 miljoen. Hiermee zorgt de indiener dat gemeenten voldoende middelen en mogelijkheden hebben om goede en tijdige zorg te leveren aan kinderen en gezinnen die dat nodig hebben.

Kooiman

Naar boven