Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2018
Provincie Zuid-Holland is in 2009 een project gestart om tussen Leiden en Utrecht
de treinverbinding te verbeteren. Dit is onderdeel van het MIRT-project HOV-net Zuid-Holland
Noord. Voor dit MIRT-project is in 2014 door IenW een subsidie toegekend.1 Na 2016 bleek dat de gewenste frequentieverhoging samenloopt met een groot tekort
op de exploitatie van de lijn. Dat was voor de provincie Zuid-Holland aanleiding om
samen met IenW, de provincie Utrecht, de gemeenten Leiden en Utrecht, ProRail en NS
de zogenaamde. «versnelde Intercity»-variant te onderzoeken. Hierover zijn tijdens
het Bestuurlijk MIRT-overleg Zuidwest-Nederland van december 2017 afspraken gemaakt.
De onderzochte variant zou naar verwachting een gunstigere exploitatie opleveren,
maar ook extra investeringskosten met zich meebrengen.2
De «versnelde Intercity»-variant houdt in het kort in dat het aantal treinen tussen
Leiden en Utrecht wordt uitgebreid met een sprinter, waardoor de intercity sneller
kan rijden door stations over te slaan. Hierdoor zou de frequentie verhoogd kunnen
worden tot vier treinen per uur. Het afgesproken onderzoek zou onder meer inzicht
moeten geven wat de extra investeringskosten zijn van deze variant.
Parallel aan het onderzoek naar deze variant is door ProRail een onderzoek uitgevoerd naar de stabiliteit van de ondergrond op dit tracé. In beantwoording
van Kamervragen van het lid van Tongeren heb ik u hierover begin 2017 geïnformeerd.3
Uitkomsten onderzoeken
Onlangs zijn de beide onderzoeken afgerond en met de regionale partners besproken.
Ten aanzien van het onderzoek van de «versnelde Intercity»-variant wordt bevestigd
dat deze variant vanuit vervoerskundig opzicht een aantrekkelijk reizigersproduct
oplevert. ProRail stelt dat uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat de huidige
dienstregeling nu en in de toekomst veilig uitgevoerd kan worden. Bij frequentieverhoging
moet op een groot deel van het traject extra maatregelen getroffen worden vanwege
de baanstabiliteit, dit zou dan ook gelden voor de «versnelde intercity» variant.
Een voorlopige inschatting van ProRail is dat met deze aanpassingen circa € 175 mln.
(+/- 23%) is gemoeid. Voor alle betrokkenen kwam de omvang van deze problematiek als
een verrassing, waarmee in financiële zin geen rekening is gehouden. Daarbovenop komen
de kosten die met de «versnelde- Intercity»-variant sec, zoals extra spoor bij Bodegraven,
te maken hebben. De kosten daarvan worden tussen de € 65 mln. – € 85 mln. geschat.
Op dit moment vindt er nog nader onderzoek plaats naar de omvang van de kosten. Daarnaast
wordt gekeken naar mogelijkheden om te optimaliseren om zo de kosten omlaag te brengen,
zonder dat de benodigde veiligheid in het geding komt. Zo wordt onder ander nagegaan
of de huidige spitssprinter tussen Leiden en Alphen aan den Rijn doorgetrokken kan
worden naar Utrecht, zodat de reiziger op korte termijn al een beter product kan worden
geboden.
Tot slot
De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven naar aanleiding van beide onderzoeken in
overleg te treden met de betrokken partijen. In het najaar, voor het Nota-overleg
MIRT, zal ik u nader informeren over de voortgang van het MIRT-project Leiden–Utrecht.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven–van der Meer